De leraar moet zelf ook goed kunnen rekenen en lezen, daarom ‘moet er een beroepsexamen komen’, zegt de Onderwijsraad


Onderwijsraad Nederlandse leerlingen zijn steeds slechter in rekenen en lezen. Wat moet er gebeuren om het tij te keren? De Onderwijsraad stuurde donderdag een advies naar de Kamer.

Schoolbord van Haarlemse basisschool.
Schoolbord van Haarlemse basisschool.

Foto Koen Suyk/ANP

Haar leerlingen kunnen de laatste jaren steeds beter rekenen. Lerares wiskunde Ebrina Smallegange van vmbo Pantarijn in Kesteren weet ook hoe dat komt: de basisscholen in de Betuwe zijn er meer tijd aan gaan besteden. Smallegange, die tevens voorzitter is van de vereniging van wiskundeleraren: „Als leerlingen hier in de brugklas aankomen, kunnen ze beter hoofdrekenen dan acht of negen jaar geleden.”

Het is niet zo ingewikkeld, zegt ook leraar Nederlands Robert Chamalaun: meer tijd besteden aan lezen, schrijven en rekenen op school, levert betere lezers, schrijvers en rekenaars op. Je moet als school weten wát je wilt overbrengen, hoe je dat gaat doen en hoe je dat toetst, zeggen ze ook.

Basisscholen zijn de afgelopen twintig jaar zo veel ándere dingen gaan onderwijzen dan lezen en rekenen – „van mediawijsheid tot sociale vaardigheden en genderles”, aldus Smallegange – dat de basis erbij is ingeschoten.

Al jaren verschijnen om de haverklap alarmerende berichten over het dalende lees- en rekenniveau van Nederlandse scholieren. Ze doen het sinds begin deze eeuw minder goed in internationale vergelijkingen, zoals de PISA-toetsen.

Hoe het er precies voor staat, is niet helemaal duidelijk, schrijft de Onderwijsraad in een advies dat donderdag aan de Tweede Kamer werd gepresenteerd, maar de gegevens die wél bekend zijn „stemmen somber”. Bijna een kwart van de vijftienjarigen haalt niet het minimale niveau bij lezen – en heeft dus moeite met het lezen van recepten, of gebruiksaanwijzingen. 16 procent haalt niet het minimale niveau bij wiskunde.

Er is de afgelopen jaren wel wat aan gedaan, maar de plannen en ingrepen in het onderwijs schoten alle kanten op en lieten scholen en leraren vaak vertwijfeld en overladen achter.


Lees ookEn wéér lezen middelbare scholieren slechter

„Het taal- en rekenonderwijs kreeg de afgelopen decennia op en af aandacht”, zegt voorzitter Edith Hooge van de Onderwijsraad. „Dan weer dit, dan weer dat. Van die pendulebeweging moeten we af.”

Wat er wél moet gebeuren om het tij te keren? Meer aandacht voor rekenen en taal, stelt de Onderwijsraad. „Het héle curriculum moet doordrenkt zijn van taal en rekenen”, zegt Hooge. „Het volstaat niet om er alleen aandacht aan te besteden in aparte vakken. Scholen moeten het integreren in de andere vakken.” Hoe? Door bijvoorbeeld bij een vak als aardrijkskunde met langere teksten te werken, waardoor leerlingen ook in die lessen leren om „dieper en geconcentreerder” te lezen, zegt Hooge. „Of door leerlingen bij economie grafieken te leren lezen, waardoor ze ook weer wat wiskunde meepakken. Je kan het overal in verwerken. Rekenen en taal moeten de basis zijn van álle andere vakken.”


Lees ookHoe we kinderen weer aan het lezen krijgen

Daarnaast moet de kwaliteit van beginnende leraren omhoog, vindt de Onderwijsraad. Hun reken- en leesvaardigheid blijkt niet altijd op orde. Een peiling onder lerarenopleiders op pabo’s en lerarenopleidingenNederlands en wiskunde, uitgevoerd door het Kohnstamm Instituut in opdracht van de Onderwijsraad, laat zien dat de opleiders „een aanzienlijk deel” van hun afgestudeerden „op onderdelen niet startbekwaam achten voor taal en rekenen”. Zorgelijk, vindt Hooge. Want hoe kun je goed les geven in taal of rekenen als je het zelf niet beheerst?

De Onderwijsraad pleit voor een „centrale examinering” aan het eind van iedere pabo en lerarenopleiding. Nu regelt de sector nog zijn eigen eindtoetsing. Hooge: „Wij willen dat er een beroepsexamen komt, gereguleerd door de overheid voor íedere aankomende leraar. De lat moet hoog liggen en moet voor iedere aankomende leraar gelijk zijn.”

Max Havelaar

De leraar moet vooral enthousiast zijn over wat hij vertelt, zeggen docenten Chamalaun en Smallegange. „Het maakt niet uit wélke methode je gebruikt als je er zelf als leraar maar vertrouwen in hebt.” Chamalaun is voorzitter van de vereniging voor levende Nederlandse talen en geeft les op een categoraal gymnasium in Heeswijk-Dinther: „Ik lees nu Max Havelaar met 5 gymnasium. Ze vinden het taalgebruik lastig maar als je dan de context uitlegt en de rol van Nederland in Nederlands-Indië dan vinden ze het echt interessant.”

Voor de vmbo’ers die zij wiskunde geeft, is ‘alledaagse gecijferdheid’ van groter belang dan lange staartdelingen, zegt Smallegange. Wiskunde is op het vmbo ook geen verplicht vak. Rekenen wel. „Onze leerlingen moeten als ze volwassen zijn statistiek een beetje begrijpen. Dat als er staat ‘80 procent van de vrouwen vindt dit een goede gezichtscrème!” , en ze hebben maar vijf vrouwen om een mening gevraagd, dan zou een leerling zich moeten realiseren dat dat niet erg betrouwbaar is. Ze moeten grafieken in de krant begrijpen, of zich in elk geval niet laten bedotten. Dat van 16.55 uur tot half zes ongeveer een half uur is. Zulke dingen.”

Het gemiddelde in Nederland hoef je niet voortdurend te vergelijken met Singapore of Finland, vindt Ebrina Smallegange. „We moeten bedenken wat wíj nodig hebben op de verschillende niveaus.”