‘Iedereen die zich wil identificeren met Gaza is meer dan welkom”, zei het hoofd van de Israëlische politie Kobi Shabtai op 17 oktober in een videobericht geadresseerd aan Palestijnen in Israël. „Ik zal hen op de bussen zetten die nu richting Gaza rijden.”
Een jonge Palestijnse vrouw in Haifa stond die dag op het punt om te gaan demonstreren tegen Israëls bombardementen op Gaza. „Toen ik die video zag, wist ik dat veel mensen zouden thuisblijven”, zegt de vrouw, die uit angst voor arrestatie anoniem wil blijven. „Maar ik besloot toch te gaan.”
Vanuit een café in Haifa vertelt de twintiger wat er toen gebeurde. De circa tweehonderd mensen die kwamen opdagen, hadden volgens haar geen Palestijnse vlaggen bij zich en dropen al snel weer af. „Maar toen ik naar huis wilde gaan, werd ik omsingeld door de politie”, zegt de vrouw. „Ze sloegen me in de boeien en duwden me een politieauto in. Daar spuugden ze op me en scholden ze me uit voor hoer en terrorist. Naast de auto stonden mensen ‘lang leve Israël!’ te roepen.”
De vrouw werd meegenomen naar het politiebureau. Daar werd ze naar eigen zeggen aangerand door een vrouwelijke agent die bij het fouilleren aan haar borsten bleef zitten. Tijdens haar detentie kreeg ze niet te eten, zegt ze, en werd ze opnieuw vernederd. „Toen ik een bewaker om een aansteker vroeg, zei hij: ‘ga toch lekker naar Gaza om je sigaret aan te steken. Daar is genoeg vuur.” De dag erop werd de vrouw vrijgelaten. „Het enige doel was om me te vernederen en bang te maken.”
Dit geval staat niet op zichzelf. Sinds 7 oktober zijn er volgens mensenrechtenorganisaties honderden Palestijnen in Israël gearresteerd, ontslagen of van hun universiteit verwijderd, veelal na uitlatingen over de oorlog in Gaza. Het gaat hierbij om Palestijnen met een Israëlisch paspoort, door Israël aangeduid als ‘Arabische Israëliërs’. Deze groep van zo’n twee miljoen mensen (ruim 20 procent van Israëls bevolking) woont niet in de Gazastrook of op de Westelijke Jordaanoever, maar in overwegend Palestijnse steden en dorpen in Israël of in zogeheten ‘gemengde’ steden.
Gemengde stad
Haifa is zo’n gemengde stad. Zo’n 10 procent van de ruim 280.000 inwoners heeft een Palestijnse achtergrond. De havenstad heeft binnen Israël een relatief liberaal imago en wordt vaak omschreven als een plaats waar Joodse en Palestijnse Israëliërs succesvol samenleven. Maar in de praktijk is deze ‘coëxistentie’ gebaseerd op ongelijke fundamenten, zo werd na 7 oktober pijnlijk duidelijk.
Lees ook
deze reportage over het dagelijks leven in Tel Aviv
„Voor Palestijnen is het geen coëxistentie, maar sub-existentie”, zegt advocaat Diana Buttu op het terras van een Palestijns café in Haifa. Ze is geboren in Canada in een Palestijns gezin, maar verhuisde in 2000 naar Haifa en heeft een Israëlisch paspoort. „Zolang je jezelf identificeert als een Israëliër die ‘toevallig’ Arabisch spreekt, wordt je getolereerd. Maar zodra je Palestijnse identiteit de kop opsteekt, loop je aan tegen allerlei discriminerende wetten.”
Het begint ermee met wie in Israël mag wonen, en waar. Zo heeft Buttu’s oudtante nooit kunnen terugkeren naar haar geboorteland nadat ze bij de stichting van Israël in 1948 verdreven was naar Jordanië tijdens de zogeheten Nakba. „Terwijl Joden wereldwijd direct Israëlisch staatsburger kunnen worden, is mijn oudtante, die hier geboren is, gestorven in een Jordaans vluchtelingenkamp”, zegt Buttu. Haar overleden vader bleef in 1948 achter en werd Israëlisch staatsburger, maar kon niet terug naar zijn eigen land nabij Nazareth. „Nadat ze de mensen daar verdreven hadden, voerden de Israëliërs een wet door die bepaalde dat wie zijn land verlaat, er geen aanspraak meer op kan maken”, zegt Buttu. „Let op mijn woorden: dit zal op den duur ook met Gaza gebeuren.”
Ook wijst Buttu op veel recentere wetten. Zo voerde de Knesset dit jaar nog een uitbreiding van de zogeheten ‘toelatingscommissiewet’ door, waarmee Joodse gemeenschappen nieuwe bewoners kunnen weren als zij hen ‘sociaal ongeschikt’ achten. „Een heel vage term”, zegt Buttu. „Maar in de praktijk betekent het natuurlijk: Palestijnen.”
‘Genocidale taal’
Het racisme is dus structureel, benadrukt de advocaat, maar heeft sinds 7 oktober nieuwe vormen aangenomen. „Racistische taal is omgeslagen in ronduit genocidale taal”, zegt ze. „In de bus, op straat, in de winkel, op tv: overal hoor je mensen zeggen dat Gaza met de grond gelijk moet worden gemaakt en dat er geen onschuldigen zijn. En het ergste is: politieke leiders zeggen hetzelfde.”
Aan het tafeltje achter dat van Buttu is zojuist een Joods gezin aangeschoven voor het ontbijt. De vader draagt een T-shirt en een automatisch geweer. Gevraagd waarom hij bewapend naar het ontbijt komt, legt hij uit dat hij reservist is en thuis geen kluis heeft waarin hij het geweer kan opbergen. Maar Buttu heeft goede redenen om zich niet veilig te voelen. Nadat ze laatst een interview gaf aan Al Jazeera over Israëls bombardementen op ziekenhuizen in Gaza, is haar man uit het niets opgebeld en zijn haar naam, adres en telefoonnummer verspreid op sociale media. Screenshots hiervan zijn ingezien door NRC. „Rot op naar Gaza”, schrijft iemand onder een Facebook-post.
Hoezeer lynchpartijen op de loer liggen, bleek afgelopen maand in Netanya, een stad vlak buiten Haifa. Nadat op sociale media berichten de ronde deden dat Palestijnse studenten eieren op voorbijgangers buiten een synagoge zouden hebben gegooid – iets wat de studenten ontkennen – verzamelden honderden Joodse mannen zich voor hun slaapzalen terwijl ze ‘dood aan de Arabieren!’ riepen. De politie was aanwezig, maar volgens de Israëlische krant Haaretz werden er geen arrestaties verricht.
„Pas rond middernacht hebben we de politie zover gekregen de Palestijnse studenten te evacueren”, zegt Jafar Farah, directeur van het Mossawa Centrum, een ngo die de belangen van Palestijnse Israëliërs behartigt. „Ikzelf ben met twee bussen naar Netanya gereden om te helpen.”
Verklikt door collega’s
Farah (57), een energieke man met een speelse blik, zit in zijn kantoor in Haifa. Hij legt een lijst op tafel met de namen en nummers van honderden Palestijnse Israëliërs die zijn organisatie recent om hulp vroegen. „Normaal gesproken krijgen we vijftig van dit soort verzoeken per jaar”, zegt hij. „Nu honderden in één maand.”
De zaken lopen zeer uiteen. Zo buigt Mossawa zich over het lot van de twintig Palestijnse Israëliërs die op 7 oktober door Hamas gedood werden, maar ook over de meer dan vierhonderd politieonderzoeken die volgens Jafar lopen tegen Palestijnse Israëliërs vanwege hun uitlatingen sinds 7 oktober. Veel van hen werden ‘verklikt’ door collega’s of medestudenten op het werk of de universiteit, vertelt hij, zoals recent nog een verpleegkundige in een ziekenhuis in Haifa.
„Ze verzorgt al 33 jaar Joodse en Palestijnse patiënten”, zegt Jafar. „Maar op 8 oktober is ze door de politie uit het ziekenhuis meegenomen na klachten dat ze zich ineens ‘onprofessioneel’ zou hebben gedragen. Na een dag werd ze weer vrijgelaten, maar ze is nog steeds haar baan kwijt.” De verpleegkundige is gebeld door NRC, maar durft niet haar verhaal te doen.
Een gevolg van de repressie is dat Palestijnse Israëliërs zich steeds meer afzonderen van hun Joodse medeburgers, ziet Jafar. „Op het werk gaan veel van hen gesprekken uit de weg uit angst dat ze verklikt zullen worden”, zegt hij. „En omdat ze weten dat niemand naar hen zal luisteren.”
‘Geen oorlog tegen Arabieren’
Inderdaad lijken sommigen Joodse Israëliërs in het café geen idee te hebben van wat er in de Palestijnse gemeenschap speelt. „Ik heb niet echt spanningen gemerkt”, zegt Tomer Gideon (28), een ondernemer die met drie vrienden in het café zit.
Geen van hen zegt te hebben gehoord van de arrestaties van Palestijnen. De bestorming van de studentenzaal in Netanya doet een van hen af als „een demonstratie”. Allemaal zeggen ze zich veilig te voelen.
Lees ook
deze reportage over leven in de kibboets
„Arabieren hoeven zich ook niet bedreigd te voelen”, zegt Gideon. „Dit is een oorlog tegen terrorisme, niet tegen Arabieren. Bovendien geven wij de Arabieren heel veel rechten, niet zoals zij in een kalifaat zouden doen.” Gevraagd of er überhaupt iets valt aan te merken op Israëls behandeling van zijn Palestijnse medeburgers, moet hij even nadenken. „Nee, ik denk dat het probleem aan hun kant zit”, zegt hij dan. „Ze worden opgevoed met haat. Wij leren juist respect te hebben voor anderen.”
Dit soort reacties laten wat Buttu betreft juist zien hoe diepgeworteld apartheid in Israël is. „De onderdrukking van Palestijnen is zó genormaliseerd, dat Israëliërs deze simpelweg niet zien”, zegt ze. „Ze hebben ons onzichtbaar gemaakt. De enige keren dat ze ons wel zien, is als ze humus bij ons komen eten, of als er, zogenaamd ‘uit het niets’, een geweldsuitbarsting plaatsvindt.”
Toch is het juist ook in Israëls eigen belang om beter te leren kijken, zegt Jafar Farah van het Mossawa Centrum. „Iedereen zag dat de crisis in Gaza zou uitbarsten, behalve de Joodse Israëliërs”, zegt hij. „Zolang ze niet inzien dat bezetting en systematisch racisme niet ‘normaal’ zijn, blijven we vastzitten in een geweldscyclus.”
Dat Israëliërs na 7 oktober getraumatiseerd zijn, begrijpt Farah. „Maar wat lost het op om ‘dood aan de Arabieren’ te roepen?”, zegt hij. „De Palestijnen die in Israëlische ziekenhuizen en scholen werken, zullen echt niet ineens vervangen worden door Nederlanders of Zweden. Wij zijn nu eenmaal de enige buren van het Joodse volk in deze regio. We moéten een manier vinden om samen te leven.”
Gevraagd naar het hoe, heeft Farah direct een antwoord klaar. „Van de rivier tot de zee, twee volken met gelijke rechten en zelfbeschikking”, zegt hij. Dat hoeft wat hem betreft niet uit te draaien op een tweestatenoplossing, iets wat Israël volgens hem toch nooit zal accepteren. „Er zijn veel meer manieren om het recht op zelfbeschikking binnen één staat vorm te geven. Kijk naar België, het Verenigd Koninkrijk, Spanje of Zwitserland. Al die modellen zullen natuurlijk eigen problemen met zich meebrengen, maar alles liever dan de catastrofe waar we nu al 75 jaar inzitten.”
Maar wat als Israël een heel andere oplossing voor ogen heeft? „Voor mij is het duidelijk”, zegt de onlangs gearresteerde Palestijnse vrouw. „Ze willen ons gewoon allemaal verdrijven”. Daar zegt de jonge vrouw niet op te willen wachten. Ze wil volgend jaar naar Italië verhuizen. „Bijna al mijn vrienden willen ook weg”, zegt ze. „We hebben zo veel energie, we willen onszelf ontwikkelen. Hier is dat helaas onmogelijk.”