De liefde voor Israël/Palestina zit diep. De haat ook

Een maand na de aanval van Hamas op Israël op 7 oktober verstuurde het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een ‘handreiking’ aan gemeenten, hoe om te gaan met de ‘polarisatiedynamiek’ onder hun inwoners, met een speciaal ministerieel telefoonnummer voor vragen. De spanningen waren toen al flink opgelopen. In Den Haag maakten lokale politieke partijen ruzie over de oorlog, meer dan 3.000 kilometer verderop. In de gemeenteraad werden vier moties ingediend over het al dan niet halfstok hangen van een Israëlische vlag op het stadhuis.

De moordpartij onder Israëliërs door Hamas, de bombardementen van Palestijnen door Israël – ze hebben de publieke opinie in Nederland uiteen gereten.

Die verdeeldheid is er niet altijd geweest. Bij de oprichting van de staat Israël domineerde in Nederland juist grote betrokkenheid. Joodse Nederlanders spraken op 14 mei 1948, de dag dat Israël werd opgericht, hun steun uit. Dat deden ook kunstenaars en onder andere de Indonesische studentenvereniging Perhimpoenan Indonesia. De Communistische Partij Nederland (CPN) stuurde de Israëlische minister van Buitenlandse Zaken „onze warmste gelukwensen en groeten.” In het briefje aan de minister, afgedrukt in partijkrant De Waarheid, werd nadrukkelijk vermeld dat „90 procent van de Joodse bevolking” van Nederland tijdens de bezetting was uitgemoord. De „arbeidersklasse en het progressieve deel der bevolking” hier zagen volgens de CPN de strijd tegen antisemitisme en rassenvervolging als een plicht. De communisten beloofden de nieuwe staat steun in de „strijd voor vrijheid en zelfstandigheid tegen de imperialisten en hun werktuigen.”

De Nederlandse regering stelde zich aanvankelijk heel wat gereserveerder op – vanwege de koloniale oorlog in Indonesië. Partij kiezen voor Israël zou de grotendeels islamitische bevolking van Indonesië nog bozer kunnen maken, was de inschatting, omdat het gezien zou kunnen worden als een keuze tegen de Arabische geloofsgenoten in Palestina.

Vrijwilligers voor Israël

Heel anders was de situatie twintig jaar later. Van terughoudendheid bij de politiek was nu geen sprake meer. Toen Israël zich voorjaar 1967 acuut bedreigd voelde door Arabische buurlanden, werden de ontwikkelingen in Nederland op de voet gevolgd. Voor een manifestatie van de Nederlandse Zionistenbond en de Joodse kerkgenootschappen eind mei verzamelden zich 15.000 mensen in het Amsterdamse Rai-gebouw. Hier spraken politici van alle grote partijen hun steun uit aan Israël. De PvdA, zo beloofde partijleider Joop den Uyl, zal Israël blijven steunen; óók als de VN zich tegen dat land zou keren.

Israël deed enkele dagen daarna een verrassingsaanval op Arabische buurlanden. Daarmee begon de Zesdaagse Oorlog. In Nederland kwam het tot een uitbarsting van sympathie voor Israël. Honderden vrijwilligers meldden zich in het kantoor van jongerenorganisatie Bne Akiwa. Er werd geld ingezameld, onder meer bij een voetbalwedstrijd van Ajax. Bumperstickers meldden: ‘Ik sta achter Israël’. Mensen konden bloed doneren. De Nederlandse regering leverde wapens en reserve-onderdelen aan het Israëlische leger, een relatie die tot vandaag de dag is blijven bestaan. „Nederland heeft zich met Israël geïdentificeerd”, zo wordt de toenmalige Israëlische ambassadeur in Nederland Daniel Lewin geciteerd in het boek Een open zenuw van historicus Peter Malcontent.

Het Nederlands oorlogsverleden was belangrijk motief voor steun aan Israël

Het Nederlandse oorlogsverleden was het belangrijkste motief om Israël hartstochtelijk te steunen. In de jaren zestig drong besef van de omvang van de Jodenvervolging door in de huiskamers, dankzij de televisieserie De bezetting van historicus Loe de Jong en de boeken van zijn collega Jacques Presser. Opperrabbijn Levie Vorst zei in dagblad Het Vrije Volk: „Ik geloof ook dat er in Nederland een gevoel is van ‘Wij hebben in de Hitlertijd niet voldoende gedaan en wat we tekort geschoten hebben, kunnen we nu goedmaken’.”

Verschillende bevolkingsgroepen hadden daarnaast zo hun eigen redenen om sympathiek tegenover Israël te staan. Zo was er het idee dat Israël net als Nederland een klein land was, dat zichzelf had opgebouwd en dat soms bedreigd werd door vijandige buren. Israël komt „op voor het recht van ieder klein volk […] op een vrij volksbestaan in vrede”, zei een vertegenwoordiger van het Joods-Nederlands Fonds op een bijeenkomst in Leeuwarden.

Linkse partijen zagen in Israël, met zijn collectieve kibboetsen en de dominante positie van de socialistische Arbeidspartij, een voorbeeld. PvdA-leider Den Uyl had op zijn bureau foto-portretten staan van zijn vrouw, zijn dochter en van Golda Meir, de premier van Israël. En met name protestantse christenen hadden een sterke religieuze affiniteit met Israël en de Joden, dat was immers het volk dat een verbond met God had gesloten.

Na een paar dagen oorlog was Israël aan de winnende hand. Het bezette de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever. In Nederland leidde dit tot een subtiele verandering in het debat: er kwam meer aandacht voor de Palestijnen. Dat veroorzaakte meteen controverse. De Algemene Studenten Vereniging Amsterdam (ASVA) pleitte in een verklaring voor het recht op terugkeer van Palestijnse vluchtelingen; Israël werd gezien als een creatie van het Westen – en dat was in de tijd van de Vietnamoorlog geen aanbeveling. Rond de verklaring van de ASVA brak een discussie uit, waarin veel van de thema’s die nu nog spelen, zich al manifesteerden. Wie is slachtoffer, wie dader? Wat is de rol van het verleden? Wanneer gaat kritiek op Israël de grens van antisemitisme over?

April 1984: het Palestinacomité demonstreert op de Dam in Amsterdam. Naar aanleiding van de moord op Issam Sartawi. Deze gematigde Palestijnse diplomaat werd slachtoffer van een aanslag door een radicale Palestijn.

Foto Anefo

‘Zes miljoen’ handtekeningen

Na 1967 zou Israël in Nederland nooit meer de warme eensgezindheid van daarvoor oproepen. Dat had zeker te maken met het steeds weer oplaaiende conflict in het Midden-Oosten. Het bloedbad in de Palestijnse vluchtelingenkampen Sabra en Shatila in 1982, aangericht door een christelijke Libanese militie onder toeziend oog van Israël, had bijvoorbeeld een flinke invloed op de opvattingen over Israël. Er waren demonstraties in Utrecht en Amsterdam, mede georganiseerd door organisaties van Marokkaanse en Turkse migranten. Kort daarna zei 35 procent van de Nederlanders zich met Israël te identificeren, vijf jaar eerder was dat nog 50 procent geweest, schrijft Malcontent. De afname van sympathie voor de ene partij werd niet automatisch vervangen door groeiende sympathie voor de andere, concludeert hij. Zo’n 30 procent van de ondervraagden stond in die tijd achter de Palestijnen.

De controverse werd vaker op straat zichtbaar. Een ‘Stop de Oorlog’-demonstratie in 2002 eindigde in rellen en geweld tegen een Amerikaanse man met keppeltje. Nadat hij het Krasnapolsky-hotel in vluchtte, werd dat met stenen bekogeld. Op de Dam werd de Israëlische vlag in brand gestoken. De leus ‘Hamas, Hamas, alle joden aan het gas’ klonk bij demonstraties.

Pro-Palestijnse activisten meenden dat het oorlogsverleden niet langer relevant was voor de houding tegenover Israël en Palestina. Dries van Agt, oud-premier en een van de oprichters van The Rights Forum dat voor Palestijnen opkomt, schreef in de Volkskrant: „Gezegd wordt wel dat Israëli’s het Europese schuldgevoel jegens de joden uitbuiten en daardoor opkomende kritiek op de staat Israël in de kiem smoren”.

Toch keerde het eigen oorlogsverleden steeds terug, constateerde socioloog Abram de Swaan in 2005, ook bij critici van Israël. Als voorbeeld gaf hij de opmerking van pro-Palestina-activist Gretta Duisenberg, die had gezegd te hopen dat onder een petitie tegen de Israëlische bezetting „zes miljoen handtekeningen” zouden komen te staan – een verwijzing naar de ongeveer zes miljoen Joden die zijn vermoord door de nazi’s.

Vanaf 1967 kreeg Nederland oog voor de Palestijnen

De Holocaust en het optreden van Israël tegenover de Palestijnen raakten met elkaar verstrikt, stelde historicus Evelien Gans in een boek over naoorlogs antisemitisme in Nederland. Een terugkerend element is de vergelijking tussen het optreden van Israël en dat van nazi-Duitsland. Een van de oprichters van het Palestina Komitee zei al in 1969 dat de Israëlische generaal Moshe Dayan „een beste nazi” zou zijn geweest. Op een demonstratie in Amsterdam in 2002 was een bord te zien met een davidster en een swastika, en daartussen het =-teken.

De intensiteit van het debat rond Israël en Palestina werd vanaf eind jaren zestig zichtbaar in het toenemend aantal clubs dat zich ermee bezighield, van het pro-Israëlische -CIDI tot Likoed Nederland, Federatief Joods Nederland en Christenen voor Israël via een Ander Joods Geluid en The Rights Forum tot het Diensten- en Onderzoekscentrum Palestina. Na scherpe uitspraken van critici van Israël kwam van het CIDI vaak het verwijt van antisemitisme. Daarop volgde vrijwel steevast het verweer dat dit argument vooral een manier was om critici van Israël monddood te maken en de aandacht af te leiden van het optreden van Israël. Het versterkte aan pro-Palestijnse kant het idee dat Israël carte blanche krijgt van westerse regeringen.

Wat voor de een uiting van sympathie of medeleven was, werd voor het andere kamp een symbool van haat. Toen Duisenberg in 2002 aan haar woning in Amsterdam-Zuid een Palestijnse vlag hing, werd ze door Federatief Joods Nederland beschuldigd van het aanzetten tot haat. Duisenberg werd in die tijd een van de meest prominente en omstreden gezichten van de pro-Palestina-beweging in Nederland. Dat ze de echtgenote was van Wim Duisenberg, president van de Europese Centrale Bank, gaf haar stellingname net dat extra aandachttrekkende accent, zelfs internationaal.

Een koosjer restaurant in Amsterdam waar een Israëlische vlag hing, werd herhaaldelijk bedreigd en belaagd. Burgemeester Eberhard van der Laan vaardigde in 2017 een speciale verordening uit om kleine, maar regelmatig op fysiek geweld uitlopende demonstraties onder Israëlische en Palestijnse vlaggen op de Dam te beëindigen.

Intussen waren er ook pogingen tot verzoening tussen Joodse en islamitische Nederlanders. Initiatieven als het Joods-Marokkaans Netwerk, Salaam Shalom en recenter Yalla! en Deel de Duif brengen steeds de boodschap: haal het conflict uit het Midden-Oosten niet hierheen.

‘De verworpenen der aarde’

Maar de trend naar grotere polarisatie hebben dit soort initiatieven niet kunnen keren. Zoals in de jaren zestig en zeventig pro-Israëlische sentimenten tot identificatie met Israël hadden geleid, zo speelt datzelfde meer recent in het pro-Palestijnse kamp. „Ik voel en denk als een Palestijnse”, zei Duisenberg in een interview. Feminist Anja Meulenbelt schreef tussen 1995 en 2015 zeven boeken over Palestina, met name over Gaza.

De identificatie leeft sterk onder islamitische Nederlanders. „Palestina zijn moslims, dus dat vinden wij ook ons land,” aldus een jonge betoger voor een camera van GeenStijl in 2010. „Alle moslims zijn vol afschuw over de ramp die zich in Gaza voltrekt. Ze vinden elkaar in hun verdriet hierover”, zei moskeebestuurder Jacob van der Blom onlangs in NRC.

Palestina, soms simpelweg aanwezig via de ‘Palestijnensjaal’ werd een symbool van de wereldwijde strijd tegen kolonialisme, imperialisme en onderdrukking en meer recent ook van de roep om klimaatrechtvaardigheid. Daarmee onderscheidt dit conflict zich van andere, soms veel dodelijkere conflicten in dezelfde regio. Die anti-imperialistische benadering wordt nu gevolgd door BIJ1 en Denk. BIJ1 projecteerde daarbij de omstreden leusFrom the river to the sea, Palestine will be free’ op het Mauritshuis in Den Haag.

Januari 2009: landelijke actie in Amsterdam, met op de achtergrond het Rijksmuseum, tegen een Israëlisch offensief in de door Hamas bestuurde Gazastrook. Vooraan onder anderen Gretta Duisenberg

Foto Robin Utrecht / ANP

Een bevlogen minderheid

De meest uitgesproken verdedigers van Israël zijn volgens een recente opiniepeiling juist te vinden aan de andere kant van het politieke spectrum, onder christelijke en PVV-stemmers. PVV-leider Geert Wilders verbleef in zijn jonge jaren een tijd op een mosjav (een soort collectieve boerderij) in Israël. „Het is een stukje Westen in het Midden-Oosten”, zei hij tegen de NOS. En een land dat vecht „zoals de vijand vecht, want op een politiek correcte manier verlies je het”.

Wilders was lang niet de enige die verwees naar zijn verblijf in de regio. Een aanzienlijk aantal Nederlanders ging er op pelgrimstocht, studiereis, vakantie of, zoals Wilders, een tijdje naar een kibboets of mosjav. Zowel pro-Palestijnse als pro-Israëlische organisaties nodigden regelmatig mensen uit om zelf in de regio te komen kijken.

Maar voor wie het nu lijkt alsof iedereen in Nederland stelling neemt; dat is niet zo. Uit opiniepeilingen blijkt dat een aanzienlijk deel van de Nederlanders niet één kant wil kiezen, maar zich zorgen maakt. Over onschuldige slachtoffers en over de doorwerking van het conflict in Nederland. De passies rond Israël en Palestina beroeren vooral een bevlogen minderheid. Heel klein is die evenwel ook weer niet: volgens onderzoeksbureau Ipsos speelde een maand voor de Kamerverkiezingen van 2023 de houding van partijen tegenover het conflict voor een kwart van de Nederlanders een rol bij hun keuze voor de recente Kamerverkiezingen.

PVV-Kamerlid Fleur Agema meent dat het succes van haar partij bij de verkiezingen ook te maken heeft met de aanval van Hamas op 7 oktober en de reacties daarop in Nederland. „Mensen hebben gezien dat het antisemitisme in Nederland eruit spuit. […] Ik denk dat dat bij veel mensen hun stem heeft bepaald”, zei ze in Trouw. Op zijn werkkamer heeft Geert Wilders na 7 oktober een Israëlische vlag opgehangen.