De mens wil alles begrijpen, maar daardoor gaat iets fundamenteels verloren

Recensie

Boeken

Sociologie Het onverklaarbare verklaren – de mens wordt er steeds beter in. Maar het gevolg daarvan is vervreemding, stelt socioloog Harmut Rosa. Hoe kunnen we leren de wereld weer te vertrouwen, vraagt hij zich af.

De Olkiluoto opslagplaats voor nucleair afval in Finland.
De Olkiluoto opslagplaats voor nucleair afval in Finland.

Foto Alessandro Rampazzo

De Britse completdenker David Icke is ervan overtuigd dat buitenaardse reptielen over de wereld heersen en dat een kwaadaardige (Joodse) elite de geopolitieke touwtjes in handen heeft. Hij vermoedt dat het coronavirus met opzet de wereld in is gebracht en dat 9/11 een inside job was. En hij denkt waarschijnlijk ook nog eens dat die reptielen pedofiel zijn en een heel netwerk in stand houden. Het klinkt te bizar voor woorden – en dat is het ook – maar het zijn pogingen om het chaotische wereldtoneel te verklaren. En die slaan aan, gezien Icke’s populariteit. Volgens Mordechai Krispijn, een van de organisatoren van de roemruchte demonstratie van afgelopen november waarop Icke zou spreken, is hij juist vanwege die drang om te duiden interessant: „In de jaren 90 had hij het al over de oorlog tussen Oekraïne en Rusland, hij heeft dit allemaal voorspeld. Het is fascinerend om dat te bedenken. Hoe kan zoiets?”

Die fascinatie om het onverklaarbare te verklaren is niet gek. Sterker nog, die drang is het centrale streven van de moderne mens, zo oppert socioloog Hartmut Rosa in zijn boek Onbeschikbaarheid. We willen alles om ons heen kennen, snappen, begrijpen, ontdekken, voorspellen, berekenen, controleren en gebruiken, in een eindeloze groeizucht. In Rosa’s woorden: we proberen de wereld beschikbaar te maken (ook wel vertaald als ‘beheersbaar’). De moderne mens verhoudt zich op een ‘agressieve’ manier tegenover de wereld. We ontkleden de wereld, ontdoen de wereld van haar sjeu, haar magie en onverklaarbaarheid. Een houding die een ‘verdinglijkende’ werking heeft. Zoals socioloog Max Weber begin vorige eeuw al schreef, heeft de technologische vooruitgang voor een ‘onttovering van de wereld’ gezorgd. Een theorie waar Rosa gretig op voortborduurt. Volgens Rosa is de lens van het beschikbaarheidsdenken bij uitstek het gereedschap om de moderne mens en haar crises te begrijpen. De mens wil nu eenmaal haar omgeving verklaren, wil orde in de chaos scheppen.

Rosa treft dat verlangen dan ook overal aan: van slimme horloges tot kernenergieprojecten. Wie dacht tijdens een gewone werkdag ooit na over zuurstof in het bloed tot een horloge dit voor ons begon te doen? En al lijkt het aanwenden van de enorme kracht van kernsplijting een ultieme beheersing van de natuur, in werkelijkheid hebben we amper een idee van de langetermijngevolgen en potentiële gevaren van kernenergie.

Besneeuwde wereld


Lees ook dit interview met Arjen van Veelen over het efficiëntiedenken

Als het aan Rosa ligt zijn onze nimmer aflatende pogingen om de wereld beheersbaar te maken de reden waarom we vervreemd zijn geraakt van de wereld en elkaar. De (laat)moderne wereld is namelijk een dode wereld, door de mens omgetoverd tot een verzameling objecten om te beheersen en te exploiteren. Die maakbaarheidshouding heeft ons technologisch ver gebracht, maar deze manier van naar de wereld kijken stelt ons niet in staat om een ‘goede, diepe relatie met het leven te ontwikkelen’. De dingen die er werkelijk toe doen zijn niet te maken noch te beheersen. ‘[A]lleen in de ontmoeting met het onbeschikbare ontstaat het gevoel dat we leven, dat we worden geraakt en werkelijk ervaren.’ Rosa gebruikt sneeuw als voorbeeld: we kunnen haar komst niet afdwingen, haar niet creëren of controleren, we kunnen sneeuw zelfs niet vasthouden zonder dat het in de hand smelt. Maar dat gevoel van wakker worden in de stille, tijdloze schoonheid van een besneeuwde wereld, kent iedereen. Wanneer je die ochtend de gordijnen opent en je voelt dat er iets met je gebeurt, dan ‘resoneer’ je met de omgeving, aldus Rosa. ‘Misschien dat er daarom zoveel mensen naar verlangen, en niet alleen rond Kerstmis.’

In zijn magnum opus Resonantz (2016) beschrijft hij al dat resoneren met iets het tegenovergestelde is van het beschikken over iets. Resonantie is de houding die ons wél een diepe relatie met het leven toestaat. Zoals een coup de foudre, een kunstwerk of een muziekstuk – zaken die bij uitstek over resonantie gaan. Maar ook hierover proberen we te beschikken: de algoritmes van Tinder en Spotify trachten zelfs de liefde en de muziek beschikbaar te maken. Denk aan Spotify’s gepersonaliseerde afspeellijsten die je kennis laten maken met andere artiesten, maar je uiteindelijk vooral in je eigen muzikale bubbel vasthouden. De conflictueuze dynamiek tussen beschikbaarheid en resonantie zorgt uiteindelijk voor onze vervreemding.

We zouden in plaats van willen beschikken over de wereld, moeten ‘luisteren, reageren’ en erop vertrouwen dat de wereld ‘inschikkelijk’ is. Maar wat betekent dat? En, belangrijk, hoe kunnen we ons uiteindelijk wapenen tegen de vervreemding van de moderne wereld? Rosa heeft het over abstracte ‘resonantieverhoudingen en -dimensies’, over kernwapens en klimaatverandering, maar verder dan tranen in de ogen bij het kijken een film, kippenvel bij het horen van een muziekstuk of op slag verliefd worden, raakt hij niet.

Tegen de onttovering

Helaas geeft Rosa maar deels antwoord op de vraag hoe we de onttovering tegen kunnen gaan. In ieder geval gaat hij er in dit kleine boekje niet genoeg op door en blijft de lezer uiteindelijk met vragen achter. Ik vraag me bovendien af hoe vernieuwend zijn sociologische theorie is. Uiteindelijk lijkt hij voor dit boek een verzameling van elementen uit Marx’ vervreemdingstheorie, Webers onttovering en Foucaults analyse van het neoliberalisme bijeen te hebben gebracht. Bovendien komt het maar al te vaak overeen met wat bijvoorbeeld ook Arjen van Veelen schrijft, die in zijn boek Rotterdam van het taboewoord neoliberalisme ‘efficiëntiedenken’ maakt. En in zijn opmerkingen over het doorgeslagen marktdenken hoor je ook de stemmen terug van schrijvers als Ilja Pfeiffer, Bas Heijne, David Graeber en Yuval Harari. Wel blijft zijn heldere taal, zijn wetenschappelijke benadering en juíst de overkoepelende toon van zijn werk hangen. Opeens zie je van alles in het licht van het beschikbaarheid-resonantie conflict.

Zo kan je het geval David Icke in Rosa’s fundamentele tegenstelling bekijken. -Icke is in feite doodsbang voor het niet-weten en de complexiteit van de wereld en poogt alles te verklaren door middel van complotten. Als ‘gevaar voor de openbare orde’ werd Icke de toegang tot Nederland ontzegd. In de geest van Rosa zou je deze tegenreactie ook weer kunnen opvatten als een vorm van beschikbaarheidsdenken. Een krampachtige poging om Icke’s denkbeelden te weren, om erover te heersen – iets wat zelfs een tegenovergestelde werking had aangezien hij alleen nog maar méér in de belangstelling raakte.

Dingen op zijn beloop kunnen laten, het is blijkbaar iets wat we maar slecht kunnen. Hoe leren we de wereld (en de mensen om ons heen) te vertrouwen? Dat begint denk ik met de moed om niet te weten, niet te controleren, niet te doen. Iets niet doen is vaak lastiger dan wél doen. Probeer maar eens een potje steen-papier-schaar opzettelijk te verliezen. Dat is op z’n minst even lastig als het potje proberen te winnen. Het is namelijk niets meer dan een kwestie van kans en toevalligheid. David Icke zou het er maar lastig mee hebben.