N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Dierbaar werk Bibi Dumon Tak interviewt dierenredders. Deze week: Bert Hollander vangt afgedankte koeien op. „Als je inziet dat een dier net zo volwaardig pijn voelt, kun je een kreupele koe niet meer zien als een irritant ding dat niet hard genoeg loopt.”
‘Dag Elske. Dag Axel, jongen. Hoi Sisu. Hé Zus, dag Hermien.” Bert Hollander groet ’s morgens de dieren.
Hij noemt ze eerst even bij hun naam, om de rest van het gesprek te voeren met zijn beide handen die over neuzen, halzen, ruggen strijken. De zevenenveertig runderen zijn allemaal op de een of andere manier aan de slacht ontkomen. Door ergens te zijn gedumpt, zoals Jip en Janne, door zelf te ontsnappen zoals Zus en Hermien, door vroeggeboorte zoals Silke. Zij was zo weinig levensvatbaar dat ze door de eigenaar op de stalvloer voor afval werd achtergelaten, totdat een stalhulp zich toch over haar ontfermde en erin slaagde haar op de been te krijgen. Waardoor het kalfje kon verhuizen naar Rundveeopvang De Leemweg, de enige plek in Nederland waar koeien en ossen tot aan hun overlijden mogen blijven wonen.
Bert Hollander (54) richtte zijn koeienrusthuis op toen zijn ouders gingen scheiden en hij de stal overnam. Het woonhuis werd verkocht, in de stal stonden nog twee koeien. Die mochten daar van hem blijven staan. De rest zou hij omtoveren tot muziekstudio. Maar zover kwam het niet. In de omgeving van Zandhuizen wist men namelijk dat hij van koeien hield. En zo vulde de stal zich vanzelf.
Een van de eerste koeien die arriveerde was Claartje, die aan de slacht was ontsnapt en drachtig bleek. Een van zijn eigen koeien was ook drachtig, dus toen stonden er ineens vijf op stal. Niet veel later ontsnapte Victoria aan het slachthuis, daarna Fokje en Sjoerdtje. Ook zij vonden onderdak. Hij zette een caravan naast de stal en vergat zijn studio.
Al bijna dertig jaar verzorgt Bert Hollander nu een kudde geluksvogels. Zijn caravan is naar de sloop. Een deel van de stal heeft hij omgebouwd tot woonhuis met uitzicht op zijn koeien, cavia’s en kippen. En achter hem aan loopt altijd helpkat Noortje, als ze niet op zijn schouder zit of in zijn overall hangt.
Toen Bert Hollander zes jaar oud was droomde hij ervan boer te worden en vijftig koeien te bezitten. Die droom is uitgekomen. Hij heeft nu een milieuvergunning voor zevenenveertig dieren. „Wij hadden vroeger mestvarkens en één koe voor eigen gebruik. Met die varkens had ik niet zoveel, die kwamen en gingen. Daarom ging ik altijd naar een boer verderop om te helpen. Toen onze eigen koe wegging, vroeg ik me voor het eerst hardop af wat haar eindbestemming zou zijn. Sinds die dag eet ik geen vlees meer. Ik was toen dertien jaar.”
De stichting die hij oprichtte levert net genoeg geld op om alles draaiende te houden. Er zijn enkele vrijwilligers die hem helpen en zelf maakt hij nauwelijks kosten. Hij woont in de stal, hij gaat nooit met vakantie, hij is gestopt met roken, en om nieuwe dingen geeft hij niet. Aan een paar honderd euro per maand heeft hij genoeg. De machines zijn tweedehands, reparaties verricht hij zoveel mogelijk zelf en het hooi komt van eigen land.
Alleen de kosten voor de dierenarts lopen soms op. De gemiddelde leeftijd van de koeien in zijn stal is niet vier jaar, zoals op veel bedrijven, maar twaalf jaar en een beetje. Zijn staloudste, Wakamoe, is vierentwintig. Waarschijnlijk is zij de oudste koe van Nederland. De jongste op stal is Malki van een half jaar oud. Geboren bij Bert Hollander, omdat de moeder drachtig binnenkwam.
Hij vindt zichzelf geen activist, al denken mensen dat soms. „Ik ben praktisch vegan maar ik ga niet bij een slachthuis staan roepen. Die chauffeurs en die slachters ergeren zich daar alleen maar aan. Zij doen ook hun werk omdat de consument het wil. Toch? Als we niet meer willen dat varkensstaarten zonder verdoving worden afgeknipt wordt dat geregeld bij wet. Als we echt niet meer willen dat kalveren bij hun moeder worden weggehaald dan moeten we die melk niet meer drinken. Ik koop alleen nog wat koffiemelk voor Noortje en bezoek. En de kaas is ook de deur uit.”
Terwijl hij staat te vertellen wordt hij omringd door de kleine kudde in de wei bij het erf. Daarin staan de dieren die wat meer aandacht nodig hebben, zoals de reusachtige os Kees. Kees kwam als kalfje naar De Leemweg en volgde hem overal door de stal. En nu kan hij niet meer zonder hem, ook al is hij inmiddels een reus van acht jaar.
Hij is gewoon een boerenzoon, zegt Bert Hollander. „En zo word ik hier door de meeste mensen ook gezien. Mijn koeien zien er goed uit, het land ligt er mooi bij en ik kan trekker rijden. Dan ben je al een heel eind in de richting om voor vol te worden aangezien. De meeste boeren vinden het ook niet leuk dat hun koeien doodgaan. Maar ze brengen ze toch weg, en dat is het verschil met mij: ik laat ze leven.”
Hij knielt bij Malki neer, die de week ervoor gecastreerd is. Zijn moeder Knuffel geeft nog melk en zal dat misschien nog maanden of zelfs jaren doen. Bert Hollander had ooit een koe die vier jaar melk bleef geven aan haar dochter die op een dag groter was dan zij. „Dieren lijken niet alleen geestelijk op ons, maar ook in hun functioneren. Je kunt hun noden en angsten herkennen in jezelf, waardoor je meer compassie met ze voelt. De gemiddelde melkveehouder heeft die compassie minder. Maar als je inziet dat een dier net zo volwaardig pijn kan voelen als jij, dan kun je een kreupele koe ook niet langer zien als een irritant ding dat niet hard genoeg loopt.”
Intussen krijgt Sisu een aaibeurt. Sisu is nagenoeg blind maar doet het perfect in de wei. Hij rent achter zijn vriendje Malki aan en zoekt bescherming bij Nora, een rustige koe die was vrijgekocht door een dierenliefhebber die, toen ze de koe eenmaal had, niet wist wat ze ermee aan moest.
„Dat zie je vaak. Mensen redden een kalfje of een koe, en daarna bellen ze mij.” Om die reden heeft De Leemweg een wachtlijst, maar die is lang. Er moet eerst een koe sterven voordat er weer plaats is voor een volgende. En als er één sterft wordt dat gevoeld door de kudde. Afgelopen winter overleed Anne, vanwege een hernia kon hij niet meer in de benen komen. Zijn vriend Hugo heeft eerst uren naast hem gelegen op stal om afscheid van hem te nemen en daarna heeft hij de rest van de winter op die sterfplek geslapen.
„Iedereen heeft het over de koeien die naar het slachthuis gaan en hoe traumatisch dat is. Het ís ook traumatiserend, maar dat trauma duurt nooit lang, als je begrijpt wat ik bedoel. Maar niemand heeft het over de achterblijvers. De sociale cohesie wordt overhoop gehaald en bezorgt de kudde een gevoel van onveiligheid. Je hoeft er maar één weg te halen en ze zijn allemaal van slag.”
Bij melkveebedrijven is dat aan de orde van de dag. Op De Leemweg laat Bert Hollander de koeien afscheid nemen van hun dode kuddegenoten. Sommige kijken en lopen weg. Anderen gaan er een tijdje naast liggen. Soms mag hij een dier zelfs niet weghalen. Hij heeft meegemaakt dat de hele kudde de trekker aanviel toen hij een dode koe op kwam halen uit het weiland. Mundie mocht de wei niet uit.
Op zijn Facebook-account heeft Bert Hollander duizenden volgers. Zijn filmpjes worden tienduizenden keren bekeken. Ze bieden troost. En ook een beetje hoop naast de beelden uit de veeindustrie en de slachthuizen die we kennen. Op de filmpjes zie je hoe kalfje Malki bij zijn moeder Knuffel drinkt. Hoe vriendschappen zich jarenlang kunnen voortzetten, zoals die van Claartje en Victoria. Zij stonden nadat zij uit de slacht waren ontsnapt twintig jaar onafscheidelijk aan elkaars zijde. Misschien vormden zij wel de langste koeienvriendschap die er ooit heeft bestaan omdat zij beiden oud mochten worden en nooit uit elkaar werden gehaald. Toen de ene stierf, ging de andere er vlak achteraan.
„Het moeilijkste”, zegt hij terwijl Sientje om nog een veekoek vraagt, „is niet het afscheid, want je weet dat dat gaat komen. Maar de weg ernaartoe. De dieren grijs zien worden, ze zwakker zien worden. Het ontroert me hoe ze hun best blijven doen er wat van te maken.”