De pijngrens is een stuk niemandsland waar iedereen zijn eigen streep trekt

Menselijk lichaam Hoeveel pijn kan een mens verdragen? Dat hangt af van tal van factoren, biologisch en sociaal. „Je kunt op allerlei manieren je pijngrens beïnvloeden.”

Illustratie Dewi van der Meulen

Twee blauwe stickers met elektroden op mijn onderarm, twee stroomdraadjes, een kastje met knoppen en een staaf met een knop die ik zelf bedien. Dit is een proef om mijn pijngrens te meten. Druk de knop in en laat los als je iets voelt, is de eerste instructie. Dan: laat los als je beginnende pijn voelt. En ten slotte: laat los als je de pijn als maximaal te verdragen ervaart. Dat is mijn tolerantiedrempel.

Als ik iets voel kriebelen, laat ik los. Als het begint te prikken, laat ik los. Dan de derde keer: gekriebel gaat over in schokjes, schokjes worden brandende steken, mijn vingers trekken krom, mijn arm verkrampt, de stroom bonkt door naar mijn bovenarm. Als de pijn onverdraaglijk wordt, bij 25 milliampère, laat ik los.

Ik hing niet aan een klif, ik hoefde geen levens te redden. Dit was mijn pijngrens op een gewone dinsdagochtend. In een rustige ruimte met uitzicht op een tuin in het Radboudumc in Nijmegen, met tegenover mij twee vertrouwenwekkende wetenschappers. Hij in blauw poloshirt, zij in mintgroene zomerjurk.

Pijnonderzoekers Hans Timmerman en Esmeralda Blaney Davidson geven afgemeten instructies. Ze voeren het experiment uit zoals ze het al honderden keren hebben gedaan. Eerst de drie metingen met toenemende stroomsterkte in stilte. Dan dezelfde metingen met muziek die ik vreselijk vindt. „Eh… de Vengaboys?”, vraag ik. „Boom, boom, boom, boom?” En dan drie keer met prettige muziek. Jolene van Dolly Parton komt als eerste op.

Je wilt geen leven zonder pijn

Esmeralda Blaney Davidson pijnonderzoeker

De grafieken laten zien: mijn pijngrens ligt het laagst als ik ook nog de Vengaboys moet verdragen. Met Dolly Parton uit de speaker tolereer ik de opgevoerde pijnprikkels langer. Maar in stilte was het toch het langst vol te houden.

„Je sloot je ogen”, zegt Timmerman na afloop. „En je deed iets met je ademhaling.” Het gebeurde zonder vooropgezet plan. Diep en rustig ademen, naar mijn tenen. Een erfenis van de zwangerschapscursus misschien. Meegaan in de pijn, geen verzet, rustig blijven ademen.

In mijn achterhoofd speelde intussen nog een gedachte. Wat was dit voor pijn? En hoe erg was dit nu eigenlijk?

Zelden werd pijn zo indringend beschreven als in Een klein leven, een roman van Hanya Yanagihara. Over een geslaagde New Yorker, in zijn jeugd ernstig misbruikt en mishandeld, die de pijn van zijn verwoeste lijf en gebroken ziel alleen nog maar kan verlichten door zichzelf te snijden.

Yanagihara beschrijft zijn pijn in talloze schakeringen: pijn alsof iemand in hem graaide, zijn ruggengraat beetpakte als een slang en al schuddend probeerde los te maken van de zenuwstrengen. Pijn als een houten stok die in brand was gestoken en in hem gepriemd. Pijnscheuten die bijna prettig waren, zo fel en flitsend. Kloppende pijn. Doffe, bonzende pijn. Pijn die doet klappertanden of stuiptrekken. Brandende, rauwe pijn. Uitputtende pijn. Zelfs als het je voorstellingsvermogen te boven gaat, gaan de woorden door merg en been. Daar kwam dit testje niet bij in de buurt. Niet in de verste verten.

Lees een interview met Hanya Yanagihara: ‘We hadden het mis met het idee van Amerika als een paradijs’

Elektrisch stroompje

Pijn is onmisbaar. Pijn is een signaal dat er schade aan je lichaam dreigt. Een ontsteking, een giftige beet, kokend heet water: als je geen pijn voelt, is de kans op overleving een stuk kleiner. „Je wilt geen leven zonder pijn”, zegt Blaney Davidson.

Pijn is tegelijkertijd ongrijpbaar, zegt ze. Pijn is persoonlijk en subjectief. De pijngrens is geen klare lijn, maar een groot stuk niemandsland waar ieder individu zijn eigen streep trekt. Een krijtstreep die je morgen, als de zon schijnt en je goed geslapen hebt, of als je ruzie op je werk had en natgeregend thuiskomt, zomaar ergens anders kunt trekken.

„Maar pijn heeft wel een oorsprong”, zegt Blaney Davidson. Waarbij we zenuwpijn en (chronische) pijn zonder duidelijke oorzaak buiten beschouwing laten. Het gaat hier over zogenoemde nociceptieve pijn, weefselpijn. Er is een prikkel nodig om die pijn te kunnen voelen.

Blaney Davidson legt het vaak zo uit: het lichaam zit vol zenuwbanen, met talloze zenuwuiteinden. De uiteinden van de gevoelszenuwen zijn de nociceptoren, pijnreceptoren die druk, beschadiging, warmte of kou waarnemen, maar die ook bijvoorbeeld de branderigheid van capsaïcine in rode peper registreren. Alles draait om elektrische lading: in de nociceptoren zitten kanaaltjes die open of dicht kunnen om positief of negatief geladen deeltjes naar binnen of buiten te laten. De lading in de zenuwvezel is negatief tot er een pijnprikkel komt: dan gaan de kanalen open en schieten positieve deeltjes naar binnen om het verschil in lading tussen binnen en buiten op te heffen. Lokaal verandert zo de lading van de zenuw. Soms voel je alleen een kriebel. Bij een intensere prikkel gaan de poortjes langer open en gaat er een elektrisch stroompje lopen. „Er zijn verschillende kanalen die op verschillende manieren open en dicht gaan. Welke kanalen er opengaan en hoeveel bepaalt deels je pijngevoeligheid”, zegt Blaney Davidson.

Overal in het brein

Maar eerst moet het elektrische signaal via het ruggenmerg nog verbindingen leggen met andere zenuwen. Er zijn zenuwbanen die de reflex regelen om je hand terug te trekken van een hete pan. Andere zenuwbanen sturen het signaal naar de hersenen waar het wordt geanalyseerd en geïnterpreteerd: dat is het moment waarop nociceptie pijn wordt. Au! Heet! Los! Blaney Davidson: „Zonder brein geen pijn.”

Hoe de hersenen nociceptie naar pijn vertalen, is voor iedereen anders. „Je kunt geen specifiek deel van de hersenen aanwijzen”, zegt Blaney Davidson. De signalen activeren gebieden overal in het brein. Waar het geheugen zit, waar emoties als angst, boosheid of euforie zitten, waar de ratio heerst, waar risico’s worden ingeschat en besluiten genomen – alles speelt mee.

Alleen al de wisselwerking tussen brein en nociceptie is extreem complex. Hoe cellen daarnaast reageren op combinaties van signalen, welke rol het immuunsysteem en ontstekingen in het lichaam spelen en hoe hormonen pijn beïnvloeden – daar staat de wetenschap pas aan het begin.

Pijn is niet één mechanisme. Er gebeurt van alles tegelijk, verspreid over het hele brein

Esmeralda Blaney Davidson pijnonderzoeker

En dan zijn er nog de externe omstandigheden: pijn in een donkere, eenzame ziekenhuiskamer is anders dan pijn op een dansfeest met vrienden. Sociale interactie, beweging en ontspanning kunnen pijn dempen. En zelfs kleur: rood staat voor gevaar, bij groen en blauw bleken proefpersonen minder gevoelig voor pijn. Blaney Davidson: „Je kunt op allerlei manieren je pijngrens beïnvloeden.”

Dat muziek iets kan doen, zagen de Radboud-onderzoekers meermaals bevestigd. Het experiment met stroom en muziek deden ze in 2016 op het festival Lowlands met vierhonderd proefpersonen, die gemiddeld met hun voorkeursmuziek het minst gevoelig waren voor pijn. In het Nijmeegse popcentrum Doornroosje lieten ze mensen met wasknijpers op hun neus naar Frans Bauer en Harry Styles luisteren. Dat het publiek gemiddeld meer pijn voelde bij de volkszanger, daar kan Frans Bauer weinig aan doen. Timmerman: „Er waren meer fans van Harry Styles dan van Frans Bauer in de zaal.”

De verklaring van prettige muziek als pijndemper lijkt logisch: muziek leidt af, dwingt de hersenen met iets anders bezig te zijn. Maar wat onderzoekers zagen bij muizen die aan muziek werden blootgesteld: het effect hield aan nadat de muziek gestopt was, zelfs dagen later was het effect nog meetbaar. „Er zit een overlap tussen de hersencellen die door muziek worden geactiveerd en de cellen die het pijnsignaal binnenkrijgen”, zegt Blaney Davidson. Niet alleen de afleiding, het auditieve signaal heeft op zichzelf dus ook een dempend effect op de pijn.

Er zijn bovendien MRI-scans die laten zien dat wanneer mensen naar muziek luisteren, pijnsignalen minder hersengebieden activeren. Blaney Davidson: „Pijn is niet één mechanisme. Er gebeurt van alles tegelijk, verspreid over het hele brein.”

Vrouwen en mannen

En hoe het kan dat de ene pijn de andere dempt? Je hebt hoofdpijn, maar op het moment dat je je teen stoot voel je alleen dát. Er gaan signalen van het ruggenmerg naar de hersenen én ook weer terug, legt Blaney Davidson uit. Als het brein eenmaal geactiveerd is door pijnsignalen neemt de intensiteit van pijnsignalen af. Zo kan capsaïsine (rode peper, gember) pijn geven maar ook bestrijden, bijvoorbeeld in crèmes tegen jeuk of zenuwpijn.

Het verschil tussen individuen is altijd groter dan dat tussen groepen. Maar wie denkt dat vrouwen een hogere pijngrens hebben, omdat vrouwen kinderen baren, zal opkijken van wat Blaney Davidson met collega’s uit onderzoek onder meer dan 10.000 Nederlanders haalden. Grosso modo, zagen ze, zijn vrouwen pijngevoeliger dan mannen. Mogelijk omdat bij vrouwen andere cellen betrokken zijn bij het doorgeven van pijnprikkels. Hormonen kunnen ook een rol spelen. „Maar hoe het precies zit, weten we eigenlijk niet”, zegt ze.

Onderzoek naar verschillen tussen mannen en vrouwen levert soms kritiek op. „Maar om individuele patiënten te helpen, moeten we ons bewust zijn van die verschillen”, zegt Blaney Davidson. Je kunt mensen pas gelijk behandelen als je de verschillen kent. Het moment in de menstruatiecyclus kan de pijngevoeligheid versterken. „We doen metingen daarom op dezelfde dag van de cyclus”, zegt Timmerman. „En dan ook nog op hetzelfde moment van de dag.”

Er ligt nog een wereld open in het onderzoek naar gender en pijn. Timmerman: „Bij mannen die een geslachtsverandering ondergaan, en die minder testosteron en meer oestrogeen krijgen, werd in een kleine Italiaanse studie gezien dat zij als vrouw gevoeliger werden voor pijn.” Toch is het geen wetmatigheid dat oestrogeen pijn activeert en testosteron dempend werkt. Blaney Davidson vond in haar onderzoek geen consistente resultaten. „De wisseling in hormoonconcentraties zijn misschien wel van grotere invloed dan de hoeveelheid hormonen zelf.”

Hoe Richard Carapaz in de Tour de France met een gebroken knieschijf een etappe kon uitfietsen, blijft ook voor pijnonderzoekers een raadsel

Daarom is het ook zo belangrijk, vooral bij de behandeling van chronische pijn, om te weten wat er allemaal nog meer speelt. „Hoeveel beweeg je? Heb je een goed sociaal netwerk? Rook je? Heb je veel stress?” En natuurlijk, cultuur kán ook een rol spelen. Maar wetenschappers zijn huiverig om pijnbeleving daaraan toe te schrijven, omdat je nooit weet welke biologische grondslag daaronder zit.

De relatie tussen pijn en context zie je uitvergroot in de topsport. Dan tellen ook de belangen, zegt Timmerman. „Een voetballer die bij een klein tikje kermend op de grond blijft liggen, krijgt misschien wel een vrije trap. Een wielrenner verliest tijd als hij blijft liggen.” Adrenaline helpt om pijn te verdragen. Maar hoe Richard Carapaz in de Tour de France met een gebroken knieschijf een etappe kon uitfietsen, blijft ook voor pijnonderzoekers een raadsel.

Lees over de knieschijf van Richard Carapaz: Waarom stappen renners na een val weer op de fiets?

Ik ben hier niet om te kijken of je marteling verdraagt. Het is geen wedstrijd

Hans Timmerman pijnonderzoeker

Als toeschouwer kun je je niet aan de indruk onttrekken dat topsporters een hogere pijngrens hebben dan de kijker op de bank. Maar er is geen thermometer voor pijn. „Je kunt alleen afgaan op wat mensen er zelf over zeggen”, zegt Timmerman. Dat geldt ook in de zorg, waar artsen soms moeten inschatten hoeveel pijn een patiënt heeft en of een behandeling effectief is.

De vragenlijst met pijnbeschrijvingen van de Canadese McGill universiteit uit 1975 is één manier om pijn te meten. Een andere veelgebruikte methode is de ‘numeric rating scale’, met cijfers van 0 voor geen pijn tot 10 voor de ergste pijn die je je kunt voorstellen. Deze schaal, of de variant met smileys, helpt een patiënt om de pijn te weer te geven en artsen om een inschatting te maken. Wat goed zou zijn, zegt Timmerman, is als dat gepaard zou gaan met de vraag ‘…en zou je ervoor behandeld willen worden?’ Wat je wilt doen of laten om van de pijn af te komen, zegt óók iets.

Dat laatste komt in me op als ik voor de laatste keer de knop heb losgelaten. Mijn arm voelt nog een tikje stijf, maar de pijn was meteen weg. Het was wel heel makkelijk om van de pijn af te komen. Had ik het niet wat langer kunnen volhouden? Ben ik een watje, vergeleken met andere proefpersonen?

Maar zo kijken de pijnonderzoekers niet. „Ik ben hier niet om te kijken of je marteling verdraagt.” Hoeveel milliampère je tolereert, en hoe je scoort ten opzichte van anderen, vinden de onderzoekers irrelevant. „Het is geen wedstrijd.” Pijn kun je alleen maar vergelijken met je eigen pijn op een ander moment. „Het is jouw pijn.”