De pensioenfondsen staan nu voor een monsteroperatie

Stelselwijziging Na vijftien jaar discussie gaat het pensioenstelsel op de schop. Het akkoord van de Eerste Kamer vormde de laatste politieke horde, de pensioenfondsen kunnen aan de slag. Wat staat er komende tijd te gebeuren?

Minister Carola Schouten (Pensioenen, ChristenUnie) links bij een van de debatten over de Wet toekomst pensioenen.
Minister Carola Schouten (Pensioenen, ChristenUnie) links bij een van de debatten over de Wet toekomst pensioenen. Foto Bart Maat

Nu de Eerste Kamer heeft ingestemd met de nieuwe pensioenwet, is het de beurt aan de pensioenfondsen. Zij moeten er de komende jaren voor zorgen dat het Nederlandse pensioenvermogen van circa 1.400 miljard euro zo eerlijk mogelijk verdeeld wordt over ruim 10 miljoen persoonlijke pensioenpotjes. Een monsteroperatie, waar de fondsen al flink wat tijd in hebben zitten.

Bij PNO Media zijn ze twee jaar geleden begonnen met de voorbereidingen, zegt José Claus, voorzitter uitvoerend bestuur van dit fonds (zo’n 65.000 deelnemers). Dat de politiek nu eindelijk heeft ingestemd, betekent dan ook niet dat er plotseling allerlei nieuwe processen worden opgestart. Er is vooral opluchting dat al het voorwerk niet de prullenbak in hoeft.

Werkgeversorganisaties en vakbonden, de zogeheten sociale partners, zijn nu als eerste aan zet. Zij moeten met een transitieplan komen. Daarin staan alle grote keuzes die gemaakt zijn over het nieuwe pensioenstelsel voor hun achterban, zoals de vorm van de regeling en of alle deelnemers meegaan naar het nieuwe pensioenstelsel – het ‘invaren’. Alleen als het heel ongunstig uitpakt, gaan sommige pensioenen niet mee naar het nieuwe stelsel.

Solidariteitsreserve

Zo maken de sociale partners een keuze voor een flexibele of voor een solidaire premieregeling. Bij de laatste wordt een deel van het pensioenvermogen apart gehouden voor een solidariteitsreserve. Hieruit kan het fonds putten om pensioenen in mindere tijden op niveau te houden. In het plan staan ook afspraken over hoe deze solidariteitsreserve moet worden opgebouwd, en wanneer deze mag worden aangewend.

Lees ook: Senaat steunt pensioenwet na verhitte discussies over de Grondwet

Het is niet zo dat de transitieplannen straks onverwacht op de deurmat vallen bij de pensioenfondsen. De afgelopen tijd dachten zij al „onder de motorkap” mee bij de discussies over de keuzes, vertelt David van As, directeur bij bouwpensioenfonds Bpfbouw (bijna 800.000 deelnemers). „We gaan niet over de keuzes, maar het uiteindelijke plan moet voor ons wel uitvoerbaar zijn.”

Bij PNO Media zijn de actuarissen, de verzekeringsrekenaars, al druk aan het werk, zegt Claus. „Sociale partners kunnen heel veel ambitie hebben, zoals een hoge pensioenuitkering. Maar blijft die keuze staan als blijkt dat de premie dan te veel stijgt?”

Bij de meeste fondsen moeten de plannen dit najaar klaar zijn en uiterlijk begin volgend jaar goedgekeurd door de pensioenbesturen. Dat is nodig om de beoogde ingangsdatum te halen. Hoewel pensioenminister Carola Schouten (ChristenUnie) vorige week in de Eerste Kamer toezegde de uiterste ingangsdatum een jaar op te schuiven naar 1 januari 2028, willen de fondsen graag eerder over naar het nieuwe stelsel, zodat ze nog ruimte hebben om onvoorziene problemen op te vangen. PNO Media en BpfBouw koersen op 1 januari 2026 als ‘invaardatum’, de dag waarop de pensioenen worden omgezet naar de persoonlijke potjes.

Niet alle problemen die de komende jaren kunnen opspelen, zijn onvoorzien. De spanning zit juist in de bestaande tekorten aan actuarissen, aan wie alle pensioenfondsen trekken voor tijdige berekeningen, en in een gebrek aan IT’ers. Voor de operatie moeten pensioenuitvoerders hun computersystemen opnieuw inrichten of volledig nieuwe systemen aanschaffen. „Ik ben blij dat er uitstel is voor de uiterste datum”, zegt Gerard van de Kuilen van het kapperspensioenfonds (circa 150.000 deelnemers). „Er stond wel druk op. Al ziet het er bij ons op het gebied van de IT goed uit.”

Risico’s bij het beleggen

Ook deelnemers en pensioengerechtigden in het nieuwe pensioenstelsel hebben nog wat in te brengen. Met behulp van ‘risicopreferentieonderzoeken’ vragen pensioenfondsen hoeveel risico de verzekerden willen nemen bij het beleggen. Onder de kappers begon dit onderzoek begin mei. „Deelnemers krijgen schuifjes in beeld waarmee ze kunnen aangeven wat ze een redelijk pensioen zouden vinden”, legt Van de Kuilen uit. „Bij meer risico is de kans op een hoger pensioen groter, maar kan het bij economische tegenslag ook lager uitvallen.” Het pensioenfonds vertaalt de uitkomsten van het onderzoek naar het beleggingsbeleid en de verdeling van rendementen over de pensioenpotjes.

Om alle werknemers en gepensioneerden goed te informeren over het nieuwe stelsel, gaat PNO Media intensief communiceren met de achterban. „Dat hebben we tot nu toe niet uitgebreid gedaan. We wilden geen onrust veroorzaken, terwijl de wet nog niet was aangenomen en veel onduidelijk was of nog niet vaststond”, zegt Claus. „Maar als fonds voor de digitale en creatieve sector vinden we de communicatie extra belangrijk.” En er is haast bij: „De bedoeling is dat mensen vanaf 1 januari 2024 bij het begin van hun pensioen 10 procent van hun totale vermogen in één keer kunnen opnemen. Daar moeten we nu al over gaan informeren: wat zijn de consequenties voor bijvoorbeeld toeslagen als je in één keer zo’n geldbedrag krijgt? En wat doet de uitkering met de rest van je pensioenbedrag?”

Die communicatie is ook belangrijk om juridische procedures te voorkomen, zegt Van As van Bpfbouw. „Een verdeelvraagstuk is altijd gevoelig voor bezwaren”, wijst hij op de voorspelling van rechtbanken, verenigd in de Raad voor de Rechtspraak, dat gepensioneerden mogelijk massaal naar de rechter stappen omdat het pensioen dat hun jarenlang beloofd werd, in de praktijk lager uitvalt. „We moeten goed kunnen uitleggen wat we doen en welke keuzes we maken. Gelukkig heeft Bpfbouw de afgelopen jaren goed kunnen indexeren, dat helpt bij het creëren van vertrouwen. Ik verwacht dus niet al te veel bezwaren.”