N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
diepzeemijnbouw De zeebodem is donker en zuurstofarm en ligt vol kostbare metalen. In Jamaica onderhandelen landen over de vraag of die gewonnen mogen worden. Verwoest je daarmee het laatste deel ongerepte natuur?
Waar is Alexander de Grote als je hem nodig hebt? Zijn doortastendheid is momenteel zeer welkom in Jamaica. Daar proberen vertegenwoordigers van de 168 landen die lid zijn van de Internationale Zeebodemautoriteit (ISA) een knoop te ontwarren die je gerust gordiaans kunt noemen: moet de ISA wel of niet de deur op een kier zetten voor het delven van kostbare metalen op de bodem van de diepzee?
Er is weinig geloof dat het ontwarren nog gaat lukken voordat de afgevaardigden vrijdag, na twee weken vergaderen, weer naar huis gaan. De organisatie discussieert immers al sinds 1994 over de regels voor diepzeemijnbouw, zonder echt resultaat. De meest prangende vraag die nu voorligt is daarom: wat zijn de gevolgen als de ISA de knoop níét doorhakt?
Luister ook deze podcast over diepzeemijnbouw
De ISA mag dan de tijd nemen, het Canadese bedrijf The Metals Company (TMC) heeft haast. Twee jaar geleden zette TMC samen met het Pacifische eilandstaatje Nauru de voortkabbelende gesprekken op scherp. Een dochteronderneming van TMC zei toen technologisch klaar te zijn om de eerste commerciële diepzeemijnbouwer te worden en wilde daarvoor een vergunning aanvragen.
De metalen die het bedrijf wil winnen, zijn belangrijke bestanddelen van de batterijen die nodig zijn voor de energietransitie. De vraag ernaar zal de komende decennia enorm zijn, is de verwachting. Omdat mijnbouwbedrijven volgens de Zeebodemautoriteit moeten samenwerken met een staat, vond TMC een partner in Nauru, dat verzwolgen dreigt te worden door de stijgende zeespiegel en dus de noodzaak van de energietransitie aan den lijve ondervindt.
Het is tijd om de zeebodem te gaan ontginnen
The Economist neemt stelling
De aankondiging zette enorme druk op de Zeebodemautoriteit. Volgens een bepaling in het VN-Verdrag voor het Recht van de Zee moet de ISA na een dergelijke mededeling binnen twee jaar klaar zijn met het opstellen van de regels. Die deadline is afgelopen 9 juli verlopen en nergens staat exact omschreven hoe het nu verder moet. Betekent dit, zoals voorstanders zeggen, dat de ISA de komende aanvraag dan maar moet goedkeuren? Of is het logisch om te concluderen dat er zonder regels ook geen sprake kan zijn van diepzeemijnbouw?
Dat de deadline niet gehaald werd, is niet vreemd. Tot twee jaar geleden was diepzeemijnbouw een futuristisch idee dat technologisch nog onmogelijk was. Daardoor waren de gesprekken over regels gedurende de voorgaande decennia in hoge mate vrijblijvend. Het was eigenlijk vanaf het begin onhaalbaar om te proberen die achterstand in twee jaar goed te maken.
Lees ook: Een verbod op diepzeemijnbouw is geen oplossing. Regulering is wel nodig
Daarvoor is nog te veel onbekend over diepzeemijnbouw. Niet alleen omdat de diepzeebodem letterlijk terra incognita is, een gebied waar nooit mensen komen. Ook omdat een groot deel van de zee, anders dan het landoppervlak, niet het eigendom van één staat is, maar van de mensheid als geheel. Zo is het bepaald in het Zeerechtverdrag van 1982, waarbij de meeste landen in de wereld zijn aangesloten. TMC zou zijn buit dus moeten delen met ‘de mensheid’. Maar hoe, daar bestaat nog geen mechanisme voor.
De aankondiging van Nauru en TMC heeft een maatschappelijk debat losgemaakt dat sterk gepolariseerd is. Voorstanders van diepzeemijnbouw zijn hier nietsontziende kapitalisten die de laatste ongerepte natuur gaan verwoesten. Tegenstanders zijn naïevelingen die wel allemaal een smartphone hebben, maar niet willen accepteren dat de grondstoffen daarvoor ergens vandaan moeten komen.
Begin deze maand nam weekblad The Economist stelling: „Het is tijd om de zeebodem te ontginnen”, schreef het in een commentaar. Het noemde de zorgen van natuurbeschermers „twijfelachtig” en hun argumenten „vals”. Het blad vindt dat de metalen die in keivormige stenen op de zeebodem liggen – mangaan, kobalt, nikkel, koper – onmisbaar zijn voor de batterijen waarmee de mensheid de energietransitie moet gaan maken. „We moeten metalen gaan delven op een niet eerder vertoonde schaal.”
Catherine Blanchard, die internationaal recht doceert aan de Universiteit Utrecht, is gespecialiseerd in het recht van de zee en zit dezer dagen in de vergaderzaal in Kingston. Ze is daar als adviseur van DOSI, een organisatie van diepzeewetenschappers. „Het is soms moeilijk te geloven dat een van deze sterke meningen helemaal juist is”, zegt ze. „Met de huidige kennis is het verstandiger om je bewust te zijn van de onzekerheid.”
Ergens werkt dat ook verlammend. Wil ‘de mensheid’ de omgang met natuurlijke hulpbronnen een keer goed regelen – eerst denken, dan doen – dan blijkt het een haast onmogelijk dilemma. Blanchard: „We proberen een activiteit te reguleren die er nog niet was toen het Zeerechtverdrag in de jaren zeventig werd opgesteld.” Wie de complexiteit te frustrerend vindt, kiest al snel een kant. De stellingen die voor- en tegenstanders betrekken, zijn ruwweg onder te brengen in drie vragen.
1 Zijn de ecologische gevolgen acceptabel?
De keien waar het om gaat, mangaanknollen genoemd, liggen op 4.000 meter diepte. Daar is het donker, koud en zuurstofarm en verlopen alle levensprocessen veel langzamer dan aan het oppervlak. Wat daar leeft, is grotendeels onbekend. In mei bleek dat biologen in de Clarion Clipperton Zone – het zeegebied tussen Mexico en Hawaï waar TMC aan de slag wil – 5.578 diersoorten hadden aangetroffen, waarvan zo’n 5.000 onbekend. Het gaat bijvoorbeeld om sponzen, koralen, spinachtigen en wormen.
In het diepzeegebied tussen Mexico en Hawaï zijn 5.578 diersoorten aangetroffen, waarvan 5.000 onbekend
Het is niet bekend hoe dit ecosysteem wordt verstoord als een mijnbouwer met bodemvoertuigen op rupsbanden de mangaanknollen komt oprapen. De knollen worden door een slang van 4.000 meter naar een schip aan de oppervlakte gebracht, waarna overtollig puin wordt teruggestort in zee. Daarbij kunnen sedimentwolken ontstaan die neerdalen op organismen die niet gewend zijn aan verandering. Ook is onbekend hoelang herstel zou duren en wat de gevolgen zijn voor aangrenzende ecosystemen. Een andere vraag is wat er gebeurt met de functie van de oceaan als CO2-opslagplaats.
The Economist is hier al uit. Volgens het tijdschrift doet het er minder toe hoe het ecosysteem precies werkt, omdat de totale biomassa die vernietigd zou worden beperkt zou zijn en bovendien van beperkte relevantie, omdat de zeebodem weinig uitwisseling heeft richting andere ecosystemen. En juist in de Clarion Clipperton Zone zou maar weinig CO2 worden opgeslagen. Vergeleken met de schade door mijnbouw op land is dit overkomelijk, stelt het blad.
Lees ook: Diepzeemijnbouw kan een grote fout betekenen
Veel overheden zijn voorzichtiger. Om meer onderzoek te kunnen doen, pleit een groeiende groep landen, waaronder Duitsland, Spanje, Canada en Brazilië, voor een moratorium van een aantal jaar. De Zeebodemautoriteit is er nog niet uit of dat juridisch gezien mogelijk is volgens het Zeerechtverdrag. Nederland heeft twee weken geleden zijn standpunt gepubliceerd. Het vraagt niet om een moratorium, wel om een „strikte” toepassing van „het voorzorgsbeginsel”. Dat betekent: pas beginnen als de ecologische gevolgen duidelijk zijn en de internationale regels klaar.
2 Zijn deze metalen nodig?
Niemand betwist dat de vraag naar metalen voor batterijen explosief zal stijgen, maar onduidelijk is hoeveel. Het antwoord is niet alleen afhankelijk van de populariteit van de elektrische auto of de omloopsnelheid van telefoons, maar ook van innovatie op het gebied van batterijtechnologie.
De industrie werkt bijvoorbeeld hard aan de ontwikkeling van lithium-ijzerfosfaatbatterijen (LFP-batterijen). Daarin zijn nikkel en kobalt vervangen door ijzerfosfaat, wat ruim voorradig is op land. LFP-batterijen zijn nu nog minder efficiënt dan de traditionelere accu, maar onder andere Tesla en zijn Chinese concurrent BYD gebruiken ze al in enkele modellen.
Het is onbekend of er echt veel minder mijnbouw op land zal plaatsvinden als diepzeemijnbouw erbij komt
Daarnaast zou technologische ontwikkeling op het gebied van recycling de behoefte aan nieuwe metalen enigszins kunnen dempen. Of – een eenvoudige maar impopulaire wijziging – consumenten zouden kunnen kiezen voor kleinere batterijen, en dus een kleinere actieradius voor lief nemen.
De aanbodkant is al even ingewikkeld als de vraagzijde. TMC betoogt met vuur dat diepzeemijnbouw een betere keus is dan mijnbouw op land, waar milieuschade en uitbuiting van arbeiders op de loer liggen. Maar onbekend is of er veel minder mijnbouw op land zal plaatsvinden als diepzeemijnbouw erbij komt. De keuze van mijnbouwers om een mijn te openen is altijd afhankelijk van de marktprijs die zij verwachten. Die kan gaan dalen als het aanbod toeneemt, maar het kan ook zijn dat de vraag zo hoog wordt dat de prijzen hoog blijven en de mijnbouw op land niet wordt geremd.
In dat geval verlicht diepzeemijnbouw de druk op het land niet, maar voorkomt het alleen dat die nog veel hoger wordt. Diva Amon, mariene bioloog aan de University of California, zegt in Nature: „Beide zullen doorgaan en we krijgen dubbele vernietiging op twee verschillende plaatsen van de planeet.”
3 Is diepzeemijnbouw rendabel?
Nauru en TMC-dochter NORI willen voor het einde van het jaar een vergunning aanvragen bij de Zeebodemautoriteit, om eind 2024 te beginnen en het jaar erna de productie op te schroeven naar 10 miljoen ton. TMC lijkt het enige bedrijf te zijn dat klaar is voor exploitatie, al kunnen andere partijen natuurlijk ook zover zijn zonder er ruchtbaarheid aan te geven. Het zou betekenen dat TMC een grote voorsprong heeft op de concurrentie.
Dat zou het bedrijf veel kunnen opleveren, maar de voorsprong betekent ook dat NORI alleen staat in het oplossen van de kinderziektes die er zullen zijn. Victor Vescovo, een Amerikaanse avonturier en private-equity-investeerder, is daarom sceptisch over TMC’s plannen. Het gaat om „een extreem vijandige omgeving”, zei hij vorig jaar in een presentatie. De diepzee „sloopt alles wat maar mechanisch of elektronisch is, bijna alsof het met opzet is.”
Daar komt dus nog bij dat volgens het Zeerechtverdrag de opbrengst gedeeld moet worden met de rest van de mensheid. Daartoe zou de Zeebodemautoriteit zelf een operationele tak moeten oprichten, in het verdrag The Enterprise geheten. Hoe deze moet gaan concurreren met particuliere bedrijven, is nog onduidelijk.