N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Geweld in Rotterdam Rotterdammers worden de laatste maanden veelvuldig opgeschrikt door explosies of beschietingen. Vooral jongeren worden ingehuurd voor die klusjes. De onderwereld zoekt een specifieke doelgroep, zien experts.
Zevenendertig keer werd er in Rotterdam in de eerste maanden van dit jaar midden in de nacht een explosief aan een deur gehangen. Zeventien keer werd op een huis, winkel of café geschoten. Eind april nog vlogen bij een zeventigjarige vrouw ’s nachts twee kogels door de slaapkamer van haar huis in Rotterdam-West. 33 mensen zijn aangehouden in de eerste vier maanden van dit jaar, acht van hen minderjarig. Deze week kwam daar nog de aanhouding bij van een zestienjarige jongen.
De Rotterdamse aanslagenoorlog vindt zijn oorsprong in conflicten over partijen drugs, die criminelen van elkaar stelen, zeggen betrokkenen. Volgens burgemeester Aboutaleb is het toenemende aantal explosies het gevolg van onderscheppingen van drugszendingen. Vorig jaar werd in de Rotterdamse haven 47.000 kilo cocaïne onderschept door de politie.
De conflicten worden uitgevochten door panden te beschieten, of van zwaar vuurwerk geknutselde explosieven aan de deur te hangen. De bewoners van de panden zijn lang niet altijd zelf het doelwit: het gaat geregeld om familieleden. Door hén te intimideren wordt getracht de tegenpartij onder druk te zetten.
Voor de politie is het lastig dat de uitvoerders vaak jongeren zijn, soms zelfs minderjarig. Ze spelen geen rol in het conflict, knappen slechts een klusje op. Ze vallen voor het snelle geld dat ze kunnen verdienen. Ze worden geronseld, via tussenpersonen, vaak in Telegram-chatgroepen. Hun opdrachtgever is hen onbekend.
Sjaal voor hun gezicht
Wie zijn die jongeren die voor 1.000 tot 2.000 euro een sjaal voor hun gezicht binden en ’s nachts op pad gaan om een opdracht uit te voeren voor iemand die ze niet kennen? Wat drijft hen?
De groep jongeren die geronseld wordt, spreekt zelden, en al helemaal niet tegen de politie. Op één plek praten deze jongeren soms wel, alhoewel vaak in bedekte termen: in de behandelkamers van de Waag en Fivoor, twee ambulante centra in de forensische zorg in Rotterdam. Behandelaars begeleiden daar jongeren die misdrijven hebben gepleegd, of jongeren waarover bij andere zorgverleners zorgen zijn. Ze sturen jongens door die aanschuren tegen de criminaliteit.
Dat deze groep nu zo wordt ingezet, zien wij al jarenlang aankomen
Directeur behandelzaken Larissa Hoogsteder en behandelaar Mente Schuiteboer van de Waag zitten in hun kantoor in de Rotterdamse wijk Spangen. Ze vertellen met psychiater en directeur behandelzaken Rosalind van der Lem (Fivoor) over de loopjongens van de drugscriminelen. Dat jongeren zich lenen om klusjes op te knappen in een conflict tussen criminele groeperingen, verbaast hen niet. Ze groeien op in een onveilige omgeving met armoede, huiselijk geweld, verwaarlozing en krijgen te maken met discriminatie. Directeur Hoogsteder. „Dat deze groep nu op deze manier wordt ingezet, zien wij al jarenlang aankomen.”
Elk individu is anders, maar de behandelaars zien veel overeenkomsten in de groep jongeren die zich laat inzetten door de georganiseerde drugscriminaliteit. Door hun instabiele basis en gebrek aan binding thuis en op school, gaan ze op zoek naar erkenning. Soms waren ze al onderdeel van een groep, soms zoeken ze juist aansluiting bij een groep. Alle jongemannen die ze zagen, wilden ‘ergens bij horen’, geen loser zijn, respect afdwingen.
Lees ook: Criminelen die grof geweld gebruiken in Rotterdam worden steeds jonger geronseld
Als je ze voor het eerst ontmoet, zeggen de behandelaren, zit er een muur om hen heen. Ze zijn stoer en onverschrokken. Dat is de buitenkant. Achter die muur zitten jongens die vaak licht verstandelijk beperkt zijn. „Maar ze zijn zo streetwise, dat je het niet meteen door hebt”, zegt psychiater Van der Lem. Jonge mensen met een kwetsbaar ego en wankel zelfbeeld, die wonen in wijken met veel jongens zoals zij. Ze hebben weinig te verliezen.
Gevoelig voor groepsdruk
Deze groep is, nog meer dan leeftijdsgenoten, gevoelig voor groepsdruk, zegt Van der Lem. Met het opknappen van criminele karweitjes kunnen ze respect en aanzien van hun groep verwerven. „Als je ouders hebt die aandacht en tijd voor je hebben, er geen financiële problemen zijn en je zit op school en op een sportclub zodat je niet de hele dag op straat hangt, dan zijn dat beschermende factoren.”
Criminelen hebben een neus voor dat soort jongeren, vertellen wijkagenten. Ze kennen ze nog van vroeger misschien. Of ze spreken ze aan bij de buurtsnackbar of bij de voetbalkooi. Of nog makkelijker en steeds vaker: via sociale media. „Wil je een klusje doen? Of durf je niet?”
Sociale media vergroten de druk, zegt behandelaar Mente Schuiteboer. Elegant terugtrekken omdat je je hebt bedacht, wordt moeilijker. Schuiteboer: „Vroeger werd je uitgelachen door een klein kringetje van maten, nu weet de halve stad dat je een loser bent.”
Telkens weer valt hen de impulsiviteit van de jongens op. Larissa Hoogsteder: „Ze zeggen ‘ja’, over de consequenties denken ze niet na. Dat er ook iemand gewond kan raken, of zelfs overlijden als je een explosief aan een woning hangt. Gewoon niet aan gedacht.”
Vroeger werd je uitgelachen door kringetje van maten, nu weet halve stad dat je een loser bent
Ongeveer de helft van de jongeren die de zorgverleners behandelen heeft een neurologische ontwikkelingsstoornis, als een verstandelijke beperking, autisme of adhd, zegt Van der Lem. Maar die stoornis is vaak niet meteen te zien, zegt Larissa Hoogsteder: „Ze moeten wel begrijpen wat ze moeten doen. En die bewijsdrang moet er ook zijn.”
Het gaat alleen al in Rotterdam om honderden jongeren, waarschijnlijk meer. Bij De Waag in Rotterdam worden gemiddeld 120 jongeren behandeld per jaar, dat zijn mensen tot en met 23 jaar. Bij Fivoor zijn dat er 150 jongeren. Dat zijn jongeren die de grens naar de criminaliteit al over gingen, zeggen ze. De groep kwetsbare jongeren is groter.
Er is bezuinigd op jongerenwerk en buurthuizen, waardoor de voelsprieten in de wijk weg zijn, zeggen de behandelaars. Een gemiste kans, vinden ze. In gesprekken met jongeren valt altijd op: als het wél goed gaat, komt het doordat ze het gevoel hebben dat iemand ze écht zag staan. „Dat kan net het juiste zetje zijn”, zegt Hoogsteder. „Een leraar, oom, buurman, iemand die ze op het juiste moment weet te raken kan net het verschil zijn tussen verdwalen in de onderwereld of iets van het leven proberen te maken.”
Weerbaar maken
Hoe krijg je deze groep weer op het rechte pad? Bij De Waag en Fivoor zijn de gesprekken en de therapiesessies gericht op het weerbaar maken van de jongeren. Vaak worden daarbij ouders betrokken, soms zetten de zorgverleners rollenspellen in, om te oefenen om ‘nee’ te zeggen. „Jongeren moeten wel zélf willen”, zegt psychiater Van der Lem. Soms is dat een lang proces, soms gaat het snel. Maar het lukt niet altijd. Het is een illusie om te denken dat je ‘klaar’ bent, als iemand na therapie zijn leven weer op orde heeft. Externe factoren, verlies van een baan, druk van de oude vriendengroep, beëindigen van een relatie, het kan alles weer overhoop gooien.
Er is, zo zeggen de behandelaars eensgezind, geen wondermiddel. En sommige behandelmethoden kunnen juist een averechts effect hebben. Bij Fivoor worden cliënten getest op intelligentie, en dat kan tot frustraties leiden. Van der Lem: „Je wil respect, maar je krijgt het puzzeltje niet voor elkaar. Dat is heel confronterend. Dan vliegen de blokjes door de kamer. Of de deur gaat uit de sponning. En dan bereik je precies het tegenovergestelde van wat je wil.”
Maar, zo zegt het drietal, hoop is er zeker. Ze hebben alledrie voorbeelden van jongeren die helemaal zijn losgekomen van de criminele wereld. Larissa Hoogsteder herinnert zich een jongen die aan de andere kant van Nederland is gaan wonen. Pas toen lukte het los te komen van de criminele groep die aan hem bleef trekken. Maar ook hij had het nog zwaar. „Pas toen hij een dame ontmoette, ging het beter”, zegt ze. „Dat zien we vaker.”
Van der Lem kreeg recent een mailtje van een voormalig cliënt, die ze als 16-jarige behandelde. Het ging nu, na tien jaar, goed met hem. Hij kon zichzelf zelfs succesvol noemen in het ‘gewone leven’. Wat hem het meest had geholpen? Het gevoel er te mogen zijn, zoals hij is. Van der Lem glimlacht. „We hebben een zwaar vak, soms ligt moedeloosheid op de loer. Maar iedere hulpverlener krijgt soms zo’n mailtje. Dan heeft de dag een gouden randje.”