N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
‘Ben je liever doof of blind?’, ook ik heb dat wrede spelletje op het schoolplein gespeeld. Ik kan me niet herinneren dat iemand ooit voor blindheid koos. Het wegnemen van licht, van kleuren, gezichten, leek zonder uitzondering erger dan leven zonder geluid. Beeld staat hoger in de pikorde. Dat werd mij nog duidelijker toen ik op het Media Park werkte en zag dat tv-programma’s enorme budgetten en veel publiek kregen, maar radio niet. De smartphone heeft beeld alleen maar dominanter gemaakt. WhatsApp, TikTok, Instagram – hele dagen wijden we aan de eindeloze stroom aan beelden. Ik zie het ook in mijn functie als chef Audio: om podcasts online een beetje onder de aandacht te brengen, moeten we ze aantrekkelijk vormgeven en ondertitelen, want op je tijdlijn scroll je onverbiddelijk verder als er niets interessants te zien is. Ook ik. Toch heb ik nooit getwijfeld aan audio, aan de kracht van geluid. Maar wat is dat dan precies?
Onlangs was ik bij een workshop van Duncan Geere en Miriam Quick, twee datajournalisten voor media als de BBC, The New York Times en techblad Wired, die in hun podcast Loud Numbers datasets omzetten in geluid. Ze maken met audio bijvoorbeeld de cijfers over insectensterfte hoorbaar. Ze gebruiken data van een wetenschapper die bijhield hoeveel insecten zich te pletter vlogen op het raam van zijn auto. Je hoort hogere tonen voor kleine insecten, lage tonen vertegenwoordigen de grotere. Hoe minder insecten, hoe minder geluid en uiteindelijk hoor je enkel nog het geluid van een rijdende auto. Dit lijkt een flauw trucje, maar ze proberen hier wel degelijk iets mee te bereiken. „Je kunt geluid zo hard maken dat het pijn doet”, zei Quick. „Dat lukt je niet met de balk van een grafiek, hoe lang die ook is.”
Ze vertelden hoe geluid een impact kan hebben die zich moeilijk laat vertalen naar papier of beeld. Ik moest denken aan stripboeken waarin uitgeschreven geluid de actiescènes tot leven moet brengen. POW. KABLAF. WHAM. Iemand in zijn gezicht slaan, klinkt niet als KABLAF, vermoed ik. Een hond zegt ook niet echt waf, een varken geen knor. Maar toch snap je het. Je hoort het, van binnen.
Geluid laat zich moeilijk beschrijven. Mijn vader overleed tien jaar geleden en ik weet nog precies hoe zijn stem klonk. Ik heb de woorden om te beschrijven hoe hij eruitzag, ik kan tientallen foto’s laten zien, maar ik heb geen opnames van zijn stem, dus veel verder dan ‘laag’, ‘diep’ of ‘warm’ kom ik niet. Verder bestaat zijn geluid alleen nog in mijn herinnering en die van een aantal anderen. Hopelijk kunnen ze hem, net als ik, af en toe ook nog horen.
Geluid is nauw verwant aan gevoel. Zoals Quick al zei: het kan pijn doen. Mensen langdurig blootstellen aan harde muziek is een vorm van martelen, die ook werd gebruikt tegen terreurverdachten die vastzaten op de Amerikaanse basis Guantánamo Bay. Het is bijna onmogelijk om je voor geluid af te sluiten. Je kunt je ogen dichtdoen of wegkijken, maar zelfs met je handen op je oren weet geluid, als het maar hard genoeg is, binnen te dringen. Geluid kan ook heftige emoties oproepen. Er bestaat een aandoening, misofonie, waarbij mensen heftig reageren op bepaalde geluiden, zoals smakken. Zelf heb ik het in podcasts bij de ‘neusfluit’, als sprekers door hun neus ademen en je een lichte fluittoon hoort.
Geluid is emotie. Door de komst van audio leer je de NRC-journalisten achter het geschreven woord beter kennen. Bijvoorbeeld in de aflevering van de dagelijkse podcast NRC Vandaag met correspondent Emilie van Outeren. Zij was in Oekraïne toen Rusland het land binnenviel. Met duizenden Oe-kraïners probeerde ze vanuit Kiev met de trein naar Polen te komen. Tijdens haar vlucht nam ze audiofragmenten op met haar telefoon. „Het voelt vreselijk om voor te dringen, maar ik heb me de trein in gevochten.”
In NRC- podcasts leer je de journalist achter het geschreven woord beter kennen
Deze woorden zijn geschreven al indrukwekkend, maar op papier hoor je niet hoe haar stem overslaat, hoe ze buiten adem is. Hoe in haar stem de interne worsteling van ongemak, opluchting, onzekerheid, misschien zelfs angst doorklinkt. Op papier hoor je niet de zee van Oekraïense stemmen om haar heen. In dit fragment is ze zowel onderdeel van een eindeloze massa, als benauwend alleen.
Geluid liegt niet. Natuurlijk kun je een luisteraar bedriegen of op het verkeerde been zetten. Maar het oor lijkt een betere leugendetector te hebben dan het oog. In films en literatuur is de ‘suspension of disbelief’, of de bereidheid van het publiek om voor het (fictieve) verhaal de scepsis even opzij te zetten, heel normaal. Je wilt best met Alice mee naar Wonderland. In audio is dit heel erg moeilijk, omdat je oren je niet voor de gek houden. Je hoort het als een tekst is voorgelezen of geacteerd, instinctief voel je dat er iets niet klopt. Dit werkt twee kanten op, en dat zie je aan het aanbod aan podcasts. Waar op de streamingdiensten fictieve series grote successen boeken, zijn er maar weinig fictiepodcasts die een groot publiek weten te bereiken. Zodra je hoort dat iets niet ‘echt’ is, is het heel moeilijk daaroverheen te stappen en je over te geven aan het verhaal. Aan de andere kant kunnen kleine nuances, bijvoorbeeld in stem, die – professionele acteurs daargelaten – moeilijk na te doen zijn, een verhaal verdieping bieden.
In De coup van Qatar onderzoekt redacteur Joris Kooiman met podcastmaker Gabriella Adèr wat er schuilgaat achter de machtsgreep van de Golfstaten in het voetbal. In de voice-over van Kooiman vertelt hij het verhaal en hoor je precies wat je verwacht van een goede journalist: gedegen onderzoek en heldere analyses. Maar zijn licht Amsterdamse tongval heeft de voice-overtraining overleefd en dat is maar goed ook. Opeens kun je je ook voorstellen hoe hij met een voetbalshirt een balletje staat te trappen op een pleintje in zijn buurt. En dus voel je ook zijn worsteling. Want wat moet hij als voetbalfan met de informatie die hij als journalist boven tafel krijgt?
Dan is er nog het geheime wapen van geluid: de stilte. In audio is er weinig krachtiger. Je kunt er een punt mee maken of een overgang aangeven. In NRC las ik een gesprek met sounddesigner Giel van Geloven. „Stilte is nooit echt stilte”, vertelde hij. „Stilte is opgebouwd uit allemaal geluiden die anders overstemd worden. Zoals insecten. Of het zacht wuivende gras in de wind.” Ik weet inderdaad niet hoe échte stilte klinkt. Ik ken wel veel andere varianten van stilte. De ongemakkelijke stilte, de opgeluchte stilte, de boze stilte. Het ‘we konden zelfs samen stil zijn’ van vrienden die op een date zijn geweest. Ik weet ook niet of dat wel kan, écht samen stil zijn. Want volgens mij is de stilte zo krachtig, omdat je opeens weer aan jezelf en alle geluiden in je hoofd bent overgeleverd.
Jaren geleden heb ik weleens, tegen beter weten in, het nummer van mijn vader gebeld.
„Het nummer dat u heeft gebeld, is niet gebruik.”
En toch hoorde ik hem nog.