N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie Boeken
Drago Jancar In zijn nieuwe roman laat deze bekroonde Sloveense schrijver het grote leed van zijn land samensmelten met een dramatische liefdesgeschiedenis.
Het kwaad kondigt zich aan met het geluid van een knetterende motorfiets. Je bent dan halverwege de nieuwe roman van Drago Jancar en voelt je inmiddels thuis bij de zonderlinge personages die hij voor je heeft opgetrommeld.
Het is lente, 1961. De kranten staan vol nieuws over de eerste bemande ruimtevlucht van de Sovjet-Unie. Maarschalk Tito, de Joegoslavische leider, wordt als een halfgod vereerd, vooral door hen die tijdens de Tweede Wereldoorlog als partizanen aan zijn zijde hebben gevochten en zich niet van dat heldhaftige verleden kunnen bevrijden. Regelmatig komen ze bijeen om hun herinneringen met drank te overgieten, maar ook om te schelden op hun stadsgenoten die vriendschappelijk met de Duitse bezetters omgingen. Dat laatste is niet zo vreemd, want de stad Maribor, waar de roman zich afspeelt, ligt bij de grens met Oostenrijk en telt behoorlijk wat etnische Duitsers van wie sommigen tijdens de oorlog de kant van de nazi’s hebben gekozen of door hen zijn ingelijfd.
De hoofdpersoon van de roman is het jongetje Danijel. Hij is op een leeftijd dat een kind de wereld begint te verkennen en zich afvraagt waarom de volwassenen doen wat ze doen. Soms kan hij hun gedrag niet volgen, zeker als er iets verschrikkelijks gebeurt. Maar dan laat hij zijn rijke fantasie op de werkelijkheid los om die te verzachten.
Aan het begin van de roman, die niet toevallig Bij het ontstaan van de wereld heet, loopt Danijel op de gebeurtenissen vooruit en trekt hij de conclusie ‘dat het ging om het grote verhaal van het leven, dat zich sinds het ontstaan van de wereld in ontelbare varianten afspeelt.’ Je snapt meteen waarom Jancar teruggrijpt op verhalen uit het Oude Testament om de gebeurtenissen in zijn roman universeel te maken.
Vandaar de naam Danijel, die verwijst naar het gelijknamige bijbelboek waarin Daniël aan koning Nebukadnessar uitlegt dat diens droom over een ineenstortend beeld met een hoofd van goud, een borst en armen van zilver, benen van ijzer en voeten van leem de ondergang van zijn rijk aankondigt.
Vandaar ook de lokale priester, pater Alojzij, die het jongetje aan de hand van het verhaal van David en Goliath aanmoedigt om tegen de zonde (van de wellust) te vechten. En vergeet de gepensioneerde geschiedenisleraar professor Fabijan niet, die Danijel in zijn met landkaarten en boeken volgestouwde studeerkamer het wereldraadsel probeert te verklaren en hem uitlegt wat macht met mensen doet.
Sensuele vrouw
Dat wereldraadsel bestaat in Danijels verbeelding uit de belevenissen van de sensuele Lena, die op een dag zijn benedenbuurvrouw wordt. Vanaf het moment dat ze met haar twee koffers van het platteland in de stad verscheen, is hij door haar geheimzinnige schoonheid gefascineerd. Hij doet niets liever dan haar bespieden, zoals David bij de mooie Bath-seba deed. En algauw eigent hij zich Lena in gedachten toe.
Als zich op een dag een stoorzender aandient in de vorm van Pepi, een loodgieter met schoenmaat 48, raakt zijn verbeeldingswereld ontwricht. In zijn fantasie waant hij zich koning David, die het bevel geeft om zijn ‘concurrent’ naar Auschwitz, het Joegoslavische leger in Macedonië, of, nog verder weg, naar het Vreemdelingenlegioen in Noord-Afrika te sturen.
De situatie wordt nog ingewikkelder voor Danijel als zich een tweede aanbidder van Lena aandient, de levenslustige rokkenjager Guido. Lena zwicht voor zijn charme, met dramatische gevolgen, die zich in de hierop volgende zes maanden voltrekken.
Dat het misgaat, weet je al vanaf de eerste bladzijden van deze roman, die je aan de hand van een eenvoudig drama op de kern van het menselijk bestaan wijst. Dat drama behelst niet alleen de ontsporende liefdesperikelen van Lena, maar ook het dagelijks leven in Maribor, waar de erfenis van de Tweede Wereldoorlog de verhoudingen bepaalt. Met zijn nieuwe boek levert Jancar (1948) dan ook een bijna filosofisch vervolg op zijn twee eerdere door Roel Schuyt in fraai Nederlands vertaalde romans Die nacht zag ik haar (2018) en En ook de liefde (2020). Ging het daarin over verraad en collaboratie tijdens de Duitse bezetting van Slovenië, in Bij het ontstaan van de wereld komen de naweeën daarvan aan de orde.
Het duidelijkst worden die verwoord door professor Fabijan. Als hij het met Danijel over de mogelijke terugkeer van Jezus op aarde krijgt, zegt hij dat dit nooit in Slovenië zal gebeuren, ‘omdat de mensen hier elkaar zo haten’. Als Danijel hem vraagt of dat in Rusland niet net zo is, antwoordt Fabijan: ‘Ja, daar ook wel. Maar zij kunnen vergeven en vergeten. Bij ons vergeten ze nooit iets.’
Verdwijning
Vanaf dat moment komt er een barst in de door Tito gecreëerde idylle van nationale eenheid. Dat blijkt als het huis van Fabijan, die tijdens de bezetting les heeft gegeven op een Duitse school, overhoop wordt gehaald door een woeste menigte oud-partizanen en hij zelf kort daarna verdwijnt. In zijn verbeelding probeert Danijel Fabijans lot te verzachten met de gedachte dat hij naar Patagonië is vertrokken, waar de leraar hem eerder in geuren en kleuren over heeft verteld. In werkelijkheid zit Fabijan in een van Tito’s concentratiekampen.
Danijel had beter kunnen weten, ook omdat Fabijan hem eerder heeft gezegd dat als een mens heerser wordt, hij niet meer is wie hij eerder was. ‘Dan komen zijn slechte kanten naar boven en Stalin is daarvan het levende bewijs.’ Als Danijel vraagt of dat ook voor Tito geldt, krijgt hij geen antwoord.
De onderlinge haat van de Slovenen uit zich ook bij Danijels ouders. Zo had zijn moeder tijdens de oorlog, toen ze zijn vader nog niet kende, een geliefde die aan het Oostfront is gesneuveld. Zijn vader scheldt haar regelmatig uit voor Gestapohoer, zoals hij alle vrouwen Gestapohoeren vindt, omdat ze tijdens de bezetting gewoon doorleefden en wel eens een praatje maakten met Slovenen die in het Duitse leger waren ingelijfd.
Tekenend daarbij is dat Danijels vader met dat gescheld zijn eigen oorlogsverleden wil opblazen. Want in de ogen van zijn kameraden is hij geen echte held, omdat hij het als partizaan op een beslissend moment niet aandurfde om een Duitse soldaat dood te schieten, wat overigens niet nodig was om zijn opdracht te kunnen vervullen. Maar zijn kameraden denken alleen in bloedvergieten en daarom telt hij niet mee, ook al heeft hij in een Duits concentratiekamp gezeten.
Op zijn beurt zou Danijel het stoerder hebben gevonden als zijn vader wel had geschoten. Daarom ook vindt hij de vader van zijn vriend Franci, die in Rusland in een brandende Duitse tank een been is kwijtgeraakt, wel een held, ‘ook al heeft hij aan de foute kant gestreden en heeft hij behalve zijn been ook de oorlog verloren.’
Doordat Jancar dit grote leed van de oorlog laat samensmelten met het kleine, van Lena en haar aanbidders, tilt hij hun dagelijkse leven naar een hoger niveau. De minste gebeurtenis krijgt bij hem betekenis. Het schitterende taalgebruik waarmee hij de verbeelding van Danijel verwoordt doet de rest. Zo verandert Danijels oudere halfbroer, die bij de marine dient en tijdens het vissen verdrinkt, in de troostende verbeelding van het jongetje in een grote Donauzalm. Het is slechts een van de vele momenten in deze roman waarop een akelige gebeurtenis door een combinatie van wanhoop en humor wordt verzacht.
Lees ook: Hoe gewone, aardige mensen in gevoelloze moordenaars veranderen