De sportvrouw komt er bekaaid af in het wetenschappelijk onderzoek

De ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in de sport is terug te zien in het medisch onderzoek. Naar vrouwelijke sporters wordt veel minder onderzoek gedaan.

Schaatser Jutta Leerdam.
Schaatser Jutta Leerdam.

Foto Vincent Jannink/ANP

Eén keer spreekt een vrouwelijke sporter zich uit over menstruatieklachten – schaatser Jutta Leerdam, tijdens de wereldbekerwedstrijden – en meteen haalt ze het nieuws. Goh, een vrouw die zich niet zo lekker voelt omdat ze ongesteld is. Een week later vertelde Leerdam dat ze beter in haar vel zit sinds ze niet meer zo strikt op haar voeding let en wat is aangekomen. Hop, alweer nieuws! Het laat zien hoe er tegen het vrouwenlichaam wordt aangekeken, alsof het iets bijzonders is.

De vrouw als uitzondering is niet uitzonderlijk. Dat is ze ook in de medische wetenschap. Vrouwelijke sporters komen er bekaaid af in het onderzoek naar sportgeneeskunde, blijkt uit een Amerikaanse analyse van 669 studies die tussen 2071 en 2021 in zes gezaghebbende sport-medische wetenschappelijke tijdschriften verschenen. Van al die studies ging 71 procent alleen over mannen. Onderzoek exclusief naar vrouwen besloeg maar 9 procent van het totaal. Slechts een vijfde van de sport-medische literatuur ging over zowel mannen als vrouwen, stond eind december in The American Journal of Sports Medicine.

In sommige sporten waren vrouwen vaker dan gemiddeld het onderwerp van een onderzoeksvraag, zoals bij volleybal. Bij veel sporten werd het onderzoek sterk gedomineerd door mannen, zoals bij rugby. Alleen gekeken naar softbal werden vrouwen relatief vaak bestudeerd, maar honkbal en softbal samen leverde dan weer een overweldigende meerderheid mannenstudies op: 91 procent. Wat niet zo verwonderlijk is: honkbal is een typische mannensport is en behoort tot de drie grootste Amerikaanse sporten. De ondervertegenwoordiging door vrouwen zal dus deels een gevolg zijn van hun geringe deelname in de populairste sporten. Maar zo kun je de bal ook weer terugkaatsen, want waarom bestaat dat verschil tussen mannen- en vrouwensporten? Verder dan een korte uiteenzetting over de opkomst van vrouwen in de sport sinds de jaren zeventig, gaat het niet.

Veel data verzamelen

De onderzoekers opperen dat de ongelijkheid tussen mannelijke en vrouwelijke atleten zich uitstrekt tot het medisch onderzoek. Ongelijkheid houdt ongelijkheid in stand, kun je zeggen. Onderzoek naar mannen is ook makkelijker omdat profteams van mannen veel data verzamelen over blessures. En misschien, schrijven de auteurs, heeft het feit dat er veel minder vrouwelijke sportartsen zijn, er ook iets mee te maken. Vrouwen doen vaker onderzoek naar vrouwen.

Als een van de belangrijkste verklaringen voor de ongelijkheid wordt geld genoemd. In sporten waarin veel geld omgaat, is ook meer geld voor onderzoek. En waar zit het meeste geld? Precies: de ‘Big 3’. Honkbal, American football en basketbal. De sporten die ook 75 procent van de zendtijd voor sport krijgen.

Meer onderzoek naar sportvrouwen is wenselijk, schrijven de onderzoekers. Omdat ze vaker dan mannen geblesseerd raken, en omdat er verschillen zijn in anatomie en hormonen bijvoorbeeld. Wetenschappelijke tijdschriften hebben ook een verantwoordelijkheid, vinden de auteurs. Ze kunnen wat meer druk uitoefenen op onderzoekers om vrouwen mee te nemen in hun studies.