De nieuwe David Pefko roept de sfeer op van de neorealistische Italiaanse cinema

Waanideeën, geldgebrek en moreel verval, dat zijn al sinds zijn debuut de pijlers waar de romans van David Pefko (1983) op rusten. Zo raakte in Levi Andreas (2009) het leven van een hoogopgeleide, maar als strijkster werkzame vrouw op drift nadat ze opruiende brieven ontving, trokken we in het met de Gouden Boekenuil onderscheiden Het voorseizoen (2011) op met een porno- en eetverslaafde politieman en creëerde Pefko voor Daar komen de vliegen (2017) een personage dat veel overeenkomsten vertoonde met oplichter Bernie Madoff. Het nieuwe De Gebroeders Maxilari over twee tienerbroers die in Amsterdam-Zuid in de zomer van 1999 plannen smeden om rijk te worden, past wat dat betreft dus ook helemaal in dat rijtje eerdere boeken.


Lees ook
Het heiligenleven van een oplichter

Het heiligenleven van een oplichter

Maar De Gebroeders Maxilari is net zo goed een roman die duidelijk maakt dat de inhoud of thematiek niet bepalend is voor de leeservaring. Want waar Pefko’s eerste drie romans (de samen met Jamal Ouariachi en Daan Heerma van Voss geschreven erotische trilogie laat ik hier even buiten beschouwing) altijd een nogal morsige indruk maakten, met al die viespeuken, klaplopers en gedegenereerde zwendelaars, daar is dit eerder een roman van de hoop. Goed, die Levi en Ze’ev mogen dan door toedoen van hun weggelopen Griekse vader en hun bedlegerige, jammerende moeder zo arm als een kerkrat zijn, ze laten zich er niet door klein houden. Kleine ondernemers zijn het, scharrelaars eigenlijk, de spaarzame spullen die ze thuis hebben voor een zo hoog mogelijk prijs verkopend aan handelaars. De sfeer die dit alles oproept is vergelijkbaar met die van de neorealistische Italiaanse cinema van net na WOII: het leven staat er beroerd voor, maar we gaan moedig voorwaarts. Een geschenk uit de hemel is de ontmoeting met de bedaagde juwelier Silbernberg, die de jongens inwijdt in de wereld van de middenstand. Moeten zij wel even de boekhouding voor hem doen. Silbernberg heeft daar een computer voor, maar het is 1999, geen idee hoe zo’n ding werkt natuurlijk.


Lees ook
deze recensie

Het heiligenleven van een oplichter

Deze roman leest dus een stuk frisser dan Pefko’s eerdere werk, alsof de schrijver heeft besloten om tijdens het schrijven eens een keer het raampje van zijn werkkamer open te zetten. Het wekt daarmee minder bedrukking op, maar het nadeel is wel dat je een soort veredeld jongensboek in handen hebt. Moet een literair werk nou niet iets meer pretentie hebben dan het voorschotelen van een paar dubbeltjes die we bewonderend volgen op hun weg naar het kwartjesdom? Daar komt bij dat ook Pefko’s stijl is versoberd – helemaal als je bedenkt dat deze krant het tien jaar terug nog had over een ‘vaak zinderende’ stijl. In De Gebroeders Maxilari wordt alles klip en klaar beschreven, in zinnen die eerder thuis horen in het jeugd- of young-adult-genre dan in een roman voor volwassenen. Het is goed voorstelbaar dat schoolverlatende jongens van vijftiende en zeventien zich vooral uitdrukken in een tamelijk elementaire taaltje (‘“Shit”, zei Ze’ev.’), maar kom dan met zinnetjes die ondanks hun eenvoud toch veel over de afzender verraden.

De reden dat de roman nog net het hoofd boven water weet te houden is de opvoering van die juwelier Silbernberg – een man die in een mogelijke verfilming alleen maar door Dustin Hoffman gespeeld kan worden. Hij is ontzettend innemend en een heel lieve vervangvader voor de broers, maar er hangt tegelijkertijd ook iets oplichterigs om hem heen, waarschijnlijk omdat hij ze zo slinks bij de speurtocht naar een in WOII geroofde diamant probeert te betrekken. De grote verrassing bestaat er dan uit dat de verrassing zo lang op zich laat wachten.



Leeslijst