Het was de perfecte rel voor 2023. Want: het ging over het Romeinse Rijk (waar mannen kennelijk de hele tijd aan denken) én een trans persoon. Ophef gegarandeerd!
Wat was er aan de hand? Het North Hertfordshire Museum in Engeland maakte in november bekend dat het de Romeinse keizer Elagabalus (heerschappij 218-222) op de bordjes niet langer als een man maar als een vrouw zou omschrijven: pronouns she/her. Diverse passages in de bronnen over het leven van Elegabalus vormden voor het museum de aanleiding tot dit besluit.
De Romeinse historicus Cassius Dio bijvoorbeeld vermeldt dat de keizer eens tegen een aantrekkelijke atleet gezegd zou hebben: „Noem me geen heer, want ik ben een dame.” En Dio noteert ook dat Elegabalus zijn arts had gevraagd om een incisie te maken in zijn lichaam die dienst kon doen als vagina.
Dit was voor het Engelse museum voldoende bewijs dat de op achttienjarige leeftijd vermoorde keizer een trans vrouw was en als zodanig ook in zijn tentoonstelling geïdentificeerd moest worden. De reacties op dit voornemen laten zich raden: de (sociale) media in Engeland ontploften over zoveel wokeness.
Mary Beard volgde de rel met belangstelling, vertelt ze. Beard (69) is emeritus hoogleraar oude geschiedenis aan de universiteit van Cambridge en bij een groot publiek bekend om haar boeken en tv-documentaires over het klassieke Rome. Ze ontvangt in een kamer van de statige National Liberal Club in Londen – op een steenworp afstand van het Lagerhuis – om te praten over haar nieuwe boek Keizer van Rome. Heersen over het Romeinse Rijk. „Mijn eerste hoofdstuk begint met het verhaal van Elegabalus, en dat is niet voor niets.”
Hoeven van goud
Het klopt dat de bovenstaande feiten zijn opgetekend door een auteur die ongeveer tegelijk met de keizer leefde, zegt Beard. „En je moet deze passages niet zomaar als onzin terzijde schuiven. Ik denk dat de debatten die wij de afgelopen decennia hebben gehad over non-binaire genderidentiteiten ons hebben doen inzien dat de Romeinen óók dit soort gesprekken hadden. Zij vroegen zich af waar nou precies de grens lag tussen mannelijk en vrouwelijk. Dat is niet zo gek als je kijkt naar de Griekse mythologie, waar die kwestie volop terugkomt.”
Het is dus niet per definitie zo dat hedendaagse discussies niks bij te dragen hebben aan ons begrip van het oude Rome, vindt Beard. „Maar dat gezegd hebbende: er zijn serieuze problemen met de bronnen uit de tijd van Elegabalus. Die zijn erg fragmentarisch. Ze zijn overgeleverd omdat ze zijn gekopieerd door monniken in het Byzantijnse Rijk, maar zij hebben teksten samengevat. Daar moet je rekening mee houden.”
Een groter probleem, aldus Beard, is dat veel van wat de oude historici schreven waarschijnlijk niet wáár is. „Zij wilden laten zien dat Elagabalus een slechte keizer was en deden dat door voorbeelden te geven van hoe hij de natuurlijke orde der dingen op zijn kop zette – en niet alleen op het gebied van genderrollen. Zo zou hij alleen vis eten als hij zich landinwaarts bevond, liet hij in de zomer sneeuw storten in zijn tuin en zou hij niet overdag werken, maar ’s nachts. In die context moet je die passages lezen over zijn wens een vrouw te worden.”
Zo’n genuanceerde analyse van wat op het eerste oog niet meer is dan een sappige rel, is kenmerkend voor Beards werkwijze en zeker ook voor haar nieuwe boek. Keizer van Rome is geen traditioneel, chronologisch verhaal over de keizers zoals de Romeinse historicus Suetonius dat als eerste schreef met zijn De vita Caesarum uit 121. Beard behandelt de keizers op thematische wijze: hoe woonden ze, wat voor personeel hadden ze, werkten ze hard, wat deden ze in hun vrije tijd, waren ze bezorgd om hun imago en wat was hun band met de goden? Op die manier tracht ze de essentie, het wezen van het Romeinse keizerschap te vangen en wil ze de vraag beantwoorden: wat maakte dat de keizers konden heersen over zo’n enorm rijk?
„Ik denk dat de gebruikelijke manier om over deze keizers te schrijven – één voor één – veel verhult. Marcus Aurelius (161-180) vond dat ze meer met elkaar gemeen hadden dan dat ze van elkaar verschilden, en ik volg hem daarin. Als je via deze invalshoek kijkt, zie je de blinde vlekken in de traditionele historiografie.”
Beard geeft een voorbeeld, over keizer Caligula (37-41) – die de naam heeft bijzonder wreed en gek te zijn geweest. „Een bekend verhaal is dat hij zijn paard tot consul wilde maken. Dat was de hoogste bestuurlijke functie uit de tijd van de republiek, die onder de keizers was blijven bestaan, ook al hadden zij de werkelijke macht in handen. Wetenschappers vragen zich af of dit wel een serieus voornemen van Caligula was: bedoelde hij het niet als grap, of was het geen verzuchting over het gebrekkige niveau van de senatoren? Dat zou kunnen, maar ik denk dat er nóg een mogelijke verklaring is voor dit voorstel.”
En die verklaring zie je pas als je niet alleen kijkt naar Caligula, maar ook naar andere keizers, zegt Beard. „Dan valt je de cruciale relatie op tussen monarch en paard. Die gaat terug tot Alexander de Grote en zijn Bucephalus, maar je komt die bijzondere band ook tegen bij Romeinse heersers. Hadrianus (117-138) bijvoorbeeld schreef een gedicht voor zijn paard en Caracalla (211-217) gaf zijn lievelingspaard mensenvoedsel en liet zijn hoeven met goud beschilderen.”
Poppenkast
Als je de Romeinse keizerlijke geschiedenis in biografische blokjes opdeelt, vallen dit soort overeenkomsten minder op, denkt Beard. „Terwijl ze juist stof tot nadenken bieden. Want wat doen deze keizers hier? Ze heffen de grens op tussen mens en dier. Dat was een manier om te laten zien hoeveel macht ze hadden: alleen een keizer kon zoiets doen. Daarmee namen ze wel risico, want een paard blijft natuurlijk een paard. Ze tastten zo dus ook de grenzen van hun macht af: hoe ver konden ze gaan met het uitdagen van de natuurlijke orde? Het geval van Elagabalus laat zien dat ook keizers het té bont konden maken.”
Beard behandelt in haar nieuwe boek ook uitgebreid de rol die vrouwen (moeders en echtgenotes), vrijgelatenen en slaven speelden aan het keizerlijk hof. Romeinse historici hadden weinig op met deze mensen, vooral als ze veel in de melk te brokkelen hadden. Beard: „Ook hier geldt: een machtige vrouw of slaaf is een omkering van wat een ‘goede Romein’ als de natuurlijke orde der dingen zag.”
Neem bijvoorbeeld het verhaal van de vrijgelatene Polyclitus, die door keizer Nero (54-68) naar Brittannië werd gezonden om te bemiddelen in een conflict tussen twee bestuurders. Beard: „De historicus Tacitus schrijft dat de plaatselijke bevolking hierom hard moest lachen: wat was dit, een slaaf die de baas speelde? In Rome waren ze kennelijk de slaaf van hun slaven, concludeerden de Britten. Als je de zienswijze van Artistoteles aanhangt dat mensen van nature vrij óf slaaf zijn, dan zette Nero met zijn afgezant de natuurlijke orde op zijn kop. Tacitus wil hiermee illustreren dat als gevolg van de autocratie in Rome traditionele Romeinse waarden alleen nog maar bij de barbaren te vinden zijn.”
En dat terwijl de keizers juist erg hun best deden om te laten zien dat die oude waarden voor hen belangrijk waren. Daarom bleef de functie van consul bestaan en kwamen de patriciërs in de senaat bij elkaar, terwijl het Romeinse Rijk in feite allang veranderd was in een autocratie. Was dit allemaal een poppenkast? Beard: „Toen ik studeerde was dat het oordeel, maar ik zie het nu anders. De keizer gebruikte traditionele retoriek, traditionele functies en een traditioneel discours over macht om een nieuw politiek systeem te ontwikkelen.”
Die aard van het keizerschap – een alleenheerschappij met vleugjes van het republikeinse verleden – is typisch Romeins, vindt Beard. „Ze deden eigenlijk nooit iets weg. Mijn collega Tim Cornell verzon daarvoor een mooie analogie: de Romeinen zijn als mensen die als ze iets nieuws kopen voor hun keuken óók het oude apparaat bewaren. Het afschaffen van wat vooraf ging, hoorde niet bij het Romeinse idee van verandering.”
Maar was het leven van een senator in de eerste eeuw vóór Christus dan echt niet anders dan in de eerste eeuw ná Christus, toen Augustus van de republiek een keizerrijk had gemaakt? Beard: „Dat was misschien zo voor de machtigste senatoren, de elite van de elite. Maar de meeste senatoren hadden ook in de tijd van de republiek weinig te zeggen. Zij gingen akkoord met het nieuwe systeem omdat ze daar persoonlijk prima mee konden leven.”
Maar waarom mag dit dan geen poppenkast heten? Beard: „Omdat die term de suggestie van deceptie wekt. Dat klopt niet. Je kan wel spreken van een toneelstuk, want het keizerschap had een belangrijk performatief aspect. Augustus zou op zijn sterfbed gezegd hebben: ‘Heb ik mijn rol goed gespeeld? Applaudisseer dan voor mij.’ Ik moest daaraan denken toen ik een interview las met de regisseur die een filmpje had gemaakt met wijlen koningin Elisabeth en Paddington Bear. Hij had haar gecomplimenteerd met haar acteerprestatie, waarop zij reageerde: ‘Wat had u dan gedacht? Ik doe de hele dag niets anders.’”
Dit wil niet zeggen dat keizers ‘slechts’ acteurs waren, benadrukt Beard. „Die opmerking van Augustus begrijp ik zo: je kon leren hoe je als keizer moest optreden. Er was een juiste manier om dat te doen, en een keizer moest de grenzen kennen waarbinnen het toneelstuk zich afspeelde. Dat was koorddansen, en iemand als Elagabalus slaagde daar niet in.”
Zelfs als ze hun best deden om ‘echt werk’ te doen, moesten keizers oppassen, aldus Beard. Vespasianus (69-79) stond erom bekend dat hij alle rapporten las, Alexander Severus (222-235) werkte tot diep in de nacht en Marcus Aurelius nam zelfs brieven mee naar het Circus Maximus. „Maar daar kreeg hij kritiek op. Het was een beetje alsof prins William in een voetbalstadion op zijn telefoon zou zitten kijken. Dat zou een belediging zijn voor het volksvermaak, typisch voor de onthechte elite.”
Beard ontdekte in de bronnen dat er zelfs schaduwzijden zaten aan de band tussen de keizer en zijn stilus, de stift waarmee hij schreef. „Domitianus (81-96) bijvoorbeeld drukte vliegen dood met zijn stilus en Hadrianus (117-138) stak er een slaaf zijn oog mee uit. Dus ook het beeld van een hard werkende keizer had voor Romeinse historici meerdere dimensies.”
Burgeroorlog
Dat de keizers erin slaagden het min of meer democratische systeem van de republiek naar hun hand te zetten, met hier en daar wat toneelspel, is één verklaring voor hun succes, concludeert Beard in Keizer van Rome. De andere verklaring – zeker zo belangrijk – was hun persoonlijke band met het leger. De soldaten waren niet zozeer trouw aan de commandant van hun legioen of aan het rijk, als wel aan de keizer. „Die trok ook alle eer naar zich toe. Hij was de enige die recht had op een triomftocht door Rome na een succesvolle veldtocht.”
Dit ging slechts een paar keer fout. In 69 vochten vier legioenaanvoerders om de macht en in 193 vijf, maar verder verliep de opvolging twee eeuwen lang zonder burgeroorlogen. Beard: „Pas in de derde eeuw, na de dood van Alexander Severus, ging het helemaal mis. Het rijk raakte gedestabiliseerd en de ene pretendent na de andere claimde de troon. Dit is ook het punt dat ik mijn boek beëindig, omdat we dan echt in een nieuwe situatie belanden.”
Het idee voor Keizer van Rome ontstond in de jaren negentig, toen ze in Cambridge een vak gaf over de constructie en deconstructie van het beeld van de Romeinse keizer, vertelt Beard. „Ik leef dus al heel lang met deze mannen samen, terwijl het geen fijne mensen zijn; ik zou geen avond met ze willen doorbrengen. De Romeinen zagen dit zelf ook wel. Ik ken geen historicus die zo cynisch en opmerkzaam is als Tacitus, die over de Romeinen schreef: ze maken een woestijn en noemen het vrede. Imperialisten zijn soms de beste critici van imperia.”
Eindeloos fascinerend
Beard mag dan niet houden van de Romeinen, ze vindt ze wel eindeloos fascinerend, bekent ze. „Die twee gevoelens kunnen prima naast elkaar bestaan. Wij praten nog steeds over belangrijke onderwerpen die we aan de Romeinen ontlenen – soms terecht, soms niet – en hun woorden helpen ons het gesprek te voeren.”
Dat wil niet zeggen dat we oplossingen voor moderne problemen kant en klaar aan de Romeinse geschiedenis kunnen ontlenen, benadrukt ze. „Toen Trump president was, vroegen mensen mij vaak op welke keizer hij leek. Ten eerste: geen enkele. En ten tweede, als ik een naam zou geven, wat kan je daar dan mee? Zo moet je het verleden niet gebruiken. De geschiedenis van het Romeinse Rijk kan wel helpen om in meer algemene termen na te denken over onze wereld: wat is macht, hoe werken mensen samen, wat is corruptie – dat soort dingen.”
Beard gelooft dus niet dat we direct lessen kunnen trekken uit de geschiedenis, maar het schrijven van Keizer van Rome heeft haar wel aan het denken gezet over het fenomeen alleenheerschappij, zegt ze. „Die is nep, schijn, en kan alleen bestaan door de waarheid te verdraaien. Dat is met de huidige situatie in de wereld een nuttig inzicht.”