De islam kwam niet uit de lucht vallen

De aartsengel Gabriël verschijnt voor de profeet Mohammed. Afbeelding uit een vijftiende-eeuws manuscript uit Herat, Afghanistan.


Foto Metropolitan Museum of Art

Geschiedenis Volgens de traditie ontstond de islam in een vacuüm. Waren Mohammeds woorden uniek?

‘Extreme DROOGTE op het Arabisch schiereiland baande de weg voor de opkomst van de islam.’ Het komt niet vaak voor dat wetenschapsnieuws de website van The Daily Mail haalt, maar in juni vorig jaar was het zo ver. MailOnline grossiert in tabloid-nieuws – vandaar de chocoladeletters in de kop – maar onderzoek dat klimaatverandering combineert met de islam was kennelijk ook voor deze site niet te versmaden.

Het artikel uit Science waarop het bericht gebaseerd was, belandde ook in andere media, waaronder NRC. Het ging over een 2.600 jaar oude stalagmiet in een grot in het noorden van Oman. De gebrekkige groei van deze staander wees op een periode van droogte in de zesde eeuw na Christus. Op zich geen ongewoon onderzoek. Maar wat deze publicatie bijzonder maakte, was het feit dat ze betrekking had op de geschiedenis van de islam. Dit vakgebied behoorde eeuwenlang toe aan islamitische geleerden die aan tekst-exegese deden, maar tegenwoordig doen ook taalkundigen, archeologen, historici en dus zelfs klimaatwetenschappers een duit in het zakje.

Het resultaat van hun inspanningen is complex: sommige aspecten van de islamitische traditie worden erdoor bevestigd, andere weersproken. Wat vooral duidelijk wordt, is dat de islam een product was van de tijd en plaats waarin het geloof geboren werd. Het Arabisch schiereiland bevond zich begin zevende eeuw – toen de profeet Mohammed zijn religie stichtte – midden in de wereld.

Het oudste stuk Arabisch papyrus komt uit 643, vlak na de dood van de profeet. Het toont aan dat Arabieren al vroeg een geschreven cultuur hadden.

Foto Österreichische Nationalbibliothek

Militaire beweging

En dat terwijl de traditie juist wil dat de islam in een vacuüm ontstond, zegt Petra Sijpesteijn. Ze is hoogleraar Arabisch aan de Universiteit Leiden. „Mohammed zou analfabeet zijn geweest, wat impliceerde dat hij zijn ideeën niet ergens anders vandaan gehaald kon hebben. Hij herstelde met zijn door God ingegeven profetieën de monotheïstische religie en deed dat in een strijd tegen de polytheïsten op het Arabisch schiereiland. Meteen daarna schreven zijn volgers zijn woorden op in de Koran. Vanaf dat moment wist iedere moslim wat hij moest doen en is alles hetzelfde gebleven. Dat is het traditionele verhaal over het leven van de profeet, de Hadith, zoals dat is overgeleverd.”

Maar van een vacuüm was absoluut geen sprake toen Mohammed zich in 610 terugtrok in een grot om van de aartsengel Gabriël het woord van God te ontvangen. Sterker nog, de opkomst van de islam en de daaropvolgende veroveringen maakten deel uit van de troebelen van de Late Oudheid. Rome werd in deze periode veroverd door Germaanse barbaren en Constantinopel groeide uit tot de belangrijkste stad van het Middellandse Zeegebied.

Het van hieruit bestierde Oost-Romeinse (of Byzantijnse) rijk was regelmatig in oorlog met het Perzische rijk van de Sassaniden. Met de oorlog tussen 604 en 628 begint het vorig jaar verschenen boek Constantinopel en de eerste jihad, 633-718 van Henk Singor, tot zijn pensioen docent oude geschiedenis aan de Universiteit Leiden. „Ik denk dat die strijd cruciaal was voor het ontstaan van de islam als een religieuze en tegelijk politieke en dus ook militaire beweging”, zegt Singor. „Zonder die achtergrond was de groep rond Mohammed vermoedelijk een onbeduidende religieuze splinter gebleven.”

Heraclius preekte een heilige oorlog met de hemel als beloning voor de gesneuvelden

Henk Singor Universiteit Leiden

Mohammed en de zijnen werden door Byzantium ingezet als een wapen tegen de Perzen, Perzischgezinde Arabische stammen en de Joden, denkt Singor. „Dat is een hypothese die ik baseer op de vaststelling van de Arabist Michael Lecker, dat de christelijke Ghassaniden, bondgenoten van de keizer, een belangrijke rol gespeeld moeten hebben in de uitnodiging aan Mohammed om naar Yathrib te komen en daar zijn Oemma [gemeenschap] te vestigen.”

Yathrib heet tegenwoordig Medina en de trek in 622 naar deze plaats, de Hidjra, was een cruciaal moment in het leven van Mohammed. Hij stichtte er zijn gemeenschap van gelovigen, nadat hij met ruzie vertrokken was uit Mekka, zo wil de traditie. Singor denkt dat vooral het aanbod om naar Yathrib te komen doorslaggevend was. „De Oemma had vanaf het begin het karakter van een geloofsgemeenschap én een krijgersgemeenschap, gericht op acties tegen Mekka, dat Perzisch gezind was.”

Dit gebeurde allemaal in een cruciaal jaar, 622, toen de Byzantijnse keizer Heraclius aan een soort wanhoopsoffensief tegen de Sassaniden begon en hij bondgenoten nodig had die op een ander front de Perzen konden dwarsbomen, zegt Singor. „Heraclius preekte een heilige oorlog met de hemel als beloning voor de gesneuvelden, wat zijn echo vindt in Mohammeds jihad met een paradijs voor martelaren.”

Mohammed vaart ten hemel op zijn paard Boeraak. Afbeelding uit een zestiende-eeuws Perzisch manuscript.

Foto British Library

Doodsbedreigingen

De eerste moslims waren dus een soort hulptroepen van de Oost-Romeinse keizer en hun migratie naar Medina kwam door een oplaaiende oorlog, denkt Singor. De unieke rol van Mohammed als stichter van een nieuwe religie staat voor hem wel vast, hoezeer de profeet ook beïnvloed werd door de wereld om hem heen. „Mohammed zag zich als een speciaal door de ene god geroepene die de mensheid de ware boodschap moest brengen, een boodschap die de joden en christenen blijkbaar vergeten waren.”

Niet alle westerse onderzoekers die zich hebben beziggehouden met de islam accepteerden deze rol van Mohammed, of het feit dat zijn religie ontstond in de Hidjaz, de streek in het westen van het Arabisch schiereiland waarin Mekka en Medina liggen.

Dit revisionisme begon in de jaren zeventig van de vorige eeuw met de historici Patricia Crone en Michael Cook, zegt Petra Sijpesteijn. „Zij stapten weg van de Hadith, de latere overleveringen over het leven van de profeet, en gingen kijken naar niet-islamitische bronnen uit de zevende eeuw. Omdat ze daarin niks vonden, concludeerden ze dat de Mohammed van de islamitische traditie niet bestaan heeft. Er was misschien wel een man die zo heette, maar op hem zijn achteraf allerlei zaken geprojecteerd waarmee hij niks te maken had.”

Er zijn contemporaine teksten die het bestaan van Mohammed en zijn belang voor de Arabische veroveringen bevestigen

Petra Sijpesteijn Universiteit Leiden

Deze conclusies zetten ze in 1977 uiteen in het boek Hagarism. Tien jaar later publiceerde Crone Meccan Trade and the Rise of Islam, waarin zij concludeerde dat Mekka geen belangrijk handelscentrum was geweest. Op basis van Koranpassages over landbouw stelde ze dat de islam meer noordelijk moet zijn ontstaan, in het grensgebied van het huidige Israël, Jordanië en Saoedi-Arabië. Toen de Engelse historicus Tom Holland dit idee in 2012 uit de academische wereld haalde en populariseerde in zijn boek In the Shadow of the Sword (Het vierde beest) en een tv-documentaire, kwam hem dat op doodsbedreigingen van moslims te staan.

Voor de academische wereld was het werk van Crone een stimulans om ook op zoek te gaan naar bronnen die iets konden zeggen over het bestaan van een historische Mohammed en de religie die hij stichtte, zegt Sijpesteijn. En in tegenstelling tot Crone en Cook vonden andere wetenschappers wél verwijzingen naar de profeet. „Robert Hoyland ontdekte de naam van Mohammed in een kroniek van een Griekse monnik uit 640. En een zevende-eeuwse Armeense bisschop en historicus heeft het over een gemeenschap die door Mohammed wordt gesticht en daarna grote gebieden verovert. Er zijn dus contemporaine teksten die het bestaan van Mohammed en zijn belang voor de Arabische veroveringen bevestigen.”

Inscripties

Een ander belangrijk onderdeel van de islamitische traditie is het feit dat Mohammed in Mekka omringd was door polytheïsten, mensen die meerdere goden aanbaden. Archeologische ontdekkingen maken dat steeds onwaarschijnlijker, zegt Ahmad Al-Jallad. Hij werkt bij de Ohio State University en bestudeert stenen met pre-islamitische opschriften die in het Arabisch taalgebied gevonden worden.

In Saoedi-Arabië, maar ook in de Levant, liggen duizenden van dit soort stenen met vroeg-Arabische opschriften, zegt Al-Jallad. „Aan de hand van deze teksten is het mogelijk de ontwikkeling van het Arabisch schrift en de taal te volgen.”

Dat is belangrijk omdat er lang werd aangenomen dat er op het Arabisch schiereiland geen geschreven bronnen uit de pre-islamitische periode zouden zijn, zegt Al-Jallad. „De meerderheid van deze stenen bevat alleen een naam, maar er is een substantieel corpus dat meer informatie bevat en licht werpt op de religieuze gebruiken van pre-islamitische Arabieren, hun migraties, hun gewoontes en hun poëzie.”

Er waren tal van verschillende schriften, maar uiteindelijk werd dat van de Nabateeërs dominant. Dit Arabische volk is bekend geworden vanwege de prachtige gebouwen die ze hebben achtergelaten in de rotsen bij Petra in Jordanië. Ze schreven Aramees, zegt Al-Jallad. „Het is opvallend dat juist hun schrijfwijze hét Arabisch schrift werd, omdat deze letters eigenlijk helemaal niet geschikt zijn om alle klanken van de taal mee weer te geven.”

Ze hadden de behoefte de pre-islamitische geschiedenis exotischer te maken

Ahmad Al-Jallad Ohio State University

Maar het was het schrift van heersers en handelaren – met het bijbehorende prestige – en dus zakte het af naar het zuiden, de Hidjaz in, de streek waar Mohammed zijn religie zou stichten. „We zien dat het schrift steeds meer cursief wordt, wat erop duidt dat het gebruikt werd om met inkt te schrijven. Eind vijfde eeuw was het Nabatees ongeveer veranderd in het Arabisch schrift waarmee de Koran werd opgetekend. We hebben het alleen op steen gevonden, maar het staat voor mijn vast dat het ook op papyrus of perkament is gebruikt. Er is geen sprake van dat de Arabieren alleen een orale cultuur hadden.”

De pre-islamitische inscripties in dit schrift zijn soms religieus van aard, zegt Al-Jallad. „We zien vocabulaire op steen dat terugkomt in de Koran. Denk aan teksten over het gehoorzamen aan God en het vragen van vergiffenis aan God. En dat gaat allemaal om één God. Als we ons beeld van pre-islamitisch Arabië baseren op enkel materieel bewijs, dan moet je concluderen dat het gebied monotheïstisch was. We weten dat in het zuiden christenen en joden leefden en in de Hidjaz hebben we inscripties over Allah of Al-Ilah. De mensen noemen deze god ook Rabb, heer, een term die afkomstig is uit de joodse en christelijke liturgie.”

Folklore

Deze vondsten zijn misschien moeilijk te rijmen met de islamitische traditie, maar ze passen goed bij wat er in de Koran staat opgetekend, vindt Al-Jallad. „Daarin gaat het vaak over joden en christenen, maar komt het polytheïsme maar twee keer voor. Wat latere moslimhistorici hierover hebben opgeschreven, moet je zien als folklore. Ze hadden de behoefte om de pre-islamitische geschiedenis exotischer te maken.”

Dan rest de vraag hoe origineel de profetieën van Mohammed waren, als die zo duidelijk gevormd zijn in een monotheïstische omgeving. Vatte hij samen wat iedereen in de Hidjaz toch al dacht, of waren zijn woorden uniek? Al-Jallad: „Daar kunnen we geen uitspraak over doen zonder de vondst van een corpus pre-islamitische teksten vergelijkbaar met de Dode Zee-rollen.”

Epigrafisch onderzoek (het bestuderen van inscripties) lijkt dus het beeld van de wereld te bevestigen zoals dat in de Koran beschreven wordt. Maar hoe betrouwbaar is eigenlijk onze kennis over de overleving van deze heilige tekst? „Best betrouwbaar”, zegt Marijn van Putten, historisch taalkundige aan de Universiteit Leiden. „Volgens de traditie werd vrijwel direct na het overlijden van Mohammed de tekst voor het eerst in zijn geheel opschreven door zijn klerk Zaid. Deze traditie is moeilijk historisch te bewijzen. maar rond het jaar 650, zo’n twintig jaar na de dood van Mohammed, standaardiseerde Oethman, de derde kalief, de tekst. Van die Koran bestonden vier kopieën, die over het islamitische rijk verspreid zijn.”

Dit was duidelijk bedoeld als een codex, als een Koran, het was geen kladblaadje ofzo

Marijn van Putten Universiteit Leiden

Vroege manuscripten geven sterk bewijs dat deze standaardisatie inderdaad heeft plaatsgevonden. Alle Korans die we daarna vinden, stammen af van één van deze vier manuscripten, zegt Van Putten. „Ze zijn woord voor woord en vaak zelfs letter voor letter hetzelfde, inclusief idiosyncratische spellingen. In 2019 heb ik een artikel gepubliceerd waarin ik dat aantoon voor veertien vroege manuscripten. Van allemaal is de tekst te herleiden naar één origineel.”

Er zijn echter ook wetenschappers die beweren dat de Koran niet meteen na de dood van de profeet is opgeschreven, maar beduidend later. De Amerikaanse hoogleraar religiestudies Stephen Shoemaker publiceerde vorig jaar Creating the Qur’an, waarin hij stelt dat het heilige boek pas in de achtste eeuw op schrift werd gezet. Van Putten denkt dat Shoemaker ernaast zit, zegt hij. „We hebben een aantal vroege manuscripten waarvan uit koolstofdatering blijkt dat ze van vóór 700 moeten zijn. Die onderzoeken waren misschien niet perfect, maar als je de uitkomst voor ook maar één manuscript accepteert, dan kom je uit bij het oorspronkelijke verhaal dat de Koran in zevende eeuw is opgeschreven, want ze stammen allemaal af van dezelfde standaardtekst.”

Maar was er meteen één identieke tekst die door iedereen gebruikt werd? De vondst in 1972 van tachtig vellen in een verzameling oud perkament in de Grote Moskee van de Jemenitische hoofdstad Sanaa leek die aanname op zijn kop te zetten. Op deze vellen stond de Koran geschreven, maar nadere studie leerde dat onder deze tekst een andere tekst had gestaan, die eraf was gekrabd. Onderzoek aan deze palimpsest (een hergebruikt stuk perkament) wees uit dat met de verwijderde letters een afwijkende versie van de Koran was opgeschreven. Van Putten: „Dit was duidelijk bedoeld als een codex, als een Koran, het was geen kladblaadje ofzo.”

Een pagina uit de Sanaa-palimpsest. Onder de tekst bevindt zich een afwijkende versie van de Koran.

Foto Stanford University

Andere woorden

In de Sanaa-palimpsest is de volgorde van de hoofdstukken anders dan in de reguliere Koran, zegt Van Putten. „Dat is niet heel gek, omdat de middeleeuwse traditie wil dat sommige metgezellen van de profeet hun eigen Koran hadden, die anders ingedeeld was dan wat de standaardtekst zou worden.”

Ook de woorden in de verzen zijn anders: maar weinig verzen zijn precies hetzelfde als in de standaardtekst, zegt Van Putten. „Maar het is wel altijd duidelijk welk vers het is, en de verzen staan ook in dezelfde volgorde. Het gekke van deze palimpsest is eigenlijk dat hij inhoudelijk zo weinig afwijkt van de standaardtekst. Er moet dus al heel vroeg iets van een dictaat zijn geweest, want de standaardtekst en deze tekst lijken te veel op elkaar om op verschillende momenten uit de herinnering te zijn opgeschreven. Met zo’n dictaat zit je heel dicht bij de profeet, van wie ik overigens niet denk dat hij een analfabeet is geweest.”

Het is wachten op het moment dat iemand een tekst vindt die betrekking heeft op de historische Mohammed

Petra Sijpesteijn Universiteit Leiden

Van Putten onderzoekt nu de verschillende manieren waarop de Koran in de eerste eeuwen van de islam gereciteerd werd. „Omdat het Arabische schrift in de zevende eeuw geen klinkers kende, zit daar verschil in. Maar ook hier geldt weer: dat zijn geen enorme verschillen die een groot theologisch belang hebben. Het is duidelijk hoeveel waarde er meteen vanaf het begin van de islam werd gehecht aan het foutloos doorgeven van de tekst van de profeet.”

Veel geld voor het vakgebied is er niet, constateert Petra Sijpesteijn. „Dat is erg jammer, want er is zoveel werk te doen. Ik bestudeer zelf Arabische teksten op papyrus van direct na de islamitische veroveringen die zijn gevonden in Egypte en de Levant. De vroegst gedateerde is van 643, twaalf jaar na de dood van Mohammed. Deze papyri laten – net zoals de inscripties van Al-Jallad – zien dat de Arabieren een sterk ontwikkelde schriftcultuur hadden die ze moeiteloos in Egypte konden voortzetten.”

Verder onderzoek gaat vast nog verrassingen opleveren, denkt Sijpesteijn. „Het is wachten op het moment dat iemand een tekst vindt die betrekking heeft op de historische Mohammed: een inscriptie die hijzelf achterliet of waarin hij als figuur uit de tijd waarin hij leefde of direct daarna door iemand wordt aangehaald.”