De opmerkelijke erfenis van Jacob Israël de Haan in Jeruzalem

Aan het eind van de Jaffastraat in Jeruzalem, die vanaf het treinstation richting de Oude Stad loopt, ligt het voormalige Shaare Zedek-ziekenhuis. Geopend in 1902, was dit het eerste moderne hospitaal buiten de stadspoorten. In de voormalige synagoge op de begane grond is een fototentoonstelling ingericht over ultraorthodoxe joden. Achter het gebouw ligt inmiddels een diepe bouwput. Het ziekenhuis moet een hotel worden.

Niets wijst er op dat voor de deur van dit ziekenhuis, dit weekend precies honderd jaar geleden, een politieke moord werd gepleegd. Op de avond van 30 juni 1924 wandelt Jacob Israël de Haan, een Nederlandse, joodse schrijver, dichter, jurist, correspondent en politiek activist die sinds 1919 in Jeruzalem woont, hier naar buiten. Hij is op bezoek geweest bij zijn vriend Moshe Wallach, de directeur, en heeft gebeden in de synagoge.

Buiten in de Jaffastraat wordt hij door een man benaderd, die een pistool trekt en hem met drie kogels doorboort. De moordenaar is Abraham Tehomi, een jonge joodse immigrant uit Odessa en lid van de Haganah, een paramilitaire zionistische organisatie ten tijde van het Britse mandaat in Palestina.

De Haan was vijf jaar daarvoor, in maart 1919, op het (oude) treinstation van Jeruzalem aangekomen, als correspondent voor het Algemeen Handelsblad. Palestina is door de Britten bezet. Middels de Balfour-verklaring heeft de Britse regering in 1917, onder invloed van de zionistische beweging, haar steun uitgesproken voor ‘de vestiging in Palestina van een nationaal tehuis voor het joodse volk’.

Dit gaat tegen de wil in van Palestijns-Arabische nationalisten, die streven naar een onafhankelijke staat en zich verzetten tegen de verklaring en zionistische immigratie.

De Haan hoopt als correspondent een bijdrage te leveren aan de zionistische opbouw van het ‘nationaal tehuis’. Maar in vijf jaar tijd verandert hij van een religieuze zionist in een fel criticus van het zionisme. Hij neemt het op voor de joodse orthodoxie, die in zijn autonomie wordt bedreigd door de steeds dominantere zionistische organisatie, maar ook voor de Palestijns-Arabische bevolking.

Schandaal in Amsterdam

De in 1881 in het Drentse Smilde geboren en in Zaandam opgegroeide De Haan kwam uit een religieus joods gezin. Later keerde hij zich af van het geloof en sloot zich aan bij de socialistische beweging. Zijn roman Pijpelijntjes (1904), over een homoseksuele relatie in de Amsterdamse wijk De Pijp, zorgde voor een schandaal. Hij werd ontslagen als onderwijzer en als medewerker van het socialistische dagblad Het Volk.

Na een studie rechten en een huwelijk met de niet-joodse Johanna van Maarseveen keerde hij terug naar het geloof, wat gepaard ging met schuldgevoelens over zijn homoseksualiteit. Ook raakte hij betrokken bij de zionistische beweging, en werd zo geconfronteerd met de gespannen relatie tussen zionisme en religie, en de vraag wat een joodse nationale gemeenschap zou moeten behelzen.

In het Jeruzalem waar De Haan arriveert wonen diverse groepen Palestijnse moslims, christenen, joden, zionistische immigranten, en buitenlandse kolonies. De Haan legt makkelijk contact en verkeert in uiteenlopende kringen: hij heeft vrienden binnen de ashkenazisch joodse orthodoxie, hangt rond in Nederlandse weeshuizen, raakt bevriend met de Britse gouverneur van Jeruzalem, en gaat paardrijden met Palestijnse vrienden.

De Haan heeft er oog voor dat de zionistische aspiraties onverenigbaar zijn met de wensen van de Arabische bevolking. De Palestijnse nationale leider Arif al-Arif, door De Haan in een interview omschreven als een zeer begaafde en ‘mooie jonge Arabier’, zegt tegen hem: ‘Ik ben niet tegen de joden, ik ben tegen het politieke Zionisme’. Later bezoekt De Haan de emir van Transjordanië en koning Hoessein van de Hidjaz als journalist en activist voor de orthodoxie.

De Haans groeiende kritiek op het zionisme en aandacht voor het Arabisch nationalisme moet hij uiteindelijk met de dood bekopen. Dat De Haan is vermoord door de Haganah wordt pas in de jaren zestig bevestigd door een artikel in de Israëlische krant Haaretz. De daad gaat dan de boekjes in als ‘de eerste politieke moord’ op een jood in de zionistische geschiedenis.

Dat er op de plaats van de moord in West-Jeruzalem geen spoor te vinden is van De Haan is niet verbazingwekkend. „De Haan heeft in Israël geen sterke erfenis, omdat iedereen op andere manieren ongemakkelijk is met zijn verhaal”, zegt de Israëlische Yoav Tal, die een film maakt over de moord, via de telefoon.

Desondanks ‘leeft’ De Haan wel degelijk voort in Jeruzalem. Zijn nachleben is bijna even opmerkelijk als zijn bewogen leven. Onder sommige ultraorthodoxe joden wordt hij gezien als een martelaar, gedood door de seculiere zionisten. Hij is het onderwerp geweest van ‘gay-tours’ door de stad. Linkse Israëliërs interesseren zich voor zijn kritiek op het zionistische establishment en zijn aandacht voor de Palestijnen.

Deze maand wordt in Nederland het leven van De Haan middels een reeks evenementen geëerd. In Israël is er, ondanks de beladen erfenis, sprake van een bescheiden De Haan-hype. Onlangs verscheen de film The Battle of Jacob Israël de Haan van Zvi Landsman, de staatszender Kan 11 werkt aan een documentaire, de film van Yoav Tal is in de maak, er komen Hebreeuwse vertalingen aan van zijn feuilletons, en zijn gedichten werden opgenomen in een queer-tijdschrift.

Vriend van de Arabieren

Na zijn aankomst in Jeruzalem verblijft De Haan in het hotel van Yerachmiel Amdursky in de Oude Stad, vlakbij de Jaffapoort, tegenover de Toren van David. In een feuilleton schrijft hij hoe hij vanuit zijn bed de klok van de Jaffa-toren hoort, joodse liederen, en Arabische stemmen, ‘een taal, zacht en weidsch uitvallend, die ik gaarne leren zal.’

Het hotelgebouw staat er vandaag de dag vrijwel onveranderd, maar verlaten bij. De kolonistenorganisatie Ateret Cohanim koopt gebouwen op in de Oude Stad in het door Israël geannexeerde Oost-Jeruzalem, waaronder dit hotel. De Palestijnse eigenaar van een kiosk op de begane grond, Hazim Kaloti (65), heeft nog nooit van De Haan gehoord, maar zegt: „Mijn opa had het zeker geweten, die kende iedereen in het hotel.” Volgens Kaloti is de strijd om het hotel al decennia gaande. „Gelukkig blijven wij erbuiten; we hebben de eigendomspapieren van onze winkel.”

Na enkele verhuizingen woonde De Haan het grootste deel van zijn tijd in Jeruzalem bij de Palestijnse familie Aweidah, van wie hij een tuinhuisje huurde in hun woon- en winkelcomplex in de Mamilla-straat, net buiten de Oude Stad. Het was toentertijd een drukke winkelstraat met veel Palestijnse bedrijven. In de oorlog van 1948 werd de straat grotendeels verwoest; er is nu een modern winkelcentrum met nog enkele herstelde gevels.

Met een van de zoons van het gezin, Adil Aweidah, onderhield De Haan een vriendschap en mogelijke relatie. De Haans omgang met Palestijnen is niet vrij van oriëntalistische romantiek en stereotypering: hij omschrijft Adil als lui en opportunistisch en koestert erotische verlangens naar Arabische straatjongetjes. De dochter van Adil Aweidah, Nahil, noemt in online memoires slechts terloops dat een ‘Nederlandse immigrant’ bij de familie inwoonde.

In Arabische media duikt De Haan sporadisch op vanwege zijn kritiek op het zionisme en aandacht voor het Palestijns nationalisme. Ondanks het dominante beeld van De Haan als ‘vriend van de Arabieren’, blijft de bescheiden hype in het herdenkingsjaar in Jeruzalem toch vooral beperkt tot activistische Israëliërs en anti-zionistische ultraorthoxen.

De Haan leeft op een hele eigen manier voort in de ultraorthoxe gemeenschappen in Jeruzalem. Hier herinnert men zich hem omdat hij de belangen van de ultraorthodoxie vertegenwoordigde en het voor hen opnam tegen het seculiere zionisme.

Nog in Nederland was De Haan actief geworden binnen de Mizrachi, de religieus-zionistische beweging. In Jeruzalem werd hij uiteindelijk een aanhanger van de gemeenschap rond de ultraorthodoxe rabbijn Chaim Sonnenfeld. Ook werd hij een pleitbezorger van de Agoedat Israel, een orthodox tegenwicht van de internationale zionistische beweging, en was zo ook betrokken bij de opkoping van land. De autonomie van de ultraorthodoxie werd in toenemende mate bedreigd door het zionisme, dat zichzelf opwierp als ware vertegenwoordiger van de joden in Palestina.

Olijfberg

In Mea Shearim, de eind negentiende eeuw gebouwde wijk voor ashkenazische ultraorthodxe joden, is het verhaal van de moord op De Haan tot op de dag van vandaag bekend. „Dat is de man die vrede wilde sluiten met de Arabieren en is vermoord”, zegt een oudere man vanachter de toonbank van een bakker. Akiva, de eigenaar van een boekwinkel, kent De Haan uit verhalen van zijn grootvader en meent als kind ook werk van hem te hebben gelezen. „Maar bijna niemand heeft het nu nog over hem. Als je informatie wilt, moet je bij de seculieren zoeken, in de Nationale Bibliotheek.”

Een vrouw in de boekwinkel spreekt hem zachtjes tegen: „Het gaat hier nog steeds over De Haan, vooral onder families die tegen de staat zijn”, zegt ze, doelend op antizionistische ultraorthodoxen. Onder hen is de groep Neturei Karta, een afsplitsing van de Agoedat Israel. Op de dag van de moord – maar dan volgens de Hebreeuwse kalender – trekken zij nog altijd naar de Olijfberg buiten de poorten van de Oude Stad, waar De Haan ligt begraven. Op posters aan de muren van Mea Shearim prijkt rond die tijd ook De Haans naam.

Herdenking

Maar niet alleen op de Olijfberg wordt De Haans 100ste sterfdag herdacht. In een tweedehandsboekwinkel in de Jaffastraat belt een jonge man achter de kassa meteen zijn baas op bij het horen van De Haans naam. Die weet te vertellen dat er een bijeenkomst zal plaatsvinden in Jeruzalem ter ere van zijn leven, georganiseerd door twee Israëliërs uit de culturele sector, en een ultraorthoxe joodse man.

Cultureel organisator Roei Kleitman (30) vertelt telefonisch dat zijn doel is om De Haan meer onder de aandacht te brengen. „Hij is toch met name voor antizionistische ultraorthodoxen nog steeds van grote betekenis.” Volgens Kleitman is De Haan uiteindelijk vermoord omdat hij joden en de antikoloniale Arabische nationale beweging met elkaar wilde verbinden.

Via De Haan hoopt hij het politieke landschap in Israël opnieuw te verbeelden en „het jodendom te dekoloniseren door het te bevrijden van de mentale bezetting door het zionisme.” Als voorbeeld noemt hij het joodse chanoeka-feest, dat door het zionisme een nationalistische invulling heeft gekregen. Kleitman vertelt dat er zowel ultraorthodoxen, queers, als linkse politieke activisten naar de herdenking komen. „Ik ben dapper: ik heb iedereen uitgenodigd, en we gaan zien wat er gebeurt.”