De ‘watermannen’ worden ze genoemd, de Nederlandse ingenieurs die al eeuwen over de wereld uitzwermen om allerlei landen bij te staan met de beheersing van het water. Overal hebben ze dammen, dijken, stuwen, sluizen, gemalen en kanalen aangelegd – en daaromheen ontstonden vaak landschappen die opvallend veel weg hadden van thuis, met polders, windmolens en kaarsrechte wegen. De loodgieters van de wereld zijn ze, zegt filosoof Pieter Hoexum in zijn essay voor het boek Nederlandse Waterwerken Wereldwijd.
Het boek met bijbehorende tentoonstelling is van Luuk Kramer, bekend als architectuurfotograaf. Het is het ambitieuze internationale vervolg op zijn Waterwerken in Nederland: Traditie en innovatie uit 2017. Hij heeft zich gericht op acht landen: Engeland, Polen, Indonesië, Zuid-Afrika, Suriname, Brazilië, Japan en de VS. Het is indrukwekkend om te zien hoeveel waterkennis Nederland in de loop van eeuwen heeft geëxporteerd, tot op de dag van vandaag zoals nu in New York. Dankzij indrukwekkende research brengt dit boek voor het eerst een flink deel van het mondiale Nederlandse watererfgoed bij elkaar in een nuchtere, documentaire stijl.
Het is opmerkelijk hoeveel van deze infrastructuur nog bestaat. Houten structuren houden het in een tropische klimaat niet lang uit, maar beton, staal en patronen in het landschap wel. De ‘polderplantages’ die Nederland langs de kust van Suriname aanlegde, met namen als Groningen, Lelystad en Wageningen, zijn met een drone nog goed te zien. Het system van kanalen en terpen dat Mennonieten in Polen in de zeventiende eeuw bouwden, is nog onveranderd. De kanalen waarmee de Indonesische stad Semarang tegen overstromingen werd beschermd, zijn na anderhalve eeuw nog volop in gebruik. En in Kaapstad zijn de resten van een stelsel van gemetselde buizen waarmee in de zeventiende eeuw zoet water van de Tafelberg naar de stad werd gebracht, als een ware publieksattractie achter glas te zien in het lokale winkelcentrum Golden Acre.
Het ging overigens niet altijd goed. Eind negentiende eeuw legde Johannis de Rijke bij Kyoto een lang kanaal aan om land- en tuinbouwproducten per boot naar de stad te brengen. Maar hij kwam vele meters te laag uit en moest een ‘botensleeplift’ bouwen om het hoogteverschil te overbruggen. Verder was De Rijke een geziene figuur in Japanse overheidsdienst, die onder andere aan de havens van Osaka, Yokohama en Tokio heeft gewerkt. Na zijn dood kreeg hij vlak bij Nagoya een standbeeld en zijn graf op de Amsterdamse begraafplaats Zorgvlied wordt nog jaarlijks door een delegatie bezocht.
Ook zijn tijdgenoot en vroegere baas ir. C.J. van Doorn wordt in Japan nog steeds geëerd. Schoolkinderen leren over hem, en ook hij kreeg een bronzen standbeeld. In de Tweede Wereldoorlog heeft de plaatselijke bevolking dat beeld weggehaald en in het bos begraven, uit vrees dat het door de autoriteiten in beslag zou worden genomen, om er kogels van te maken. Op de foto is te zien dat het beeld na de oorlog in oude glorie op zijn sokkel is teruggekeerd.
Nog steeds zijn de Nederlanders de loodgieters van de wereld, variërend van de enorme Brokopondo stuwdam in Suriname tot een nieuwe riverwalk in het Braziliaanse Recife. Nederland vestigde zich daar al in 1630 en dreef er slavenhandel, nu werken de landen samen aan een duurzaam ontwikkelingsplan voor schone waterwegen. En na orkaan Katrina in New Orleans en Sandy in New York zijn Nederlandse ontwerpers en ingenieurs nauw betrokken bij nieuwe infrastructuur, zoals de combinatie van floodwalls en openbaar groen die de onderkant van Manhattan tegen een volgende Sandy moet beschermen. In deze plannen voor New York, waarmee het boek afsluit, zie je de opkomst van het nieuwe denken over onze omgang met water: minder hard beton, meer zachte maatregelen als zandbanken en mangrovebossen.
De Nederlanders dit, de Nederlanders dat… De ingenieursheroïek ligt op de loer. Maar de fotograaf en de lokale kenners die over de acht landen schrijven, weten die te mijden. Het besef is gegroeid dat er ook een koloniale schaduwkant zit aan veel van deze projecten. Ze zijn immers aangelegd in opdracht van de machthebbers – in de kolonieën waren dat de Nederlanders zelf. En ook nu nog worden de ‘watermannen’ soms beschuldigd van een neokoloniale houding bij het werk in het buitenland.
Dammen en dijken zijn behalve technische hoogstandjes, immers ook uitingen van macht, politiek en conflict. Wie heeft toegang tot schoon water om te drinken en om voedsel mee te telen? Wie worden er tegen overstromingen beschermd, en wie niet? Wie beslist, wie betaalt? Het water is een draaikolk van maatschappelijke processen en deze waterwerken zijn daarvan de fysieke neerslag.
Het boek Nederlandse Waterwerken Wereldwijd, een uitgave van Nai010 Publishers, verschijnt op 29 juni. De gelijknamige tentoonstelling is t/m 15 sept. te zien in het Watersnoodmuseum in Ouwerkerk, in Zeeland.