De oude bunker ligt nu vol ambachtelijke kazen: hoe Nederland verandert als kaasland

Jolanda Bakker (54) opent de deur van een oude bunker op Terschelling. Het licht is kapot, dus de inhoud van de bunker blijft verborgen. De muffe geur van schimmel ontsnapt. Een telefoonlampje gaat aan. Het bleke licht onthult een dubbele stellage met vijf rijen planken vol ronde kaaswielen. Ze zijn bedekt met wit en blauw dons, als boterhammen die te lang in een schooltas achterbleven. De precieze locatie van de bunker moet geheim blijven. „Deze kaas is onze bank. Als die gestolen wordt, hebben we een probleem”, zegt Jolanda.

Voor de gangbare Hollandse kaasmaker is een vochtige ruimte vol schimmelende kazen een nachtmerrie. Maar Jolanda ziet het graag, cultiveert de schimmel zelfs aandachtig. Het geeft de schapenkaas van Terschellingse kaasmakerij De Zeekraal zijn bijzondere smaak. Funky, en ziltig; met dank aan de bunker en de locatie van de boerderij, ingeklemd tussen duin en polder. Het is een smaak zoals de Nederlandse consument die vooral kent van Franse kazen. En toch komt het uit eigen land.

Nederland is een kaasland, maar toch vooral een fabriekskaasland. In 2023 produceerden Nederlandse kaasmakers in totaal 977 miljoen kilo kaas. Precieze cijfers zijn er niet, maar het gros daarvan rolde uit de fabriek en was bedoeld voor de export. Maar het karakter van de kaasmarkt in eigen land verandert langzaam; er is meer ambachtelijke kaas zoals die van De Zeekraal, meer diversiteit in kaassoorten, en er zijn meer specialiteitswinkels waar de kazen verkocht worden. Sinds vorig jaar is er zelfs een speciale opleiding tot ‘fromager’, kaaskenner, te volgen in Assendelft. „De Nederlandse consument ziet kaas steeds meer als een ‘genietproduct’ in plaats van een simpel broodbeleg. Daar willen ze iets speciaals voor”, vertelt Tom Booijink, zuivelsectoranalist bij de Rabobank.

De vraag stijgt, en het aanbod volgt. In plaats van melk leveren aan kaasfabrieken, leggen steeds meer boeren hun eigen kazen in het pekelbad. Dit gebeurt zonder grote machines en chemische middelen, ambachtelijk dus. Toch blijft het aandeel van de ambacht klein in de totale Nederlandse kaasproductie, zo klein dat analisten eigenlijk niet weten hoe groot het aandeel nou precies is. „Fabriekskazen lijden vooralsnog niet onder de opkomst van ambachtelijke kazen”, concludeert Booijink.

Blauwe aders

Maar dat het aanbod groeit, daar zijn analisten en verkopers het wel over eens. Die opkomst is al even bezig, en past in een internationale trend die al decennialang gaande is: slow food, lokaal en seizoensgebonden. In 2004 begon deze trend in Scandinavië, waar chef-koks zoals René Redzepi van het bekende Deense restaurant Noma, onder de noemer ‘New Nordic Cuisine’, koks en consumenten opriepen lokaal en natuurlijk te eten. De stroming heeft zich ongezien een weg gebaand in de consumentenkeuzes. van stadse ‘microbreweries’ tot boerenkaas uit de lokale boerderijwinkel.

De ambachtelijke kaas is dus al even in opkomst. Terwijl de productiemethode veranderde, bleef de soort kaas overwegend dezelfde: Goudse kaas. Inmiddels verandert dat ook. Nederlandse kaasmakers begonnen ‘specialiteitskazen’ te maken; schimmelend en zacht, met een sterk lokaal karakter; Goudse boerenkaas kan je overal kopen, van Groningen tot Zeeland. Een Terschellingse Grijze Duinenkaas alleen daar, op Terschelling.

Met alle bunkers van de Atlantikwal op ons eiland paste het concept perfect

Jolanda Bakker
Kaasmaker

De eerste ‘pioniers’ in het noorden van het land begonnen 25 jaar geleden met de productie van blauwaderkaas en kleine geitenkaasjes. Het aantal is sindsdien gestaag gegroeid, ziet ook Bernard Bekker van specialiteitskaashandel Lindenhoff. Zij affineren (jargon voor rijpen) kazen van over heel Nederland, en leveren aan sterrenrestaurants zoals Rijks en De Kas in Amsterdam. „We vinden nu overal in het land geweldige kazen.”

De Zeekraal hoort bij de groep kaasmakers die de diversiteit aanstuwt. Jolanda runt de schapenboerderij samen met man Gerben (59) en kinderen Laurens (25) en Martijn (23). Ze maken al ruim twintig jaar kaas, waarmee ze aansloten bij de ‘New Nordic’ stroming, maar sinds een jaar of zeven verkopen ze ook kaas met een natuurlijke schimmelkorst, geinspireerd door een bezoek aan Italië, waar ze verbleven bij een kaasmaker die zijn kaas rijpte in een grot. „Het water droop er nog langs de muren”, vertelt Jolanda. „Met alle bunkers van de Duitse Atlantikwal op ons eiland paste het concept perfect.” Het resultaat mag er zijn, vertelt Bernard Bekker van Lindenhoff. „De Grijze Duinenkaas van Zeekraal kan wedijveren met de Franse Comté. Zelfs Bernard Antony, een legendarische Franse affineur, was onder de indruk van het Terschellingse kaasje.”

Duinkaas van de Terschellingse kaasmaker Jolanda Bakker, gerijpt in een oude bunker op het eiland.
Foto Wouter de Wilde

Kaaswinkels

Een ander gevolg van de gestage kentering naar ambachtelijke kazen, is een groei in het aantal kaaswinkels. Hun aantal groeide met 37 procent tussen 2014 en 2024. Er zijn inmiddels 731 winkels in het land, tegenover 530 in 2014. Die groei is te danken aan de kleinschaligheid van de groeiende ambachtelijke productie. Elke boer maakt zijn eigen kaas op kleine schaal. De Zeekraal produceert per jaar zo’n 12.500 kilo kaas; te weinig voor een supermarkt, die een stabiel aanbod moeten hebben.

Een van die nieuwe kaaswinkels is De Nylander in het Friese Workum, om de hoek van een enorme Campina kaasfabriek. De winkel deelt het oude schoolgebouw van Nylander-baas Otto-Jan Bokma (63) met de lokale slager en bakker. Bokma, die met De Nylander zelf ook ambachtelijke kaas maakt, begon zijn winkel in 2020 op uitnodiging van de slager, die eigenaar is van het pand.

De Nylander toont waarom het aantal kaaswinkels de laatste jaren een extra vlucht nam: corona. In tegenstelling tot veel winkels in het land, had De Nylander er juist profijt van. Restaurants gingen dicht, en fijnproevers moesten zichzelf thuis verwennen. Daarnaast moesten ook toeristen in eigen land op vakantie, en die vonden Friesland in groten getale. „Het waren een paar goede jaren voor ons”, vertelt Bokma. „Maar de winkel loopt nu ook goed in de toeristenloze wintermaanden, omdat we de lokale klandizie nooit meer zijn kwijtgeraakt.”

In de kaasspeciaalzaak in het Friese Workum wordt een blauwe schimmelkaas aangesneden.
Foto Wouter de Wilde

In Friesland steeg het aantal kaaswinkels het hardst, met 88 procent sinds 2014. Het zijn er nu 32. Dat lijkt niet veel, maar inmiddels heeft alleen Noord-Holland meer kaaswinkels per inwoner; 17.930 inwoners per winkel in Noord-Holland, 20.684 per winkel in Friesland. Waarom juist Friesland het toneel was van zo’n grote groei durven analisten niet stellig te zeggen. Bokma, geboren en getogen Fries, heeft wel zijn ideeën. Ten eerste verdwenen veel supermarkten uit de Friese dorpen. In sommige dorpen kwamen daar specialiteitswinkels voor terug. Tegelijkertijd zijn Friezen trots op hun regio, en kopen ze graag lokaal. De Nylander verkoopt voornamelijk Friese kaas; zowel Goudse als ‘stinkkazen’.

Vraag en aanbod groeiden, het enige wat nog achterbleef is de kennis, zegt René Koelman, eigenaar van kaashandel Kaasfort, en oprichter van de nieuwe kaasopleiding die in januari zijn eerste gecertificeerde diploma’s uitgaf. „Een deel van de waarde van ambachtelijke kaas zit in het verhaal dat hij vertelt. Het zit in de boerderij waar de kaas vandaan komt en de mensen die hem maken. Om te zorgen dat de horeca en detailhandel dat verhaal ook goed kunnen verkopen, en hun steentje bijdragen aan de ontwikkeling van het ambacht, vonden wij het nodig om deze opleiding te beginnen.”

Die ontwikkeling gaat niet altijd even makkelijk. De Nederlandse kaassector richt zich al decennialang op grootschaligheid. Op de markt krijgt een ambachtelijke kaas gemiddeld maar 25 cent meer per kilo dan een fabrieksversie. „Het is voor een boer financieel heel risicovol om uit het fabriekssysteem te stappen. Daar heb je een stabiele afnemer van je melk of productiekaas. Als je daaruit wil stappen, brengt dat risico’s mee. Je zit echt in de tang”, zegt Jolanda Bakker. Het resultaat: veel makers gaan ambachtelijk werken, maar stoppen binnen enkele jaren. „Het is echt lastig om een winstgevend bedrijf op te zetten”, vertelt René Koelman. „Je moet als kaasmaker van de lange adem zijn.”

Door het succes van de doorzetters vormt zich nu toch een wilde variatie aan Nederlandse kazen. Of we ooit massaal onze plastic fabriekskazen inruilen voor ambachtelijke specialiteitskazen, ligt vooral aan een enkele vraag: is het lekker? Het antwoord daarop is aan de volgende generatie boeren. Bij de families Bakker en Bokma zit het in ieder geval wel goed. Daar staan de kinderen al klaar in de stal om het stokje over te nemen.

Een kaasspeciaalzaak in het Friese Workum. In heel Nederland zijn inmiddels 731 kaaswinkels, 37 procent meer dan in 2014.
Foto Wouter de Wilde