De roep van de knoflookpad is dit jaar niet te horen in de drooggevallen poelen van Nederland

Waar de koeien nu nog – net aan – een beetje kunnen pootjebaden, stond vorig jaar nog genoeg water om in te snorkelen. „Het water stond ongeveer tot hier”, zegt herpetoloog David Broek. Hij houdt zijn hand een flink stuk boven zijn hoofd. „Zwemmend kon ik de bodem niet aanraken.” Nu duwt hij op dezelfde plek waar hij vorig jaar nog zwom de neus van zijn kaplaars in wat modder, de jonge koeien drinken van het laatste beetje met algen gevulde groenige water.

Het binnendijkse watertje in de buurt van het Gelderse Ewijk, dat aan de Waal ligt, is nagenoeg verdwenen. Broek, projectleider reptielen en amfibieën bij RAVON (Reptielen Amfibieën Vissen Onderzoek Nederland), doet bij dit specifieke water al jaren onderzoek, omdat hier de zeldzame knoflookpad voorkomt.

Klok – … – klok-klok-…-klok-…klok-klok…

Het geluid van een knoflookpad (onder water)

Dat snorkelen deed hij op zoek naar grote larven van de knoflookpad. Eerder in het jaar, rond de paringtijd is de knoflookpad onder water te horen, een unieke eigenschap voor een amfibie. Volgens de Wikipedia-pagina over het dier met de uitpuilende ogen klinkt dat als: „klok – … – klok-klok-…-klok-…klok-klok…” Op het droge is het nauwelijks te horen. „Maar onder water hoor je het wel”, zegt Broek. De knoflookpad, die bij gevaar een lichte knoflookgeur kan afscheiden, houdt van wat dieper water, en had hier dus „een heerlijk plekje”. Met nadruk op hád.

Het staat vast dat Broek hier dit jaar geen knoflookpad meer gaat horen. Het water is door de aanhoudende droogte en de lage waterstand van de Waal, die met elkaar in verbinding staan door het grondwater, zo goed als opgedroogd. En niet alleen hier, in heel Nederland zijn poelen en watertjes zoals dit drooggevallen. Dat gebeurt over het algemeen pas tegen het einde van de zomer. Dat het nu al zo vroeg plaatsvindt, heeft grote gevolgen voor de van water afhankelijke voortplanting van amfibieën, liet Staatsbosbeheer deze week weten in een persbericht.

De amfibie heeft om te overleven twee florerende soorten habitat nodig: een waterhabitat én een landhabitat.

Foto Merlin Daleman

Dubbel afhankelijk

Waar alle dieren natuurlijk afhankelijk zijn van toegang tot drinkwater, zijn amfibieën dubbel afhankelijk. Als volwassen dier leven ze een deel van het jaar op het droge, maar daar beginnen ze niet. Denk maar aan kikkerdril, kikkervisje, kikkervisje krijgt pootjes, kikker verliest staart, kikker gaat het land op. En zo doet niet alleen de bekende bruine kikker of de gewone pad het, maar ook de vier watersalamandersoorten die in Nederland voorkomen en een keur aan andere kikkers en padden doorlopen eenzelfde ontwikkeling.

Eind vorig jaar kwam er een nieuwe Rode Lijst voor reptielen en amfibieën uit. Van de zeven reptielsoorten worden er vijf bedreigd, van de zestien soorten amfibieën zeven. De vuursalamander – zwart lijf met felgele vlekken – is ernstig achteruit gegaan. Met de knoflookpad gaat het beter dan vijftien jaar geleden, toen de laatste lijst uitkwam, mede dankzij herintroductieprogramma’s. Maar als dit soort extreem droge voorjaren vaker voorkomen, zou dat negatieve gevolgen kunnen hebben.

„Ik denk dat de knoflookpad hier dit jaar niet eens ei-snoeren heeft gelegd”, zegt Broek. „Het water stond in april al te laag. En zelfs als ze al gelegd zijn, denk ik niet dat de larven het gaan overleven.” Terwijl het wel een goede plek is, omdat er geen vis zit. Vissen lusten wel een hapje kikkerdril of een salamanderlarfje. „Hier verderop is een plas waar nog wat meer water in staat, maar daar zit dan weer de rietvoorn.”

De natuur evolueert gewoonweg niet snel genoeg om deze veranderingen bij te kunnen benen

David Broek
projectleider reptielen en amfibieën bij RAVON

Het is mede door die vis dat het niet heel erg is als een poel af en toe droogvalt, zegt Broek. „Als het water het jaar daarna weer aangevuld wordt, kan het dat de vissen verdwenen zijn. Dan is het dus eigenlijk heel fijn voor de amfibieën dat hun poel een jaartje droog heeft gestaan.” Maar liever gebeurt dat pas later in het jaar. „Als de larven eenmaal op het droge zijn.”

De amfibie heeft, door zijn levenscyclus, twee soorten habitat nodig waar het allebei goed mee moet gaan. Een waterhabitat én een landhabitat, legt Broek uit. „En die moeten dan ook nog met elkaar in verbinding staan en blijven. Als er opeens een drukke weg aangelegd wordt tussen het waterhabitat en het landhabitat, kan dat grote gevolgen hebben voor de populatie.”

Vorig jaar kon Erik Broek van Ravon hier nog snorkelen, nu staat het zo goed als droog.

Foto Merlin Daleman

Insectenstand

En er is nog zoveel meer waar amfibieën mee te stellen hebben. Door het veranderende klimaat is het droger – vorig jaar was een uitzondering – en het water dat overblijft warmt ook nog eens veel sneller op. Ze hebben last van pesticiden. Omdat het op hun eigen lijfjes slaat, maar ook omdat de insectenstand daardoor drastisch achteruit is gegaan. Ook zijn er amfibieziekten overgekomen uit andere delen van de wereld, zoals verschillende schimmels afkomstig uit Azië, waar de Nederlandse amfibie zich nog niet tegen heeft kunnen wapenen.

Dan zijn er nog exoten – zowel flora als fauna – die de fragiele ecosystemen bedreigen. Zo overwoekert bijvoorbeeld de watercrassula hele wateroppervlakken, waardoor er geen zuurstof meer in het water komt en alles onder het groene tapijt afsterft. Dan zijn er nog de zoetwatervissen blauwband en zonnebaars, die graag een amfibieëneitje of larve eten. En de Amerikaanse rivierkreeft verwoest hele onderwaterlandschappen, met vertroebeling van het water tot gevolg. Weg waterhabitat.

Allemaal los van elkaar zou de amfibie het nog wel redden, zegt Broek. „De populatie kan op zich wel wat hebben, maar niet alles tegelijk.” En zeker niet meerdere jaren achter elkaar. „Een droog voorjaar zoals dit kunnen ze één, misschien twee jaar hebben, maar als het langer aanhoudt wordt het natuurlijk een probleem. De natuur evolueert gewoonweg niet snel genoeg om deze veranderingen bij te kunnen benen.” Alles bij elkaar is het dus zorgelijk, zegt hij. „Maar misschien is het ook een wake-up call.

De meeste amfibieën kunnen in theorie een jaar of tien worden, maar dat zijn uitschieters. „Realistischer is een jaar of vijf. Nou ja, dan snap je wel dat het niet te veel voorjaren achter elkaar droog moet staan.” Dan tast het de populatie in rap tempo aan. Alles bij elkaar is het dus zorgelijk, zegt hij. „Maar misschien is het ook een wake-up call. Dat we echt iets moeten gaan doen.”

En dan hoort hij ineens de roep van een bastaardkikker. „Heel hard met vibratie, hoor je hem?”


Lees ook

Gemeente, schei uit met je norm, ik wil de kikkers terug

Gemeente, schei uit met je norm, ik wil de kikkers terug

De droogte tast de populatie van amfibieën in hoog tempo aan, zegt herpetoloog Erik Broek.

Foto Merlin Daleman