Het zijn korte dagen, in het zogeheten ‘formatiegebied’ van de Tweede Kamer. In de loop van de ochtend, meestal tussen 9 en 10, druppelen de onderhandelaars van PVV, VVD, NSC en BBB binnen. Na een paar uur nemen ze een lunchpauze. In de loop van de middag vertrekken ze weer. De komende twee weken komen ze niet bij elkaar. Ze wachten op doorrekeningen van verschillende financiële scenario’s door het Centraal Planbureau (CPB).
Haast is niet het eerste woord dat te binnen schiet in de formatie van een rechts/radicaal-rechts kabinet, die al meer dan vijf maanden duurt. De onderhandelaars lijken te dartelen om de moeilijke thema’s: migratie en financiële degelijkheid.
Er is een reden waarom de VVD, en in mindere mate NSC, nu geen alternatieven zien naast dit project met Geert Wilders, die tot voor kort nog politiek melaats was. Het politieke midden is de minst aantrekkelijke plek om nu te zijn. Deels is dat een getalsmatig proces. Vrijwel alle coalities worden in Nederland in het midden gesmeed. Daar is de compromisbereidheid en bestuurlijke ervaring meestal het grootst, en zijn de politieke verschillen meestal het kleinst. Maar iedere verkiezing verliest het midden terrein, en wordt het moeilijker om centrum-linkse of centrum-rechtse coalities te maken.
Het midden is niet weg, het kán natuurlijk nog wel. VVD en NSC zouden met, bijvoorbeeld, GroenLinks-PvdA en D66 een meerderheidscoalitie kunnen maken. Frans Timmermans, de leider van GroenLinks-PvdA, bood zich vorige week al min of meer aan als alternatieve optie, mocht de VVD er genoeg van hebben. Maar de VVD zal voorlopig niet happen. De partij staat bloot aan middelpuntvliedende krachten. En de liberalen zijn niet de enigen. Er is een anti-middenklimaat ontstaan, met grote consequenties.
Twee recente onderzoeken illustreren dit fenomeen goed. Het eerste onderzoek is van Ipsos I&O. Dit bureau publiceerde vorige week een peiling over de coalitievoorkeuren van kiezers. Opvallend: de meeste VVD- en NSC-kiezers willen dat hun partij over (radicaal-)rechts gaat regeren. Van de VVD-kiezers staat 57 procent positief tegenover een coalitie van de vier formerende partijen, en 18 procent is tegen. Bij NSC is dat 53 procent, en 17 procent is tegen.
En regeren met middenpartijen? Kiezers van de VVD zien dat nauwelijks zitten. Nog maar 15 procent van de VVD-kiezers en 30 procent van de NSC-kiezers gelooft in een middenkabinet van die twee partijen met GroenLinks-PvdA en D66. Het moet, kortom, over rechts.
„Je ziet in deze peiling het verlies van het politieke midden terug”, zegt onderzoeker Asher van der Schelde. „Met name VVD’ers zeggen: we hebben het vaak over het midden geprobeerd, en zijn in coalities gestapt waar wij altijd de meest rechtse partij waren. Maar dat heeft alleen maar de PVV groot gemaakt.”
Verder, zegt Van der Schelde, wantrouwen VVD-kiezers Frans Timmermans „vrij breed”. Ze zien GroenLinks-PvdA niet langer als middenpartij, maar als linkse partij. Dat toenemende wantrouwen blijkt bij veel kiezers te leven. Veel minder kiezers dan in november zien regeren met GroenLinks-PvdA zitten, zegt Van der Schelde. De PVV wordt juist steeds meer acceptabel: ruim eenvijfde van de kiezers die geen PVV stemmen, wil dat hun partij gaat regeren met Wilders. Nog altijd wil een groter deel (28 procent) dat niet, maar dat percentage slinkt hard.
GroenLinks-PvdA maakt juist een omgekeerde beweging in het onderzoek van Ipsos I&O: kiezers zijn veel negatiever over de partij als coalitiepartner gaan denken. Een mogelijke oorzaak, zegt Van der Schelde: het „Timmermans-bashen” van de laatste tijd. Deze week nog deed Wilders aangifte tegen Timmermans, omdat die had gezegd: „Wij zullen niets nalaten om te voorkomen dat Wilders in dit land aan de macht komt.”
Er zijn ook inhoudelijke oorzaken van de trek van kiezers uit het politieke midden. Dat blijkt uit het deze week gepubliceerde Continu Onderzoek Burgerperspectieven van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Het vertrouwen in de politiek is blijvend laag, schrijft het SCP, maar is na de val van het kabinet-Rutte IV, juli 2023, wel licht gestegen. Dat betekent, zegt onderzoeker Josje den Ridder, dat kiezers de politiek goed volgen, en op basis daarvan hun ideeën bijstellen. „Aan Ruttes kabinetten kleven de toeslagenaffaire en de gaswinning in Groningen. Die stonden symbool voor de staat van de overheid.”
Kiezers verwachten nog altijd veel van de politiek, zegt ze. Ze willen, én verwachten, dat politici de grootste maatschappelijke problemen oplossen. De vraag is alleen: wélke problemen zijn de grootste? Vorig jaar, zegt Den Ridder, hadden kiezers het over een opeenstapeling: asiel, stikstof, klimaat, wonen. Overal waar je keek, zag je een crisis.
Nu spitst de onvrede zich vooral toe op één onderwerp: immigratie. Het is de vraag hoe dat precies komt. Zijn politici het er meer over gaan hebben en hebben ze de kiezer zo beïnvloed? Of kijken ze naar wat bij kiezers leeft, en pasten juist zij hun boodschap daarop aan? Feit is dat deze eenzijdige concentratie op één onderwerp een flankpartij, de PVV, in de kaart speelde. De PVV heeft ‘issue ownership’. Als het hierover gaat, denken kiezers automatisch aan de PVV.
Is het niet paradoxaal dat kiezers oplossingen verwachten van de politiek, en toch wegtrekken uit het politieke midden? Niet per se, zegt Josje den Ridder. „Een groot deel van het electoraat wil een andere kant op met het migratiebeleid. De PVV was lange tijd onaantrekkelijk, omdat de partij niet mee mocht doen aan formaties, en door veel kiezers werd gezien als extreem.” Nu de deur naar de PVV open is gezet, is dat sentiment veranderd. „Ook voor kiezers die niet uit protest stemmen maar oplossingen willen, wordt het makkelijker om op de PVV te stemmen. Ze staan niet langer buiten de orde, en flankpartijen kunnen niet per definitie géén compromissen bereiken.”
Het SCP vroeg eerder dit jaar, in een ander onderzoek, aan kiezers of ze willen dat Nederland de grenzen sluit voor asielzoekers, ook als dat betekent dat Nederland daarmee internationale afspraken schendt. De PVV is hier voor. Een opvallend groot percentage, een derde van de kiezers, is het hiermee eens. Dat, zegt Josje den Ridder, laat zien dat kiezers bereid zijn ver te gaan bij het nadenken over oplossingen.
De oplossingen liggen, in de ogen van velen, niet langer in het midden. Die partijen hebben het daar ook zelf naar gemaakt, zo schreef hoogleraar politicologie Tom van der Meer (Universiteit van Amsterdam) in zijn pas verschenen boek Waardenloze politiek. Middenpartijen hebben de onderlinge verschillen onzichtbaar gemaakt, terwijl de kiezer juist behoefte heeft aan duidelijke verschillen. Van der Meer: „Kiezers die op zoek waren naar alternatieven, trokken naar de flanken.” Doordat partijen in het politieke midden geen „dominant conflict” konden agenderen, een onderwerp dat zíj belangrijk vonden, werden zij volgens Van der Meer „verscheurd” door de thema’s van de PVV, die wel in staat was de agenda te bepalen.
Vertaald naar de formatie van nu: de crisis van het midden veroordeelt de VVD en in mindere mate NSC tot een route over rechts. Ze moeten doorpraten met de PVV en BBB, en volhouden, ook als die gesprekken nog nergens naartoe gaan. Er is nu geen andere route die acceptabel is voor de achterban.