De Republiek Amsterdam is het begin en het einde van het universum. Of toch niet?

Gewenst: een ‘humanitair staakt-het-vuren’ in Gaza en Israël – het liefst zo snel mogelijk. Gevolgd door het vrijlaten van de Israëlische gijzelaars door Hamas en een serieuze poging om „een duurzaam vredesproces” op te starten. Was getekend: de Amsterdamse gemeenteraad, november 2023.

De stad Amsterdam die – in navolging van het Rode Kruis, Amnesty International en de Verenigde Naties – Hamas en Netanyahu oproept de wapens neer te leggen? Als de tragedie in Gaza niet zo ernstig was, zou het toch vooral op de lachspieren werken. Toch past deze motie, aangenomen tijdens een debat over de gemeentelijke begroting, in een traditie. Het viel me meteen op, kort nadat ik zes jaar geleden was aangetreden als correspondent: de Amsterdamse politiek spreekt zich graag uit over de rest van de wereld – blijkbaar in de veronderstelling dat die luistert.

Nog wat voorbeelden. In de zomer van 2019 stelde de gemeenteraad gewichtig vast „dat de wereld in een klimaatcrisis én in een ecologische crisis verkeert”. Een jaar eerder luidde toenmalig wethouder Marieke van Doorninck (Duurzaamheid, GroenLinks) de klok van de Westertoren, om de wereld te manen tot actie tegen de opwarming van de aarde.

De linkse meerderheid in de raad had toen al de internationale handelsverdragen TTIP en CETA verworpen en het kabinet opgeroepen om een VN-verdrag tegen kernwapens te ondertekenen (‘Amsterdamse gemeenteraad voert druk op’, aldus het persbericht). En dan was er nog een ingezonden brief in Het Parool waarin drie raadsfracties het vertrouwen opzegden in toenmalig minister Stef Blok (Buitenlandse Zaken, VVD), die nogal boude uitspraken had gedaan over migratie en de multiculturele samenleving: „Hij kan niet langer onze minister zijn, simpelweg omdat hij niet in onze samenleving gelooft.”

Middelpunt

Waar komt het vandaan, dat bemoeien met zaken waar je niet over gaat? Uit een sentiment, zo vermoed ik, dat je vaker onder Amsterdammers aantreft: het idee dat de eigen stad het middelpunt van de wereld vormt, het begin en einde van het universum. Wat in Amsterdam gebeurt, wat Amsterdam vindt, is zo bijzonder dat het van groot belang moet zijn voor de rest van de planeet – of in ieder geval Nederland.

Afgelopen jaren ontwaarde ik dat sentiment vaak in gesprekken met Amsterdammers. Bij een vrouw met een bakfiets in Amsterdam-Noord die tegen me zei: „In de stad zijn we ons er vaak als eerste van bewust wat belangrijk is in de wereld.” Bij een andere vrouw, in een yogastudio in de Jordaan, die me uitlegde dat de „wil tot verandering” elders in Nederland nu eenmaal kleiner is. „Kijk alleen al eens naar de menukaart. In Amsterdam heb je overal vegetarisch eten. In Den Bosch staan nog steeds worstenbroodjes en Bossche bollen op elke kaart.”

Waar je ook komt ter wereld, Amsterdam is een begrip. Niets ten nadele van Eindhoven, maar daar hoor je niemand over op vakantieReinier van DantzigAmsterdamse wethouder

Je proeft het ook in de kolommen van Het Parool, dat gevoel van uniciteit. Toen de hoofdstad bij de verkiezingen in november – in tegenstelling tot zo goed als de rest van het land – voor links koos en niet voor de PVV, kopte de stadskrant op de voorpagina: ‘Eiland Amsterdam’. Bij lokale politici sluimert onder de oppervlakte het idee dat de hoofdstad – in geval van uiterste nood – dan maar haar eigen weg zou moeten gaan, zonder de rest van het land. De Republiek Amsterdam.

Amsterdamse bestuurders, actief en in ruste, herkennen dat hoofdstedelijke chauvinisme. D66-wethouder – en geboren Amsterdammer – Reinier van Dantzig herleidt de houding vooral tot de internationale faam van de stad. „Waar je ook komt ter wereld, Amsterdam is een begrip. Daarvan ga je toch een beetje naast je schoenen lopen. Niets ten nadele van Eindhoven, maar daar hoor je niemand over op vakantie.” PvdA’er Guusje ter Horst, in de jaren negentig raadslid en wethouder, denkt dat het komt door de vele toeristen. „Met twintig miljoen bezoekers per jaar móét Amsterdam wel een belangrijke stad zijn. Waarom zouden ze anders komen?”

Het zijn – ironisch genoeg – ook de Amsterdam-haters die het sentiment voeden. Zoals oud-VVD-Kamerlid Daniel Koerhuis uit Raalte, die de afgelopen jaren ten strijde trok tegen alles wat in zijn ogen ‘Amsterdams’ en dus ‘niet normaal’ was: kraken, autoluw beleid, ‘soft’ politieoptreden, huurwoningen voor statushouders en sowieso alle besluiten van burgemeester Femke Halsema. Hij werd er de favoriete boksbal van Amsterdamse raadsleden en opiniemakers mee – en versterkte zo indirect het gevoel van eigen voortreffelijkheid.

Illustratie Simon Ruis

Stedelijk Museum, Rijksmuseum

Maar hoe terecht is dat sentiment? Heeft Amsterdam wel zo’n uitzonderlijke positie in Nederland (en de wereld) als Amsterdammers graag geloven? Eerst maar eens het verleden. Want vroeger, in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, torende Amsterdam inderdaad uit boven de rest van het land. In alle opzichten was de stad de rest van de natie de baas: inwonertal (vijf keer zo groot als andere steden), cultuur (Rembrandt, Vondel), rijkdom en geopolitieke invloed. Via de VOC en WIC reikte de macht van de stad tot in de verste uithoeken van de wereld – ook in negatieve zin. En welke stad bouwde in die tijd een stadhuis dat qua grandeur kon wedijveren met een koninklijk paleis – en dat tegenwoordig ook is?

„Tot eind achttiende eeuw was de macht van Amsterdam zo groot dat het een eigen buitenlands beleid kon voeren”, zegt Geert Mak, auteur van meerdere boeken over de stad en voormalig Amsterdam-correspondent van NRC. „De stad had zelfs eigen diplomaten rondlopen die contacten onderhielden met buitenlandse mogendheden.”

Als je de huidige positie van Amsterdam in de wereld wil beoordelen, moet je het begrip ‘macht’ opknippen. Qua kunst, cultuur en geestelijk leven staat Amsterdam inderdaad op eenzame hoogte in Nederland: Concertgebouw, Nationale Opera, Rijksmuseum, Stedelijk, Van Gogh – allemaal van internationale allure. Nergens wonen zoveel schrijvers, journalisten, mediamensen en intellectuele blikvangers. Nergens heb je zo’n uitgebreid nachtleven en zoveel festivals.

Economisch gezien mag Amsterdam er ook wezen. In de Metropoolregio Amsterdam wordt ruim 20 procent van het bbp verdiend: meer dan in Rotterdam of Eindhoven. De grote kantoren aan de Zuidas en de haven genereren bakken met geld. Net als het (massa)toerisme, direct en indirect. „Er worden in Amsterdam veel beslissingen genomen die van belang zijn voor de werkgelegenheid in het hele land”, zegt sociaal geograaf Willem Boterman van de Universiteit van Amsterdam, die veel onderzoek heeft gedaan naar de hoofdstad.


Lees ook
Femke Halsema mag door als burgemeester van Amsterdam

Burgemeester Femke Halsema tijdens een vergadering van de Amsterdamse gemeenteraad, waarin onder meer gestemd wordt over haar nieuwe ambtstermijn.

‘Kleine’ hoofdstad

Maar dan de politieke macht. Bestuurt Amsterdam nog steeds de wereld – of in ieder geval de rest van het land? Van de suprematie uit vroeger tijden is, laten we wel wezen, weinig meer over. Amsterdam mag zich nog steeds de grootste stad van het land noemen (ruim 900.000 inwoners tegenover de 650.000 van nummer twee Rotterdam), maar de verschillen zijn lang niet meer zo groot als in de hoogtijdagen van de Republiek. In verhouding tot andere Europese landen, zegt Willem Boterman, is Amsterdam zelfs een ‘kleine’ hoofdstad. „In de agglomeratie Parijs woont meer dan een zesde van de Franse bevolking. Dat is onvergelijkbaar, zelfs als je de omliggende gemeentes bij Amsterdam optelt.”

Amsterdam-critici verkondigen graag dat het landsbestuur de hoofdstad voortrekt, maar eerder lijkt het omgekeerd het geval: de stad heeft een beperkt krediet bij het Rijk

Hoewel Amsterdam de laatste jaren onstuimig groeit (bijna 170.000 inwoners erbij in de laatste vijftien jaar), is het electorale gewicht zeer beperkt. Je zag het bij de laatste verkiezingen. Uit ‘Eiland Amsterdam’ sprak naast trots ook een ongemakkelijke waarheid: de rest van het land wilde iets anders dan de hoofdstad – en de rest won.

Dat beperkte politieke gewicht van de stad zie je ook terug in Den Haag. Amsterdam-critici zeggen graag dat het landsbestuur de hoofdstad voortrekt, maar daar heb ik de afgelopen jaren eerlijk gezegd weinig van gemerkt. Eerder het omgekeerde: Amsterdam lijkt een vrij beperkt krediet te hebben bij het Rijk. Toen de Dam in coronatijd volliep met duizenden Black Lives Matter-demonstranten, duikelden Haagse politici over elkaar om het aftreden van burgemeester Femke Halsema te eisen. Het belangrijkste Amsterdamse lobbysucces op het gebied van infrastructuur de afgelopen jaren – 1,6 miljard Haagse euro’s voor het doortrekken van de Noord/Zuidlijn naar Schiphol en Hoofddorp – is inmiddels weer in de ijskast gezet: wegens krapte op de begroting wil het Rijk de centen voorlopig niet vrijmaken.

De lage gunfactor is volgens oud-wethouder Guusje ter Horst mede te danken aan de „arrogante houding” van Amsterdamse bestuurders. „Ze gaan ervan uit dat hun verzoeken meteen gehonoreerd worden. En dat bevalt Den Haag niet.” Van der Horst denkt dat de positie van Amsterdam „alleen maar slechter” gaat worden na de laatste verkiezingen. „De regio doet er nu ook toe. Zoals de elite heeft moeten inleveren, zal ook de Randstad straks moeten inleveren – Amsterdam voorop.”

Een mooi voorbeeld van Amsterdamse arrogantie en Haags gebrek aan genegenheid is de brug over het IJ. Halverwege het vorige decennium dacht Amsterdam dat de bouw ervan in kannen en kruiken was: er lag een ontwerp, er was politieke steun in de raad en er was geld. Alleen: verantwoordelijk wethouder Eric van der Burg (VVD) achtte het niet nodig om het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat – dat de baas is over het IJ – tijdig om toestemming te vragen. Het Rijk blokkeerde de plannen met een beroep op veiligheid voor de scheepvaart, Amsterdam was terug bij af.

Het stadsbestuur hoopt nu op een brug in 2032 – volgens het meest optimistische scenario. Maar het budget is nog lang niet rond, vooral omdat Den Haag er nog geen cent voor heeft vrijgemaakt. Rotterdam is intussen begonnen met de voorbereidingen voor de bouw van maar liefst een derde stadsbrug – met royale steun van het Rijk. „Tja, wat dat betreft kunnen we nog wel wat leren van Rotterdam”, verzucht wethouder Van Dantzig. „En dat zeg ik met pijn in het hart.”

Iets om trots op te zijn?

Zelfs het in Amsterdam graag gecultiveerde beeld van ‘links eiland in een rechtse zee’ behoeft nuancering. Het is waar, het rechtspopulisme krijgt traditiegetrouw minder voet aan de grond in Amsterdam dan elders. Dat was al zo ten tijde van Pim Fortuyn en dat is nog steeds zo bij Wilders. Maar als je het op de langere termijn beziet, zegt sociaal geograaf Willem Boterman, wijkt Amsterdam veel minder af van de landelijke trend dan je zou denken. Weliswaar stemt de stad overweldigend progressief, maar ze is de laatste decennia sociaal-economisch „een beetje rechtser” geworden, door de groei van D66 en de VVD. „Tot in de jaren tachtig waren de communisten groot in Amsterdam. Dat was een veel grotere afwijking van de rest van het land dan nu.”

Eigenlijk, zegt Boterman, is er maar één ding waarmee Amsterdam zich – samen met Utrecht – écht onderscheidt van de rest van het land: de ongelooflijke hoeveelheid hoogopgeleiden. In de laatste dertig jaar is het aandeel bewoners met een hbo/wo-diploma gegroeid van een derde naar twee derde, zo blijkt uit cijfers van gemeentelijk onderzoeksbureau O&S. Van een stad vol arbeiders en middenstanders veranderde Amsterdam in een bolwerk voor de hogere middenklasse – onder wie een steeds groter aandeel internationals.

Iets om trots op te zijn? Mwah. Goed voor de arbeidsmarkt en de gemeentekas zijn al die kapitaalkrachtige mensen zeker. Maar de afgelopen tien jaar is ook duidelijk geworden waar hun dominantie toe heeft geleid: een steeds homogenere stad, met steeds duurdere huizen, steeds meer koffiebarretjes en steeds minder onderwijzers, verpleegkundigen en vrije vogels – de mensen die altijd de ziel van de stad vormden.

Vaak ontwikkelen nieuwkomers zich tot de beste Amsterdammers, omdat ze minder blasé zijn dan wie hier is opgegroeid

Ajax

En toch. Wie door Amsterdam fietst, kan zich niet aan het gevoel onttrekken dat de stad ‘anders’ is dan de rest van Nederland. Een plek waar dingen – of je het nou leuk vindt of niet – vaak als eerste gebeuren. Waar je als eerste van je sloffen gereden kon worden door een flitsbezorger op een e-bike. Waar de gemeente als eerste haar excuses aanbod voor het slavernijverleden – met brede navolging elders.

Het Amsterdamse levensgevoel is niet meetbaar in cijfers of weer te geven in tabellen, alleen samen te vatten in steekwoorden: vrijheid, non-conformisme, openheid, tolerantie. Dat is waarom zoveel mensen van elders (studenten, buitenlandse werknemers, gelukzoekers) naar de stad blijven komen. Vaak ontwikkelen die nieuwkomers zich tot de beste Amsterdammers, omdat ze minder blasé zijn dan wie hier is opgegroeid.

En dan is er nog die merkwaardige combinatie van branie en zelfspot. Toen Ajax afgelopen najaar kortstondig op de laatste plaats in de eredivisie bivakkeerde, was het leedvermaak elders in Nederland – zeer begrijpelijk – enorm. Maar in Amsterdam zelf was de stemming eigenlijk niet heel nederig, merkte wethouder – en seizoenkaarthouder sinds zijn zesde – Reinier van Dantzig. „Iedereen zei: oké, kampioen worden gaat niet lukken. Maar derde of vierde worden, dat moet mogelijk zijn.”

Inmiddels staat Ajax weer in de top-5, al is daar ook alles mee gezegd. De verrassingsaankoop van de winterstop, de Britse topspeler Jordan Henderson, plaatste kort na aankomst in Amsterdam op sociale media een stralende foto van zichzelf in de sneeuw in het Vondelpark, met zijn kind in een bakfiets: „Even mijn nieuwe stad verkennen.”

Over het Amsterdamse levensgevoel gesproken.


Lees ook
Amsterdam is een stad voor de rijken geworden. Is daar nog iets aan te doen?

Amsterdam is een stad voor de rijken geworden. Is daar nog iets aan te doen?