De miljarden die westerse landen steken in de eigen chipindustrie laten zien: deglobalisering is in volle gang

Wereldeconomie De Taiwanese chipreus TSMC gaat een fabriek bouwen in Dresden, president Biden perkt Amerikaanse techinvesteringen in China in. Het gaat allemaal om geopolitiek: het Westen moet en zal minder afhankelijk worden van China.

Medewerkers van een chipfabriek van Infineon in Dresden. De regio rond Dresden wordt ook wel ‘Silicon Saxony’ genoemd.
Medewerkers van een chipfabriek van Infineon in Dresden. De regio rond Dresden wordt ook wel ‘Silicon Saxony’ genoemd. Foto Robert Michael/epa

Niet lang voordat de Berlijnse Muur viel, vierde de regering van de Duitse Democratische Republiek nog een technologische doorbraak: ingenieurs van het Zentrum Mikroelektronik Dresden presenteerden in september 1988 de eerste DDR-microchip. Dit ondanks een exportembargo op chiptechnologie van westerse landen naar het Oostblok. Dat de Oost-Duitse chip slechts één megabit aan opslag bood, terwijl westerse chips al vier megabit leverden (en ook veel kleiner waren) mocht de stemming niet drukken: de socialistische industriepolitiek was geslaagd, de DDR was voorop gebleven in de „wedloop met de tijd”, zei DDR-leider Erich Honecker.

Het verhaal duikt op in Duitse media naar aanleiding van een ander staaltje geslaagde Duitse industriepolitiek. Het Taiwanese TSMC, wereldleider in de productie van chips, kondigde afgelopen week aan een grote fabriek te gaan bouwen in hetzelfde Dresden. De Duitse overheid hoest bijna de helft op van de investering van ruim 10 miljard in de fabriek. TSMC en zijn partners – de Duitse chipmakers Bosch en Infineon en het Nederlandse NXP – betalen de rest.

Dat de fabriek zal verrijzen in het oude centrum van de DDR-chiptechnologie is geen toeval: na de Duitse eenwording vloeiden miljarden aan overheidsgeld naar de regio om Dresden om te vormen tot hightech cluster. Inmiddels noemt het gebied in de deelstaat Saksen zich ‘Silicon Saxony’. Infineon en Bosch hebben er al chipfabrieken staan, NXP heeft er een onderzoekscentrum.

Chinese blokkade

In de overheidssteun voor de halfgeleiderindustrie speelt – net als tijdens de Koude Oorlog – een flinke dosis geopolitiek mee. Ging het destijds om de wedijver tussen Oost en West, nu zijn de groeiende spanningen tussen het Westen en China de drijvende kracht. Duitsland en Europa willen economisch minder afhankelijk worden van buitenlandse mogendheden, China (en Rusland) voorop.

Concreet groeit bij westerse politici de angst voor het scenario van een Chinese invasie of economische blokkade van Taiwan. TSMC levert ruim de helft van alle chips ter wereld en produceert 90 procent van de meest geavanceerde chips. China zou Europa kunnen chanteren door de leverantie van chips uit Taiwan te staken.

Dat is met name voor Duitsland een angstscenario. Het grootste land van Europa probeert zijn industrie, waaronder zijn belangrijke auto-industrie, te digitaliseren en elektrificeren. Duitse commentatoren waarschuwen al jaren dat het land op dit punt de boot dreigt te missen ten opzichte van Aziatische en Amerikaanse concurrenten. Het schrikbeeld doemt op van Deindustrialisierung: fabrieken die wegroesten, het verval van exportkampioen Duitsland.

En dus mag de bescherming van de eigen industriële basis wat kosten. TSMC moet zo’n 5 miljard euro aan Duitse staatssteun krijgen – en de Amerikaanse chipmaker Intel krijgt zelfs bijna 10 miljard euro aan steun voor een geplande fabriek in Maagdenburg, waarin het bedrijf zelf 30 miljard wil steken. Duitsland, zei bondskanselier Olaf Scholz deze week tevreden, zal „waarschijnlijk de grote vestigingsplaats voor de chipproductie in Europa worden”.

Staatssteun wordt de norm

Het past in een trend: overheden smijten wereldwijd met geld om de industriële productie binnen de eigen grenzen veilig te stellen. De wereld wordt toenemend als onveilig ervaren, het ideaal van vrijhandel is op zijn retour geraakt. Met miljarden aan overheidsgeld bouwt TSMC nu ook nieuwe fabrieken in de Amerikaanse staat Arizona en in Japan.

Een grote aanjager van de wildgroei aan industriesubsidies is Joe Biden. De Amerikaanse president lanceerde vorig jaar eerst de CHIPS Act, met daarin 48 miljard euro aan steun voor de chipindustrie. Kort daarna volgde de Inflation Reduction Act (IRA), een klimaatwet met 345 miljard euro aan subsidies en belastingvoordelen, bedoeld om de energietransitie aan te jagen en om industrie naar de VS te lokken.

De regering-Biden is open over de eigen motieven: dit gaat niet in de laatste plaats over de technologische wedloop met de Volksrepubliek China, die de eigen bedrijven „op enorme schaal” subsidieert, zei Bidens veiligheidsadviseur Jake Sullivan in een speech in april.

Zorgen over oneerlijke concurrentie door Chinese bedrijven – staatsbedrijven, halve staatsbedrijven of door de staat gespekte bedrijven – bestaan in de VS, Europa en Japan al heel lang. Toen China in 2001 toetrad tot de Wereldhandelsorganisatie bestond de hoop dat het land zich meer ‘westers’ zou gedragen: op vrijhandel gericht, met minder overheidsbemoeienis. Die hoop is vervlogen. Het credo van Washington, Brussel en Tokio lijkt nu: als China kiest voor staatskapitalisme, doen wij dat ook.

European Chips Act

De EU kwam dit jaar met eigen chip-en klimaatsubsidiewetten: de European Chips Act en de Net-Zero Industry Act. Het is dankzij de Europese chipwet – die regels voor staatssteun door nationale overheden aanmerkelijk versoepelt – dat de miljarden uit Berlijn naar Dresden en Maagdenburg mogen vloeien. De Europese Commissie moet de steun formeel overigens nog goedkeuren.

Frankrijk maakte ook al gebruik van de EU-chipwet. In juli kondigden het Amerikaanse GlobalFoundries en het Frans-Italiaanse STMicroelectronics aan een grote fabriek te gaan bouwen bij Grenoble. De Franse staat draagt bijna 3 miljard euro bij, de bedrijven zelf investeren 7,5 miljard.

De winnaars van deze staatssubsidiegolf worden allengs duidelijk: (consortia van) grote bedrijven met toegang tot overheden die veel geld kunnen ophoesten. Verliezers zijn er ook, want al die staatssteun maakt het speelveld er niet gelijker op.

Lees ook: Hoe bedrijven profiteren van de grote mondiale staatssubsidierace

Duitse familiebedrijven klagen dat zij veel minder makkelijk subsidie krijgen bij investeringen en dat hun vakkrachten worden weggekocht door gesubsidieerde chipreuzen. Kleinere en armere lidstaten mopperen dat zij niet zulke diepe zakken hebben als Duitsland en Frankrijk.

Maar deze tegengeluiden lijken er weinig toe te doen, in een tijd waarin de wereld razendsnel verandert. Nationale veiligheid gaat nu vóór de markteconomie, het modewoord is „de-risking”: het verminderen van risico’s door economische afhankelijkheid van autoritaire landen.

Grondstoffen uit China

Tekenend voor het gespannen klimaat is dat China onlangs vergunningen verplicht stelde voor de export van twee grondstoffen in de chipindustrie, gallium en germanium, die worden gebruikt in onder meer halfgeleiders en zonnepanelen. Hoewel hierdoor niet direct tekorten ontstaan, maakte Beijing hiermee duidelijk: wij beheersen belangrijke aanvoerroutes voor (groene) technologie – en we kunnen die zomaar afsnijden.

De maatregel gold als reactie op een reeks Amerikaanse maatregelen en plannen om chiptechnologie weg te houden uit China, met allerlei exportrestricties. Ook Nederland is in het conflict betrokken: onder zware Amerikaanse druk maakte het kabinet de export van chipmachines vergunningsplichtig. Zo moet worden voorkomen dat technologie van chipmachinemaker ASML in verkeerde Chinese handen terechtkomt, bijvoorbeeld bij het Chinese leger.

Deze week deed Biden er nog een schep bovenop. Naast exportrestricties kwamen er ook restricties op investeringen in China door Amerikaanse techfirma’s. Voor die bedrijven, ‘kampioenen’ van de globalisering, staat er veel op het spel. Ze halen veel omzet in China. Voor chipmaker Qualcomm is China bijvoorbeeld – nu nog – de belangrijkste markt.

Zo liet deze week met veel chipnieuws zien: de wereldeconomie vertoont steeds diepere barsten, de globalisering staat in zijn achteruit. Om met de oude communist Honecker te spreken: de „wedloop met de tijd” gaat anno 2023 om het zo snel mogelijk in eigen huis halen van sleuteltechnologie.