Maar liefst 67 nieuwe Tweede Kamerleden nemen woensdag voor het eerst plaats op de blauwe leren stoelen in de plenaire zaal. Dinsdag zeiden tachtig Kamerleden diezelfde zaal vaarwel. Dertien herintreders maken een comeback als Kamerlid, onder wie Dilan Yesilgöz, Frans Timmermans en Nicolien van Vroonhoven-Kok. Het in- en uittreden van de Kamers betekent een hoop geschuif in het Kamergebouw. Dit zijn de zes belangrijkste onderwerpen waar de nieuwe Kamer zich over moet buigen.
De stoelen
In het overleg hierover tussen de vijftien fractiesecretarissen en de griffie komen dan vragen en wensen op die op het schoolplein van een gemiddelde basisschool niet zouden misstaan: Waar zit ik en wie zit er naast me? Ik wil helemaal vooráán zitten. Wij willen alleen in het vak met de VVD, niet met PVV. Naast de inleidende beschietingen van de kabinetsformatie onder leiding van verkenner Ronald Plasterk vindt er sinds de verkiezingen van 22 november namelijk nóg een belangrijke onderhandeling tussen de nieuwe verkozen fracties plaats: de nieuwe indeling van de plenaire vergaderzaal.
Wie een blik werpt op de verschillende varianten van de zetelindeling ziet een bordspel: een kleurrijke schets van de honderdvijftig zetels in de halve cirkel van de plenaire zaal; zes taartpunten met elk vijfentwintig stoeltjes. En erover heen honderdvijftig fiches, waarbij elke fractie een eigen kleur heeft: de PVV is donkerblauw, GroenLinks-PvdA roze. Vijf fracties hebben ter onderscheid een gekleurd fiche met een kruisje erop.
Bij de verdeling van de zitplekken speelt vooral de beeldvorming een rol. Wie een plekje vooraan heeft, komt het vaakst in beeld bij de live uitgezonden debatten. De verdeling van de voorste bankjes was bij de nieuwe politieke verhoudingen relatief eenvoudig: de zes grootste fracties maken er aanspraak op.
De nieuwe indeling pakt voor GroenLinks-PvdA niet ideaal uit. Zij zitten nu in het uiterst linker vak, waar de afgelopen jaren steeds de SP zat. Dat zullen sommige partijleden vast te links vinden – fractievoorzitter Timmermans wil zich juist als centrum-links profileren. Bovendien zit dat vak weliswaar dicht tegen het kabinetsvak in de plenaire zaal aan, maar net onhandig: je kunt bewindslieden niet recht in het gezicht kijken.
Los van de ‘links-rechts’-as denken sommige partijen in andere dwarsverbanden bij het indelen van de Kamerstoeltjes. Zo willen de SGP en ChristenUnie graag een ‘confessioneel blok’ kunnen vormen – wat nu opnieuw gelukt is: ze zitten in twee rijen achter elkaar. Ook is er de ‘conventionele as’ van traditionele regeringspartijen die bij elkaar in de buurt willen zitten. Maar dit keer was er van het geslonken CDA niet veel meer over – nog maar vijf zetels. Zij hadden twee bezwaren tegen de nieuwe indeling: niet in een vak met PVV’ers én niet bij NSC, de nieuwe fractie van oud-CDA’er Pieter Omtzigt – dat bezwaar was wederzijds. In de definitieve indeling waar dinsdagochtend pas overeenstemming over kwam – er zijn wel tien varianten besproken – kreeg het CDA een plek in het vak van de VVD.
De kantoren
De verkiezingsuitslag heeft flinke gevolgen voor de indeling van het Kamergebouw. De gekrompen fracties – en dat zijn er veel – verliezen hun oude vertrouwde werkplek. De VVD-fractieleden waren de afgelopen twee jaar de trotse bewoners van de prestigieuze vierde verdieping, uitgerust met de grootste gang en ruimste kamers. De Tweede Kamer is sinds 2021 tijdelijk gehuisvest in het voormalige Buitenlandse Zaken-gebouw, waar deze vleugel dienst deed als ‘ministersgang’. De VVD’ers zullen nu moeten verhuizen naar de minder aantrekkelijke vijfde etage, om plaats te maken voor de grote winnaar van deze verkiezingen: de PVV. De partij van Geert Wilders heeft met 37 zetels ineens kantoorruimte nodig voor twintig extra Kamerleden en hun medewerkers.
Ook in het Tweede Kamergebouw willen sommige partijen liever niet te dicht naast elkaar zitten. Zo werd Nilüfer Gündoğan na haar afsplitsing van Volt aanvankelijk een werkkamer naast de afdeling van Forum voor Democratie aangeboden. Die plek kon haar niet bekoren, waarna ze uiteindelijk op de vijfde verdieping naast BBB introk.
Het team van Pieter Omtzigt werkte de afgelopen maanden in twee kleine kamertjes op de zesde verdieping. Al snel barstte de kantoortjes uit hun voegen, met steeds meer NSC-kandidaat-Kamerleden die in het Kamergebouw werden ingewerkt. De NSC-fractie legde daarom haar handdoekje neer op de achtste verdieping. Daar bevinden zich vrij te gebruiken flexplekken, met bovendien een prachtig uitzicht over Den Haag. De Tweede Kamermedewerkers, die ook van de flexplekken gebruikmaakten, dropen na de komst van NSC al snel af. Nu krijgt de NSC-fractie een permanente plek, één verdieping lager in het gebouw.
Het gepuzzel met de kamers en gangen staat in verhouding met het aantal zetels dat een partij heeft gehaald. Elk Kamerlid heeft recht op 52 vierkante meter ruimte. De vier grote fracties – vanaf vijftien zetels – hebben recht op een fractiekamer. Zij bevinden zich in de D-vleugels; daar zijn de gangen een stuk langer. De fractievoorzitters moeten aan de facilitaire dienst doorgeven welke ruimte ze als kantoor gebruiken. Die kamer krijgt namelijk een extra laag geluidsisolatie, zodat vertrouwelijke gesprekken binnen vier muren blijven.
Maar liefst 67 nieuwe Tweede Kamerleden nemen woensdag voor het eerst plaats op de blauwe leren stoelen in de plenaire zaal. Dinsdag zeiden tachtig Kamerleden diezelfde zaal vaarwel. Dertien herintreders maken een comeback als Kamerlid, onder wie Dilan Yesilgöz, Frans Timmermans en Nicolien van Vroonhoven-Kok. Het in- en uittreden van de Kamers betekent een hoop geschuif in het Kamergebouw. Dit zijn de zes belangrijkste onderwerpen waar de nieuwe Kamer zich over moet buigen.
De stoelen
In het overleg hierover tussen de vijftien fractiesecretarissen en de griffie komen dan vragen en wensen op die op het schoolplein van een gemiddelde basisschool niet zouden misstaan: Waar zit ik en wie zit er naast me? Ik wil helemaal vooráán zitten. Wij willen alleen in het vak met de VVD, niet met PVV. Naast de inleidende beschietingen van de kabinetsformatie onder leiding van verkenner Ronald Plasterk vindt er sinds de verkiezingen van 22 november namelijk nóg een belangrijke onderhandeling tussen de nieuwe verkozen fracties plaats: de nieuwe indeling van de plenaire vergaderzaal.
Wie een blik werpt op de verschillende varianten van de zetelindeling ziet een bordspel: een kleurrijke schets van de honderdvijftig zetels in de halve cirkel van de plenaire zaal; zes taartpunten met elk vijfentwintig stoeltjes. En erover heen honderdvijftig fiches, waarbij elke fractie een eigen kleur heeft: de PVV is donkerblauw, GroenLinks-PvdA roze. Vijf fracties hebben ter onderscheid een gekleurd fiche met een kruisje erop.
Bij de verdeling van de zitplekken speelt vooral de beeldvorming een rol. Wie een plekje vooraan heeft, komt het vaakst in beeld bij de live uitgezonden debatten. De verdeling van de voorste bankjes was bij de nieuwe politieke verhoudingen relatief eenvoudig: de zes grootste fracties maken er aanspraak op.
De nieuwe indeling pakt voor GroenLinks-PvdA niet ideaal uit. Zij zitten nu in het uiterst linker vak, waar de afgelopen jaren steeds de SP zat. Dat zullen sommige partijleden vast te links vinden – fractievoorzitter Timmermans wil zich juist als centrum-links profileren. Bovendien zit dat vak weliswaar dicht tegen het kabinetsvak in de plenaire zaal aan, maar net onhandig: je kunt bewindslieden niet recht in het gezicht kijken.
Los van de ‘links-rechts’-as denken sommige partijen in andere dwarsverbanden bij het indelen van de Kamerstoeltjes. Zo willen de SGP en ChristenUnie graag een ‘confessioneel blok’ kunnen vormen – wat nu opnieuw gelukt is: ze zitten in twee rijen achter elkaar. Ook is er de ‘conventionele as’ van traditionele regeringspartijen die bij elkaar in de buurt willen zitten. Maar dit keer was er van het geslonken CDA niet veel meer over – nog maar vijf zetels. Zij hadden twee bezwaren tegen de nieuwe indeling: niet in een vak met PVV’ers én niet bij NSC, de nieuwe fractie van oud-CDA’er Pieter Omtzigt – dat bezwaar was wederzijds. In de definitieve indeling waar dinsdagochtend pas overeenstemming over kwam – er zijn wel tien varianten besproken – kreeg het CDA een plek in het vak van de VVD.
De kantoren
De verkiezingsuitslag heeft flinke gevolgen voor de indeling van het Kamergebouw. De gekrompen fracties – en dat zijn er veel – verliezen hun oude vertrouwde werkplek. De VVD-fractieleden waren de afgelopen twee jaar de trotse bewoners van de prestigieuze vierde verdieping, uitgerust met de grootste gang en ruimste kamers. De Tweede Kamer is sinds 2021 tijdelijk gehuisvest in het voormalige Buitenlandse Zaken-gebouw, waar deze vleugel dienst deed als ‘ministersgang’. De VVD’ers zullen nu moeten verhuizen naar de minder aantrekkelijke vijfde etage, om plaats te maken voor de grote winnaar van deze verkiezingen: de PVV. De partij van Geert Wilders heeft met 37 zetels ineens kantoorruimte nodig voor twintig extra Kamerleden en hun medewerkers.
Ook in het Tweede Kamergebouw willen sommige partijen liever niet te dicht naast elkaar zitten. Zo werd Nilüfer Gündoğan na haar afsplitsing van Volt aanvankelijk een werkkamer naast de afdeling van Forum voor Democratie aangeboden. Die plek kon haar niet bekoren, waarna ze uiteindelijk op de vijfde verdieping naast BBB introk.
Het team van Pieter Omtzigt werkte de afgelopen maanden in twee kleine kamertjes op de zesde verdieping. Al snel barstte de kantoortjes uit hun voegen, met steeds meer NSC-kandidaat-Kamerleden die in het Kamergebouw werden ingewerkt. De NSC-fractie legde daarom haar handdoekje neer op de achtste verdieping. Daar bevinden zich vrij te gebruiken flexplekken, met bovendien een prachtig uitzicht over Den Haag. De Tweede Kamermedewerkers, die ook van de flexplekken gebruikmaakten, dropen na de komst van NSC al snel af. Nu krijgt de NSC-fractie een permanente plek, één verdieping lager in het gebouw.
Het gepuzzel met de kamers en gangen staat in verhouding met het aantal zetels dat een partij heeft gehaald. Elk Kamerlid heeft recht op 52 vierkante meter ruimte. De vier grote fracties – vanaf vijftien zetels – hebben recht op een fractiekamer. Zij bevinden zich in de D-vleugels; daar zijn de gangen een stuk langer. De fractievoorzitters moeten aan de facilitaire dienst doorgeven welke ruimte ze als kantoor gebruiken. Die kamer krijgt namelijk een extra laag geluidsisolatie, zodat vertrouwelijke gesprekken binnen vier muren blijven.
De commissies
Een derde onderhandelingsspel gaat over de bezetting van de vele subcommissies die de Tweede Kamer kent. Er zijn op dit moment vijftien zogeheten vaste Kamercommissies, grofweg ingedeeld naar de beleidsterreinen van het kabinet: van Buitenlandse Zaken tot Infrastructuur & Waterstaat. Daarnaast zijn er nog tien gewone (eentje over de kunstcollectie bijvoorbeeld), vijf internationale contactgroepen en zeven internationale delegaties.
Het is allereerst van belang wie van elke commissie de voorzitter wordt. Die positie geeft aanzien en zichtbaarheid. Nadeel van een voorzitterschap is dat het tijdrovend is en afleidt van de eigen portefeuille. De commissievoorzitter is bovendien in principe ‘technisch voorzitter’, waarbij zij of hij tijdens een debat niet zijn politieke kleur laat blijken.
Misschien nog wel belangrijker is hoeveel leden Kamerfracties per commissie leveren – dat hangt uiteraard af van de omvang van de fractie. In veel commissievergaderingen houdt de Kamer vooroverleg voor de grote plenaire debatten, zonder de mogelijkheid voor het indienen van moties of het stemmen over beleid. Maar over sommige procedurele zaken wordt in een vaste Kamercommissie wél gestemd: bijvoorbeeld over het al dan niet controversieel verklaren van wetsvoorstellen van een demissionair kabinet. En in een commissie geldt het one man one vote-principe. Dus een grote fractie die meerdere leden in één commissie heeft benoemd, heeft dan meer macht dan een kleine fractie met maar één commissielid.
Over de bezetting van alle commissies wordt nu al door de vijftien fractiesecretarissen gesproken, maar de definitieve puzzel wordt pas gelegd als er een nieuw kabinet is. Pas dan is duidelijk hoeveel beleidsterreinen er zijn en welke bewindslieden daarover gaan.
De agenda
De val van het kabinet, begin juli, en de vervroegde verkiezingen eind november kwamen voor de reguliere begrotingsbehandeling buitengewoon onhandig uit. Het najaar is immers de periode dat alle bij Prinsjesdag ingediende begrotingen door de Tweede Kamer worden behandeld – en de Eerste Kamer. Vóór 1 januari moet het parlement daarmee in principe hebben ingestemd. Voor een zorgvuldige begrotingsbehandeling was dit jaar alleen geen tijd. Kort voor het verkiezingsreces wist de Kamer maar een paar begrotingen voor 2024 te behandelen. Omdat er nog maar twee weken tot het kerstreces zijn, heeft de vorige Kamer al besloten om de resterende begrotingen pas in het nieuwe jaar te behandelen. Omdat het demissionaire kabinet toch nauwelijks nieuw beleid heeft willen voorstellen, heeft dat niet al te veel praktische gevolgen. Met het Belastingplan, met alle nieuwe fiscale tarieven per 1 januari, stemde de Tweede Kamer al wel in.
Een ander resterend agendapunt van de oude Tweede Kamer is het werk van de parlementaire enquêtecommissie die het fraudebeleid en de dienstverlening door de overheid onderzocht. De openbare verhoren hiervan waren al in september en oktober, maar het is de commissie niet gelukt om het eindrapport hierover af te ronden. En door de nieuwe samenstelling van de Kamer is deze commissie helemaal uiteen gevallen: slechts drie van de acht leden zijn herkozen. Ook voorzitter Salima Belhaj (D66) is dinsdag uit de Kamer vertrokken. Dit leidt onvermijdelijk tot vertraging in de afronding van deze enquête. Er zullen misschien nieuwe Kamerleden toetreden, maar die zullen zich moeten inwerken.
Het presidium
Het ziet ernaar uit dat het dagelijks bestuur van de Tweede Kamer, verantwoordelijk voor het politieke proces, flink wordt uitgedund. Normaal gesproken vaardigen de grotere fracties een Kamerlid in het presidium af, waarbij sommigen van hen via een zogenoemd ‘buddy-systeem’ ook de belangen van kleine fracties in het oog houden. Maar met de laatste verkiezingsuitkomst zijn er niet veel grote fracties meer over: slechts vier partijen met twintig zetels of meer. Deze vier zullen zeker iemand in het presidium willen schuiven: PVV, VVD, GroenLinks-PvdA en NSC. Daar komen D66 en BBB bij, die negen respectievelijk zeven zetels in de Kamer hebben.
Twee partijen die al jarenlang aan het Kamerbestuur deelnamen slaan dit keer over. Het CDA en de SP laten weten dat met hun geslonken fracties van vijf zetels niet goed meer aan te kunnen. „Als je het goed wil doen kost het veel tijd”, zegt SP’er Michiel van Nispen, die op de valreep nog in de Kamer werd herkozen. „Ik wil geen dingen half doen dus heb ik in goed overleg afstand gedaan van onze plek in het presidium.” Daarmee zal het nieuwe presidium de komende jaren niet acht maar zes leden tellen. Vorig had het negende presidiumlid, PvdA’er Henk Nijboer, zich teruggetrokken naar aanleiding van het externe onderzoek naar grensoverschrijdend gedrag door voormalig Kamervoorzitter Khadija Arib. Hij had daar wel mee ingestemd.
Dit is de eerste gevoelige kwestie die ook op het bordje van het nieuwe Kamerbestuur ligt. Het presidium zal iets moeten met het in oktober verschenen onderzoek naar de wijze waarop Arib in haar tijd als voorzitter (2016-2021) volgens sommige ambtenaren voor een onveilig werkklimaat heeft gezorgd. Het oude presidium liet in een eerste reactie al weten zo transparant mogelijk over de uitkomsten van het onderzoek te willen zijn, maar nog te overwegen „welke stukken voor openbaarmaking in aanmerking komen” en welke niet. Dat moeten de opvolgers dus gaan bepalen.
De voorzitter
De grote vraag die in de lucht hangt is wie D66’er Vera Bergkamp zal opvolgen als voorzitter van de Tweede Kamer. Een drietal namen klinkt de afgelopen weken veelvuldig, die van Martin Bosma (PVV), Tom van der Lee (GroenLinks-PvdA) en Roelien Kamminga (VVD). Ze maken alle drie deel uit van het oude presidium en hebben zichzelf al bewezen als ondervoorzitters.
Tot nu toe heeft geen van de drie uitgesproken voor het voorzitterschap te gaan. Het is algemeen bekend dat Bosma graag wil. In de wandelgangen luidt zijn bijnaam de ‘beste voorzitter die de Kamer nooit zal hebben’. Bosma maakt al sinds 2010 deel uit van het presidium. Tweemaal eerder stelde hij zich kandidaat, maar hij verloor die verkiezing van Arib (2016) en Bergkamp (2021). Van links tot rechts zijn Kamerleden tevreden over zijn leiderschapsstijl. Hij houdt de debatten kort, is kordaat én grappig. Maar het idee van een permanente voorzitter van een partij die de Kamer ‘nepparlement’ noemt, was voor velen tot op heden een brug te ver.
Kamminga heeft de pech dat de Eerste Kamervoorzitter, Jan Anthonie Bruijn, ook van VVD-huize is. Om machtsconcentratie te voorkomen is het namelijk ongebruikelijk dat één partij zowel de voorzitter van de Eerste als van de Tweede Kamer levert. Deze traditie staat echter niet in steen gebeiteld. In 2012 werd Anouchka van Miltenburg tot voorzitter verkozen, terwijl haar partijgenoot Fred de Graaf de Eerste Kamer voorzat. Mark Rutte was bovendien minister-president.
Dinsdag stelde de Kamer in de laatste vergadering van de oude zitting een profielschets vast van de nieuw te benoemen Kamervoorzitter. Deze schets omhelst de voorwaarden waar een voorzitter aan moet voldoen. Zo moet de voorzitter over gedegen parlementaire ervaring beschikken, gezaghebbend kunnen optreden en leiding kunnen geven aan het ambtelijke apparaat. Donderdag beslist de nieuwe Kamer over dit ontwerp, in haar eerste vergadering. Tot de verkiezing volgende week woensdag neemt plaatsvervanger Kamminga plaats op de voorzittersstoel.
Leeslijst