De zogenoemde paardekopnevel in het sterrenbeeld Orion is 1.300 lichtjaar van de aarde verwijderd. Recente beelden van de James Webb Telescope brengen het markante astronomische object gevoelsmatig weer een stukje dichterbij. In de bovenstaande foto zoomt de ruimtetelescoop in op de denkbeeldige manen van de paardekop, de vrij scherp afgebakende grens van de nevel.
Dankzij de relatieve nabijheid en het onbelemmerde zicht op de nevel is de paardekop voor astronomen een van de populairste hemelobjecten om de effecten van straling op interstellaire materie te onderzoeken. Op een natuurlijke manier wordt de nevel mooi uitgelicht door naburige sterren, met zelfs wat licht op de achtergrond, waardoor een driedimensionaal beeld ontstaat. Dankzij de infraroodcamera’s van de JWT zijn nu voor het eerst goed de details aan de rand van de nevel goed te zien. Een internationaal team van astronomen beschrijft de nieuwe observaties in een artikel dat binnenkort wordt gepubliceerd in het vakblad Astronomy & Astrophysics.
De paardekopnevel werd al in 1888 ontdekt door de Schotse astronoom Williamina (‘Mina’) Fleming. Ze was aanvankelijk in dienst als huishoudster bij Edward Pickering, directeur van de Harvard College Observatory in Cambridge, Massachusetts. Nadat ze eerst wat administratief werk had gedaan bij het observatorium, kreeg Mina Fleming geleidelijk aan ook een steeds grotere rol bij het sterrenkundig onderzoek.
Het was Fleming die de paardekopnevel ontdekte op een fotografische plaat van een telescoopbeeld. Die was op 6 februari 1888 gemaakt door William Pickering, de broer van Edward die eveneens astronoom was. De taken bij het observatorium waren zo verdeeld dat de mannen ’s nachts de foto’s maakten van de sterrenhemel, die vervolgens overdag door een ploegje vrouwen werden opgemeten, geanalyseerd en beschreven. Fleming ontdekte zo tientallen nieuwgevormde sterren (nova’s) en wel 59 gasnevels, waaronder de beroemde nevel in Orion die zo leek op een paardenkop uit een schaakspel. Aanvankelijk kreeg directeur Edward Pickering de credits voor al die ontdekkingen, maar in 1890 herstelde hij dat zelf door in de jaarboeken van het observatorium alle eer aan Fleming toe te laten komen.