De toupet en zijn vertederende, zelden geslaagde verhulling

Het ding De spullen om ons heen en de dingen die we gebruiken: ze laten zien wat we belangrijk vinden en hoe de wereld verandert. Deze week: de toupet.


Foto Getty Images, bewerking NRC

Ik zag de man in een restaurant zitten, tien tafeltjes bij me vandaan. Er was iets bijzonders aan zijn gezicht, iets met de verhoudingen misschien, of een kleine asymmetrie. Toen zag ik het – zijn slapen waren grijs, maar het haar bovenop zijn hoofd was volmaakt kastanjebruin, als dat van een pop. De man droeg een toupet. Ik moest aan mijn vader denken, die het als een groot onderschat talent van hemzelf beschouwde dat hij het direct zag als iemand een toupet droeg.

Er zijn weinig objecten die me zo vertederen als de toupet. Dat lapje haar dat boven op de schedel wordt gelegd om kaalheid te maskeren; een uitvloeisel van de klassieke comb over, waarbij het zijhaar schuin over de schedel wordt gekamd.

De toupet (dat letterlijk ‘plukje haar’ betekent) kwam in de achttiende eeuw in Frankrijk op, maar verloor momentum na de Franse Revolutie (1789), toen het naturalisme weer hoger aangeslagen werd. Gelukkig kreeg de toupet een nieuw leven in de Verenigde Staten, waar het toupet-patent in 1921 werd aangevraagd. Waar de Franse toupet vaak een overdreven verfraaiing aan het kapsel toevoegde (denk aan een spectaculaire krul), draaide de Amerikaanse variant om onzichtbaarheid.

Achteraf kunnen we de periode tussen 1950 en 1970 beschouwen als de gouden eeuw van de toupet. In 1950 droegen 350.000 Amerikanen er eentje, in 1970 waren het er 2,5 miljoen. Volgens een artikel in Time Magazine uit 1970 kwam dit voornamelijk door verbeteringen in het productieproces: de toupet werd steeds minder opvallend. Hoe onzichtbaarder de toupet, des te beter hij functioneert. De toupet is een paradoxaal en buitengewoon interessant object: het voegt iets aan het uiterlijk toe, in de hoop een afwezigheid (van haar) te verhullen.

Maar wat mij zo vertedert: die verhulling is zelden helemaal geslaagd. Je ziet het meestal toch. (Mijn vader zag het naar eigen zeggen dus zelfs altijd.) Uitzonderingen zijn Hollywood-sterren, die een hele make-up-crew achter zich hebben: denk aan Sean Connery die soms een toupet droeg tijdens filmopnames, Humphrey Bogart, Frank Sinatra, James Stewart.

Maar de afgelopen jaren is de toupet zeldzamer geworden. (Alleen mannen van eerdere generaties dragen ze nog; looking at you, Donald Trump.) Men heeft andere manieren gevonden in de strijd tegen de kaalheid. Verhulling is minder noodzakelijk geworden, nu aanpassing een mogelijkheid is: haarimplantaten zijn gemeengoed geworden. Haarzakjes worden dan ‘geoogst’ op plekken op het hoofd die rijk zijn aan haar, en elders op de schedel geplant, waardoor het haar op een natuurlijke manier teruggroeit, zodat er geen contrast ontstaat tussen het oude haar en het ‘nieuwe’, zoals bij de toupet.

Tienduizenden Nederlanders (precieze aantallen zijn niet te vinden) bezoeken jaarlijks een kliniek op eigen bodem of in Turkije (waar de ingreep aanmerkelijk goedkoper is) die hun weer een acceptabele bos aanbieden. Bekende figuren die zich eraan hebben gewaagd: Dick Advocaat, Wesley Sneijder, Arie Boomsma, Özcan Akyol. Van de meesten van hen ben je inmiddels vergeten dat ze ooit kalend of kaal waren, er zijn oude foto’s voor nodig om het verschil tussen toen en nu te zien.

Als we een beetje uitzoomen, kunnen we een bredere trend zien: veel moderne cosmetische ‘verbeteringen’ zijn niet langer exogeen, het zijn geen aparte objecten die we moeten integreren in ons uiterlijk (de toupet, de bril die terrein verliest aan de laser-oog-operatie). Nee, het zijn ingrepen in onszelf, we hoeven niks meer te integreren, want de ‘verbetering’ wordt direct deel van ons.

Dit kun je ontegenzeggelijk als vooruitgang zien. Maar ik vind het zonde. Niet alleen omdat er op deze manier dingen ‘uitsterven’, maar omdat dit ding me dierbaar is. Ik steun de dappere toupetdrager. Hij loopt dagelijks rond met het risico dat iemand ‘het ziet’, het geheim kan elk moment onthuld worden. Hij lijdt, hij doorstaat, en verdient zijn overwinning (als niemand het ziet) dan ook zonder meer. Iedereen met een zak geld kan daarentegen een haartransplantatie ondergaan. Er zijn geen helden, op die operatietafel.

De man in het restaurant keek me aan, even verwijdden zijn pupillen. Hij wist dat ik het wist. Maar hij voelde dat zijn geheim veilig was bij mij. Dat ik ervoor zou strijden, als dat nodig was.