De milieuvriendelijke roos mag een paar euro per steel kosten

De productie van rozen kan je niet opvoeren voor Moederdag of voor Valentijn. Het zijn geen koekjes waarvan je er meer of minder kunt bakken. Als je ze pusht tot groeien met extra licht of voedsel, wordt dat later afgestraft. Voor rozen geldt: alles komt neer op balans.

Aan het woord is Aad van Luijk, 61, rozenkweker sinds 1984. Dat was toen nog op zijn (kleinere) bedrijf in Honselersdijk. In 2006 fuseerde zijn kwekerij met de bedrijven van twee andere rozentelersfamilies. Dat werd Porta Nova in Waddinxveen, waar 300 mensen werken in een strak lichtgrijs, loodsachtig gebouw in een uitgestrekt kaarsrecht kassengebied.

De rozenteelt maakte lastige jaren door. Begin deze eeuw was er rond 1.200 hectare aan rozenkassen in Nederland. Nederlandse familiebedrijven produceerden jaarlijks miljoenen rozen. Tegenwoordig is in Nederland nog zo’n 120 hectare in gebruik voor rozenteelt. Er zijn nog maar zestien rozenkwekers in Nederland, inclusief die van trosrozen. De teelt is goeddeels verplaatst naar Kenia en Ethiopië, Ecuador en andere Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse landen. Het warme, vochtige klimaat is er perfect voor de rozen, ze kunnen daar gewoon buiten groeien, zonder kas. Bovendien ligt het arbeidsloon er een stuk lager en zijn er minder milieuregels waaraan telers zich moeten houden. Er kleeft ook een fiks nadeel aan: de CO2-voetafdruk is groot. De rozen komen met het vliegtuig naar Europa. En het is minder duidelijk welke bestrijdingsmiddelen de telers daar gebruiken en hoe zuinig, of juist niet, ze met water omgaan.

Porta Nova is winstgevend, maar de marge staat onder druk, zegt marketingmanager Marc Eijsackers. De omzet over de jaren 2020-2024 is gemiddeld 36 miljoen per jaar.

Tegenstanders van de rozenteelt noemen rozen wel gifbommen en raden af die cadeau te doen.
Foto Sebhi Öztas

Lang vaasleven

Ook in Nederland was rozenteelt lange tijd niet bepaald milieuvriendelijk. Denk aan de met gas verwarmde kassen, om niet te spreken over de middelen om schadelijke insecten en schimmels te bestrijden. Tegenstanders noemen rozen wel gifbommen en raden af die cadeau te doen – al zijn er snijbloemen die nog vervuilender zijn. Wie snijbloemen op tafel zet, zeggen critici, heeft geen oog voor het milieu.

Het gebruik van zeer milieubelastende bestrijdingsmiddelen in de sierteelt is de laatste tien, twaalf jaar verminderd. Dat blijkt althans uit cijfers van de MPS, een organisatie die opgericht is door kwekers om de sector te ondersteunen bij innovatie.

In Waddinxveen vonden ze ook dat het anders moest. Porta Nova heeft het gebruik van milieubelastende gewasbescherming intussen met 85 procent verminderd, en wil nog verder terug. Sinds 2019 investeert het jaarlijks 10 tot 15 procent van de omzet in duurzaamheidsmaatregelen, zoals ondergrondse warmte- en koudeopslag, warmtewisselaars, ledverlichting. Voor sommige projecten krijgen het subsidie.

De CO2-uitstoot per Waddinxveense roos is vergelijkbaar met die van een buitentulp, zegt Van Luijk: bijzonder laag. Maar je kan niet anders als je in deze tijd teelt, vindt hij. Zijn klanten, groothandelaren, willen het. En hun klanten, de consumenten, vragen er ook steeds vaker om.

Tegenstanders noemen rozen gifbommen en raden af die cadeau te doen

Kweker Aad van Luijk met een van zijn rozen.
Foto Sebiha Öztas

De rozen zijn wel een stuk duurder dan het bosje dat je bij de supermarkt koopt. Porta Nova concurreert met bloemen uit het buitenland op kwaliteit en duurzaamheid, zegt Marc Eijsackers. Het bedrijf biedt grootbloemige rozen, die Red Naomi heten. Rozen op dikke, lange stelen, met een lang vaasleven zoals dat in kwekersjargon heet. Ze worden verkocht door bloemisten en arrangeurs in ‘het hogere segment’. Hun klanten zijn bereid meer te betalen voor een beter product.

Hoeveel meer? Lastig te zeggen, zegt Eijsackers. Het hangt af van de tijd van het jaar, en van het land waar de koper zit. Maar vier euro voor één lange steel is geen uitzondering. „Ik zag dat er in Londen rondom Valentijn voor een boeket van vijftig stelen 1.250 pond werd gevraagd. En het wordt betaald ook. Maar het is wel een uitzondering.”

Regenwater

Aad van Luijk leidt zijn beoek door het bedrijf. Eerst langs het ‘restaurant’. Dat is de loods waar de voeding voor de rozen wordt samengesteld en toegevoegd aan het water. De rozen drinken enkel regenwater dat wordt opgevangen op het daken van de kassen en van bedrijven in de buurt. Wat niet direct gebruikt kan worden, wordt onder de grond bewaard in bassins.

Een zandfilter zuivert het water. Van Luijk opent een deur naar een volgende loods en laat een enorme bak duinzand zien, twaalf meter in doorsnee. Aan het schone water wordt een uitgekiende mix toegevoegd van onder meer calcium, magnesium, fosfor, natrium en zwavel.

Voor rozenteelt is vier liter water nodig per vierkante meter. Dat is meer dan de rozen drinken. Het water dat langs de wortels spoelt, zorgt ervoor dat die niet verzouten. Overtollig water wordt opgevangen en opnieuw gebruikt. Dagelijks wordt het ‘spoelwater’ getest om te zien of de rozen meer of minder toevoegingen nodig hebben.

En verder gaat het, door brede, strakke gangen. Na de volgende deur slaat de vochtige warmte in het gezicht. Zover het oog reikt, strekt de zee van rode rozen. Dit is de kas zelf, verlicht door ledlampen. Werknemers in T-shirt rijden op karretjes tussen de rijen struiken door. De bloemen worden geteeld op stellages op tafelhoogte, de wortels staan in steenwol.

Van Luijk trekt een pluk tussen de wortels vandaan. „Er komt geen aarde aan te pas.” Volgens hem hebben de rozen het „reuzelekker” op de steenwol.

Vroeger werden de kassen verwarmd met aardgas, wat veel CO2-uitstoot veroorzaakt. De kassen in Waddinxveen worden nu gasloos verwarmd. Grote warmtepompen in een gesloten systeem voeren in de winter warm water aan, dat honderd meter onder de grond bewaard wordt. Koud water wordt onder de grond opgeslagen om in de zomer de kas te koelen.

Porta Nova biedt grootbloemige rozen, die Red Naomi heten. Rozen op dikke, lange stelen, met een ‘lang vaasleven’.
Foto Sebhia Öztas

Roofmijt

Voor rozenkwekers loeren een aantal gevaren, zegt Van Luijk. Het meest beducht zijn ze voor trips, kleine geelbruine insecten die eitjes leggen in de bloemknop. Trips worden bestreden met de roofmijt cucumeris, zegt hij trots. Hij trekt een wit zakje tussen de planten vandaan. Dat zit vol met cucumeriseitjes. Op elke vierkante meter ligt een zakje.

Schimmels, zoals meeldauw, kunnen de roos ook aantasten. Die worden aangepakt met uv-licht. De lampen rijden op rails langs de rozen, in de nachtelijke uren als er geen mensen aan het werk zijn. Voor mensen is het licht schadelijk, rozen kunnen er goed tegen, tenzij de lamp stilstaat. Dan zou ook een roos verbranden.

Een rozenstruik gaat zo’n tien jaar mee. De cyclus van een individuele roos is zes weken. Daarbij is heel wat zorg nodig. Zo moeten de knoppen rondom de grootste knop in een vroeg stadium van de groei worden geplukt – pluizen, in bloementelersjargon. Zo gaat alle energie naar die éne knop, die dus groot kan worden, en wordt ze niet verdeeld over verschillende kleinere bloemen.

Rozen die scheef groeien of bloemkoppen die beschadigd zijn, moeten vroeg worden opgemerkt: de kop wordt dan van de steel geplukt en de steel naar de grond gebogen. Van Luijk doet het voor en haakt een steel onder een andere tak. „Door de steel niet af te knippen, kan die de rest van de plant helpen met groeien”, zegt hij. „Zonder zelf energie te slurpen voor de bloem.”

Het moment van oogsten luistert nauw. Medewerkers worden daarop getraind; het kost wat oefening. Wordt de roos te vroeg geoogst, dan is hij te ‘rauw’. Ben je te laat, dan is de bloem te ver open. Afsnijden van de struik is een schok voor de roos. Door de stelen in koud water met extra voeding te zetten, herstellen ze het best, zegt Van Luijk.

Verder gaat het, trap op, trap af. Een volgende deur door, naar weer een enorme loods. Nu slaat de kilte in het gezicht. Hier is het net boven het vriespunt en werken mensen met dikke jassen, mutsen en handschoenen. Een machine biedt hun de geoogste rozen stuk voor stuk aan, waarna ze razendsnel worden gesorteerd op lengte, steeldikte en bloemgrootte. Dat gaat machinaal, maar elke roos wordt ook nog door een mensenoog gecheckt. Vrouwen kijken mee en vissen afwijkende exemplaren eruit – volgens Van Luijk zijn vrouwen daarin veel beter dan mannen. De machine maakt er vervolgens bossen van gelijke steellengte van. En bossen met even grote rozenkoppen.

De allerlangste (80 en 90 centimeter), met perfecte, vuistgrote bloemen, worden verpakt in glanzend goudkleurige kartonnen boxen, waardoor de rozen er nóg chiquer en duurder uitzien. Dat hebben we afgekeken van de parfumbusiness, zegt Van Luijk. „Als je iets moois hebt, moet je het mooi verpakken.”

Uit de koude loods gaan de bossen gekoelde vrachtwagens in. Een klein deel blijft in Nederland. De meeste rozen gaan naar andere Europese landen. Duitsland, Engeland en Zwitserland zijn grootafnemers.