Ted Duijvestijn (59) kijkt vanuit een zaaltje door een groot raam naar duizenden paarsverlichte tomatenplanten. Daarboven bewegen zwarte stipjes in de lucht. Het zijn de kleinste ‘werknemers’ van het tomatenbedrijf: hommels. De kas is vijf hectare groot, indrukwekkend misschien voor een buitenstaander. Voor Duijvestijn is het slechts een van de zes kassen van het bedrijf.
Ruim zestig jaar geleden, twee jaar voor Ted werd geboren, begon zijn vader Leo Duijvestijn een tomatenteeltbedrijf in het Westland. Nu is Duijvestijn Tomaten (omzet in 2023 bijna dertig miljoen) vijftien keer zo groot en produceert het zo’n tweehonderd miljoen tomaten per jaar. Vorig jaar werd het gekocht door Cibus Fund II, een Brits investeringsfonds. Het bedrijf moet als blauwdruk dienen voor uitbreiding in het buitenland.
Niet alleen de schaal van Duijvestijn Tomaten, gelegen aan de Komkommerweg in Pijnacker, is opvallend. De tuinbouwsector is van oudsher een grootverbruiker van gas. Maar Duijvestijn was een van de eerste telers die overstapte op aardwarmte. Het grootste deel van de warmte voor de kassen wordt meer dan twee kilometer diep uit de aarde gehaald. Daarbij komt de elektriciteit van 2.500 zonnepanelen op het dak. De tuinder wist ook verspilling van tomatenoverschotten te voorkomen, draait bijna volledig op regenwater en probeert met innovatieve oplossingen groenafval terug te dringen.
Ted Duijvestijn herinnert zich het tomatenplukken uit zijn jeugd. Vrienden, klasgenoten, buren – als het druk was kwam iedereen helpen. Samen oogsten, schoonmaken, of de tomaten ‘trillen’ (bewegen met de hand, zodat het stuifmeel vrijkwam).
Hij was jong, een jaar of twintig, toen zijn vader door de ziekte MS steeds minder kon doen. Voor zijn gezondheid was het beter naar het warme Spanje te gaan, en zijn moeder ging mee. „Op een gegeven moment kon hij niet meer. Hij zei: jongens, die dromen die jullie hebben voor het bedrijf. Ik kan het niet meer doen, jullie moeten het zelf gaan doen.”
Op zijn 23ste kreeg hij officieel de leiding over het bedrijf, met zijn jongere broers Peter en Ronald. Later sloot ook de jongste broer Remco aan. Gebr. Duijvestijn, heet het bedrijf dan.
Duijvestijn heeft een krantenknipsel meegenomen. In de Westlander Courant van 1996 is een jonge Ted te zien. Gefotografeerd in de kas zit hij gehurkt tussen jonge tomatenplantjes. „We willen de energiediscussie op gang brengen”, zegt hij in het artikel over energiebesparende maatregelen in de kassen, om geld te besparen en voor een beter klimaat.
Misschien was het wel mede omdat ze zo jong op eigen benen moesten staan, dat de broers zo durfden te innoveren. „Er zat al jong veel zelfstandigheid in. En een drive om nieuwe dingen te doen. We gaven elkaar daar veel ruimte voor.”
Ted Duijvestijn is nog verbonden aan het bedrijf als ambassadeur, maar in 2016 nam Ad van Adrichem (nu 43) het dagelijks bestuur over. Van Adrichem wilde na de Hogere Tuinbouwschool eigenlijk zijn eigen ‘tuin’ beginnen, net als zijn vader die in de komkommers en orchideeën zat. „Peter Duijvestijn belde mij op, of ik een paar weken de teelt kon komen doen.” Hij lacht. „Dat was in 2005.”
Het klikte gewoon met de broers, zegt hij. „Misschien omdat we altijd openstonden voor nieuwe dingen.” En in dit bedrijf moet je ook de techniek leuk vinden. „Het is een heel technisch vak geworden. Aardwarmte bijvoorbeeld, dat is een business op zichzelf. Andere bedrijven doen alléén aardwarmte, en leveren dat vervolgens aan tuinders. Wij doen het allebei.”
Duurzamer, maar niet biologisch
In de tomatenkassen loopt de aardwarmte via bruingrijze buizen onder de tomaten door. Met 21 graden is het aangenaam warm in de kas. Met zijn bruine haar onder een blauw haarnetje en over zijn kleren een witte overall, laat Van Adrichem een van de kassen zien. Er staan honderden rijen tomatenplanten, elk met honderden planten achter elkaar. Ze groeien een klein stukje boven de grond uit doosjes, tot wel veertien meter. In de lucht worden ze weer naar beneden geleid, en dan weer omhoog. Zo ontstaan er een soort lussen van stengels. De tomaten zelf – lichtgroen, oranje en rood – hangen op schouderhoogte zodat ze makkelijk te plukken zijn.
Van Adrichem wijst naar boven. „Het licht lijkt paars, maar eigenlijk is het rood met een klein beetje blauw en wit. Dat bleek het minste energie te kosten.” Door één van de kassen in de winter te verlichten kunnen ze het hele jaar rond produceren, vertelt Van Adrichem. „Deze zijn in september geplant en oogsten we sinds december. Vandaag gaat het licht uit tot volgend jaar.”
Hoewel dit bedrijf prat gaat op z’n duurzaamheid, zijn de tomaten die hier groeien niet biologisch. „Als je biologisch wil zijn in Nederland, moet je per se in de volle grond telen”, zegt Van Adrichem. „Als je in de grond teelt, moet je steeds aan vruchtwisseling doen. En wij zijn gespecialiseerd in de tomaat.”
Toch is de bestrijding die de tuinder gebruikt meestal wel biologisch. „Uit deze eitjes komen de vliegjes. Dat zijn de natuurlijke vijanden van bepaalde insecten die hier vliegen.” Van Adrichem wijst omhoog. „We hebben hier kaarten hangen waar insecten op blijven plakken met een camera erop. Er wordt elke dag een foto van gemaakt en die gaat naar de cloud. De computer berekent of er een toename is van bepaalde insectensoorten. Alleen als we het verliezen met onze biologische bestrijding proberen we het kortdurend met een ander middel. Maar dat gebeurt eigenlijk heel zelden. We hebben er speciaal een bioloog voor in dienst.”
Van achter Van Adrichem zwelt een waarschuwingssignaal aan. Het is een robotkarretje dat over het pad rijdt. „Geen zorgen: hij stopt automatisch als-ie je ziet”, zegt Van Adrichem. „Hij rijdt de lege dozen naar het personeel, en dan oogsten ze die vol en rijdt hij weer terug.”
In de winter werken er ongeveer 75 mensen bij Duijvestijn Tomaten, vertelt Van Adrichem, in de zomer 150. De verschillende tomatensoorten (denk aan trostomaten, pruimtomaten en ronde tomaten) van het bedrijf liggen onder meer in grote Nederlandse en Britse supermarkten.
Twee kilometer diep
De aardwarmte wordt opgepompt op het terrein zelf. Van Adrichem wil dat wel laten zien. Maar eerst pakt hij witte helmen uit een kast. „Vanaf hier is het officieel een mijnbouwlocatie, daar gelden weer andere regels.” Langs grote installaties loopt hij naar de plek buiten op het terrein waar een flinke zwarte buis de grond uit komt. Een rode pijl naar boven laat zien dat hier warmte omhoog komt. „Elke honderd meter dat je dieper in de grond gaat, wordt het ongeveer drie graden warmer. Dit water komt uit een zandlaag ruim twee kilometer diep.”
Hiernaast, Van Adrichem wijst naar een andere buis een paar meter verderop, met een blauwe pijl erop, gaat de warmte weer de grond in. „Hier ligt het naast elkaar. Onder de grond gaat het schuin uit elkaar, om een grote afstand te creëren. Op het diepste punt liggen de buizen 1.600 meter uiteen. Het duurt tussen de dertig en vijftig jaar voordat het water onder de grond is teruggevloeid naar de plek waar wij het weer onttrekken. In die tijd is het opgewarmd.”
Het bedrijf werkt al sinds 2011 met aardwarmte. Het balletje ging jaren eerder rollen toen Ted Duijvestijn door de ruimtelijke visie van de gemeente zat te bladeren voor de locatie waar het bedrijf wilde nieuwbouwen. Duijvestijn: „‘De ondergrond is geschikt voor aardwarmte’, stond er. Dat zinnetje, en verder niks. Toen zei ik tegen Ad van: dit heb ik gelezen. En ik hoor dat er bij de TUDelft een bijeenkomst is over aardwarmte. Zullen we gaan?”
Pionieren gaat niet vanzelf, zegt Duijvestijn. Zo brak de pomp een keer af. „Die stortte naar beneden, kilometers diep, en moesten we er weer uitvissen. We belden allerlei bedrijven die zeiden: ‘Dit is klaar, pech, stop er maar mee’. Maar de mensen van onze eigen technische dienst hebben zelf een soort grijpinstrument gemaakt en hem eruit gevist. Terwijl de professionals zeiden: die vent is helemaal gek.”
Kartonnen dozen van tomatenvezels
De jacht op duurzaamheid gaat niet alleen over energie, maar ook over verspilling. Van water, bijvoorbeeld. Duijvestijn gebruikt de grond niet alleen voor warmte, maar ook voor de opslag van regenwater. „Wij gebruiken eigenlijk bijna alleen regenwater in het bedrijf”, zegt Van Adrichem. „In de winter valt er heel veel, meer dan we nodig hebben. Dat vangen we op in grote silo’s, maar op een gegeven moment zitten die ook vol. Er zit hier ook een zandlaag op ongeveer veertig meter diep. Daar pompen wij het water in. Zo creëren we ons eigen zoetwaterbassin. In de zomer pompen we het terug omhoog.”
Een andere missie van het bedrijf is het tegengaan van groenafval. Overschotten van tomaten zijn er niet meer, overbodige tomaten worden op het bedrijf in een eigen oven gedroogd voor tapenades. Maar dan zijn er nog de duizenden kilo’s tomatenstengels die naar het groenafval gaan. Het is een grote ergernis voor het bedrijf. Liever zouden ze die ook hergebruiken.
Daar zijn ze ook uitermate geschikt voor, vertelt Van Adrichem. „Tomatenplanten kan je versnipperen en drogen. Als je tomatenvezels toevoegt aan oud papier, maak je het sterker”, zegt hij. „Daardoor kan je papier zeven keer vaker recyclen. Wij hebben wel eens honderdduizend verpakkingsdozen laten maken met oude tomatenvezels, dus het is de moeite.”
Duijvestijn Tomaten produceert zo’n 200 miljoen tomaten per jaar.
Foto’s: Merlin Daleman
De zoektocht naar een manier om tomatenstengels nieuw leven te geven, loopt al twaalf jaar en is weerbarstig. Er is een poging gedaan er kleding van te maken. Een hogeschool in de regio lukte het T-shirts te maken met tomatenvezels. Maar dat bleef bij een pilot. Doosjes voor tomaten met tomatenvezels zijn eenvoudiger te maken en duurzaam, maar verpakkingsbedrijven wilden er geen extra geld voor betalen. „Het laat ons niet los”, zegt Van Adrichem. „Inmiddels werken we samen met een grote afvalverwerker en papierfabrikant om er hopelijk op grote schaal papier van te maken, als alternatief voor bomen.”
Andere droomprojecten? Het bedrijf onderzoekt of het CO2 kan onttrekken aan de buitenlucht om in de kassen te brengen voor de planten. Ook doet de Wageningen Universiteit er een proef om te zien of ze al het grasland rond de kassen kunnen inzaaien met inheemse planten, zonder dat tomaten in de kassen daardoor last krijgen van ongewenste insectenbezoekers.
Die projecten komen, als ze slagen, straks onder een nieuwe eigenaar tot stand. Duijvestijn Tomaten werd vorig jaar voor een bedrag dat niet bekend is gemaakt overgenomen door The Flavour Farm, een portfoliobedrijf van Cibus Fund II, een Brits investeringsfonds met agrarische roots. De ambitie is om op andere plekken in Europa vergelijkbare teeltbedrijven op te tuigen met eenzelfde duurzame productiewijze. Door overnames, of door nieuwe vestigingen te openen.
„We zijn op zoek naar locaties in Europa waar de duurzame energie aanwezig is”, zegt Van Adrichem. „Ik mag er nog niet te veel over vertellen, maar we hebben al een aantal plekken op het oog.”