De sterke nieuwe roman van Zadie Smith gaat over de onmacht van woorden en de macht van leugens

Recensie Boeken

Zadie Smith Liefde is in Engeland geen hartstocht, maar een optelling, schrijft Smith in haar roman Charlatan. Complotdenkers, de theeslurpende elite en Charles Dickens neemt ze vilein de maat.

Frederick Sargent schilderde ergens tussen 1873 en 1899 het Tichborne- proces, in het midden Henry Bogle.
Frederick Sargent schilderde ergens tussen 1873 en 1899 het Tichborne- proces, in het midden Henry Bogle.

Charles Dickens kon veel, maar complexe vrouwelijke personages neerzetten was niet echt zijn specialiteit. En daar komt ruim anderhalve eeuw later zijn land- en ambtgenoot Zadie Smith aan zetten. De historische roman zei ze tot voor kort tot elke prijs te willen vermijden. Als mensen haar vroegen waarom ze Engeland had verlaten, was dat ‘omdat ik geen historische roman wil schrijven’, schreef ze deze zomer in een essay in The New Yorker met de titel ‘On Killing Charles Dickens’. Nu is-ie er dan toch: de historische roman Charlatan, die zich afspeelt in de tijd van en rondom de literaire kringen waarin Charles Dickens zich bevond, met als hoofdrolspeler de geestige, vileine weduwe Eliza Touchet.

Touchet is niet alleen slimmer dan de meeste mannen om haar heen, ze heeft tevens een hekel aan Dickens. De schrijver, die uiteraard sterft in de roman, is volgens haar weliswaar talentvol, maar ze ziet ook een opportunist die interesse heeft in de onderkant van de samenleving om er zelf beter van te worden, die zich levens toe-eigent en geen gevoel voor humor heeft. Een voorbeeld daarvan: wanneer Touchet in een discussie iets zegt, antwoordt Dickens: ‘Touché, mevrouw Touchet’. Hij zal die woordgrap nog vaak herhalen: ‘Dickens was altijd de enige geweest die erom moest lachen. Werkelijk de enige’, schrijft Smith.

Dat Touchet meermaals met Dickens in aanraking komt, is omdat ze bij haar neef en geliefde William Ainsworth woont. Hij is eveneens schrijver, en een van zijn romans kan in populariteit concurreren met Dickens. Desondanks is hij natuurlijk toch de mindere en wordt hij in een genadeloze kritiek neergezet als een auteur wiens oeuvre ‘doorgaans volstrekt oninteressant is, behalve waar het tegen de borst stuit’. Smith neemt uitgebreid de ruimte om te vertellen hoe slecht Ainsworths proza was (hij was een bestaande, zij het inmiddels vergeten schrijver) met de prettige bijkomstigheid dat ze er daarna rustig uit citeert: ‘In het herenhuis waren sinds de oplevering geen materiële veranderingen aangebracht. Ja, zelfs het oorspronkelijke meubilair, met alle stoelen, bedden, antieke spiegels en draperieën, was zorgvuldig geconserveerd’, waarna nog een halve pagina beschrijving volgt. Fijntjes merkt Touchet op dat sommige delen in de romans van haar neef niet te onderscheiden zijn van een makelaarsrapport. Zie het als een les van Smith aan de lezer in de do’s en don’ts voor de historische roman: bezondig je niet te veel aan details, ook al heb je je goed ingelezen.

De macht van leugens

Smiths Charlatan gaat in feite over schrijven. Niet alleen van historische romans, maar ook over de rol van de schrijver, het koppelen van actuele discussies aan geschiedenis, het opschrijven van pijnlijke geschiedenissen, de onmacht van woorden en de macht van leugens – waarbij leugens nadrukkelijk niet gelijkgeschakeld moeten worden aan fictie. Bij zowel Smith als bij Dickens weten we: één verhaallijn is geen verhaallijn. We weten ook dat beiden vakman genoeg zijn om alle verhaallijnen tot een grandioos geheel te laten samensmelten. Bij Dickens staan de personages voor een groter verhaal, bij Smith staat Touchet voor zowel de kracht als het probleem van fictie.

Smith baseert zich in haar roman op de waargebeurde Tichborne- zaak die in 1871 de Britse gemoederen verhitte

Touchet had natuurlijk geen stem in haar tijd. Ze heeft, zoals zoveel personages in deze roman, wel bestaan (haar gesigneerde exemplaar van A Christmas Carol werd voor een enorm bedrag geveild, vermeldt het nawoord). Ze schonk port voor de literaire gasten, dromend van een eigen schrijverscarrière en vrijheid in doen en laten. Wie eveneens geen stem heeft, is de man wiens verhaal Touchet wil opschrijven: de slaafgemaakte Bogle, die op een suikerrietplantage te werk is gesteld. Hij is een belangrijke getuige in een rechtszaak over de identiteit van een verloren zoon. In Londen vertelt Bogle aan Touchet zijn verhaal vanaf het moment dat zijn vader wordt verkocht aan een Schot die hem naar Jamaica vervoert. Dat Touchet zich hier net als Dickens bezondigt aan ‘toe-eigening’, is ironie die haar zelf ontgaat. Bogles geschiedenis is een apart deel in Smiths roman, waarin ze een ander soort historische roman neerzet: geen potsierlijk Londen in Victoriaanse tijd, maar de keerzijde van het thee slurpende land met al die suiker erin.

Het Bogle-deel is sterk omdat het slavernijverhaal in grove lijnen wordt verteld, waarmee Smith accentueert dat die geschiedenis veel witte plekken kent. Het schrijversdeel met Dickens, Ainsworth en Touchet is prettig vilein en rijk, en de verloren stem van de vrouw is weliswaar modieus op dit moment, maar desalniettemin hier goed gelukt. En kleine observaties over de Engelsen zijn schitterend, zoals: ‘Hier in Engeland was liefde geen hartstocht maar een soort optelling, een samenvoeging’. Het sterkst is de roman over en rondom de rechtszaak over de verloren zoon, waar je als lezer af en toe het gevoel hebt in een Donald Trump-zaak terecht te zijn gekomen.

Complottheorieën

Smith baseert zich in haar roman op de waargebeurde Tichborne-zaak die in 1871 de Britse gemoederen verhitte. Het geval wilde dat Roger Tichborne, erfgenaam in een rijke familie, in 1845 op 25-jarige leeftijd verdronken zou zijn bij een scheepsramp. Zijn moeder kan niet geloven dat haar zoon dood is, en grijpt elke strohalm aan in haar zoektocht naar een levensteken. Wanneer er geruchten komen dat haar zoon in Australië zou zitten, plaatst ze daar advertenties in de lokale kranten. De naar Australië vertrokken slager Thomas Castro ziet die en meldt zich bij de rouwende moeder als zijnde haar zoon. Zij herkent haar zoon in hem, de rest van de familie gelooft er niets van. De zaak kreeg veel aandacht, niet alleen omdat de ‘nieuwe’ Roger gevat was en veel mensen hem wilden geloven, maar ook omdat hier de gewone man opkwam voor zichzelf. De nieuwe Roger wordt verdedigd door een advocaat die zijn toehoorders slim trakteert op valse sentimenten, alsof je een toekomstige Brexiteer hoort debatteren.

Smith zet hier fictie en de houdgreep van de complottheorie mooi tegenover elkaar. Het publiek dat op de rechtszaak afkomt, is anders dan de groep die Touchet had ontmoet bij abolitionistische bijeenkomsten. Waar Touchet zich wel druk maakte om de onderdrukte medemens overzee, hebben haar stadsgenoten haar zelden geïnteresseerd. Touchet mag dan een slimme vrouw zijn, zelf op zoek naar vrijheid – een farce is ze eveneens. De mensen in de rechtszaal zijn stupide, aldus Touchet, die vol walging kijkt naar spandoeken met de leuzen ‘Geen onderdrukking! Eerlijke kansen voor iedereen!’

Terwijl steeds duidelijker wordt dat er niets klopt van wat de nieuwe Roger zegt, zet het publiek de familie Tichborne weg als ‘schimmige lui’. De nieuwe Roger probeert die schimmigheid aan het licht te brengen. Hij wordt de messias die durft in te gaan tegen de elite, de rechterlijke macht en kritische journalisten. Eliza kijkt ernaar en weet: tegen zoveel domheid is geen kruid gewassen.

Terwijl de zaak zich voortsleept, maakt Smith intussen haar punt meer dan duidelijk: je kunt zoveel verhalen vertellen als je wilt, complottheorieën zullen altijd sterker blijken.