N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie Boeken
Klimaat Zowel Lisa Doeland als Wouter Kusters buigen zich over de vraag hoe je moet omgaan met de waarheid over klimaatverandering. Met humoristisch fatalisme? Of een beroep op de ratio?
Waar was jij toen het besef indaalde dat klimaatverandering bestaat, dat het een levensbedreigend fenomeen is, dat je er zelf aan bijdraagt? Het klinkt vreemd, zo’n vraag, want waarschijnlijk volgde de schok op een langdurige reeks van ‘kleine apocalypsen’ (naar Tadeusz Konwicki).
En na de indaling, wat gebeurde er toen? Was je lamgeslagen, woest, bang? Had je het idee niets meer goed te kunnen doen? Lisa Doeland schrijft in haar filosofische essaybundeling Apocalypsofie over de angst haar dochter op te zadelen met een ‘klimaatschaduw’ – het gevoel van machteloosheid en fatalisme dat een bewoner van het Antropoceen op een zeker moment overvalt. Maar fatalisme is gevaarlijk. Niet alleen omdat het ons passief maakt terwijl er zoveel te doen is, maar ook omdat het het einde – van de mens, de biodiversiteit, de planeet – te eenvoudig voorstelt. Alsof ergens in de toekomst alles met een knal zal eindigen, zoals dat de dinosauriërs ook overkwam. Spijtig, maar niets aan te doen. Het is een vorm van loochening, schrijft Doeland, een manier om de waarheid niet echt onder ogen te hoeven zien.
Apocalypsofie, aldus Doeland, erkent daarentegen dat het uitsterven al lang is begonnen, dat talloze eindes zich nu al afspelen, in de zee vol plastic, in de lucht leeg van insecten en gewoon in onze achtertuin. ‘Alleen door de catastrofe te denken als iets wat al heeft plaatsgevonden, komt er ruimte voor een ander einde van de wereld.’ Maar hoe doe je dat, denken over uitsterving? Hoe kunnen we ons de feiten uit de krant eigen maken, hoe kunnen we deze waarheid verteren? Doeland wijst erop dat lichamelijke betrokkenheid noodzakelijk is – als het gaat over voortbestaan gaat het immers om eten, spijsvertering en dat wat er aan de andere kant weer uitkomt. We moeten onszelf als onderdeel leren zien van de hele kringloop van leven en sterven, en toegeven dat we er niet goed in zijn, in uitsterven. We produceren immers aan de lopende band shit die niet weggaat, zoals plastic, afgedankte mineralen, kernafval.
Lees ook dit opiniestuk van Lisa Doeland: Hoop is misplaatst als we op de oude voet doorgaan
Liever hopen we echter op een techno-fix (terwijl technologie vooralsnog eerder bijdraagt aan klimaatverandering dan die te verkleinen), sussen we onszelf door een hybride auto te rijden en afval te recyclen. Het zijn wat Doeland gevaarlijke fantasieën noemt, verhaaltjes die we vertellen om maar niet te hoeven erkennen dat het verkeerd gaat en die in de weg staan van verandering.
Effecten van de klimaatschok
Wat gebeurt er als je niet wegkijkt van de feiten? Denk je dat je het aangekondigde uitsterven zult overleven? Wouter Kusters heeft het in zijn boek Schokeffecten over de ‘Grote Waarheid’ die het hele leven van kleur verandert. Ook hij vraagt hoe je moet omgaan met het inzicht dat de door mensen bewoonde wereld op haar einde toesnelt. Kusters, die eerder schreef over de filosofie van de waanzin, onderzoekt hoe trauma, depressie en angst effecten van de klimaatschok kunnen zijn.
De hoofdstukken over de mentale impact van de Grote Waarheid van het uitsterven zijn ingeklemd tussen uiteenzettingen over de geschiedenis, de stand van zaken en de toekomst van klimaatverandering. De psychische reacties fungeren als een bron van inzicht die kennis biedt voorbij de feitelijke informatie, maar wel daarop gebaseerd. Het zijn immers de feiten die het schokeffect teweegbrengen.
Wat komt er na de schok? We kunnen vluchten, vechten of bevriezen, stelt Kusters. Vluchten, dat is het makkelijkst, het is de loochening waar Doeland het over heeft: ‘We weten het wel, maar toch…’ We rijden elektrisch, eten biologisch, gaan een keer met de trein op vakantie. We kopen ons slechte geweten af. Vechten is al moeilijker, maar noodzakelijk. Het is wat veel klimaatwetenschappers verkiezen, zij die de meeste ervaring hebben met klimaattrauma, klimaatdepressie of -angst. En bevriezen? Kusters beoordeelt dat verfrissend genoeg als een heel nuttige reactie. Bevriezen, dat doe je bijvoorbeeld door stil te staan bij je angst, je door je depressie heen te lezen, je trauma willens en wetens te herbeleven. Het is wat het boek van Kusters zelf oproept, met zijn uiteenzetting van de feiten die soms keihard binnenkomt. Bevriezen is misschien wel een vorm van welbewust uitsterven.
Wat dan?
De gevaarlijke fantasieën die Doeland beschrijft zijn daarentegen een voorbeeld van vluchtgedrag. Ook al klinken ze vaak heel concreet en praktisch, zoals de ‘circulaire economie’, een onrealistisch idee waar Doeland vakkundig gehakt van maakt. De kringloop sluit niet, dat kan helemaal niet. Er blijft altijd een rest over. Doeland staat in de filosofische traditie van denkers als Jacques Derrida en Timothy Morton, de pop-ecofilosoof die betoogt dat we allen ecologische wezens zijn. Of Georges Bataille, de filosoof van het exces, waar zij met haar aandacht voor de poepende, piesende, eetbare dieren die wij zelf ook zijn bij aansluit.
Maar als we het nooit helemaal goed kunnen doen, altijd een spoor achter zullen laten van vervuiling, wat dan? Een eenduidig antwoord is er niet – dat zou precies een gevaarlijke fantasie opleveren. Aan de natuur hoeven we het ook niet te vragen, aldus Doeland. ‘De pijnlijkste waarheid: de natuur heeft helemaal geen antwoorden, zij is geen harmonieus, uitgebalanceerd geheel dat ons de weg uit deze crisis kan wijzen. De natuur is onze Grote Moeder (Big [M]other) niet – zij is feilbaar, onwetend, net als wij.’
Soms lijkt de weerstand tegen duidelijke antwoorden toch weer uit te lopen op fatalisme, zij het dat die bij Doeland van humoristische aard is. Je kunt mensen niet verbieden om vlees te eten en gadgets te kopen, laat staan om kinderen op de wereld te zetten. Maar hoe krijg je ze zo ver dat ze zichzelf als ‘rottend lijk’ gaan beschouwen?
Filosoferen als de wereld vergaat
Kusters is meer gericht op de ratio, al is het vaak eerder het falen daarvan. De schokeffecten uit de titel zijn weliswaar emotioneel en lichamelijk te noemen, het begint en eindigt bij het denken, bij feiten en kloppende argumentatie. Aan het slot van zijn boek pleit hij dan ook voor het behoud van een rationele blik. Dat is verrassend. Enerzijds omdat veel filosofen en wetenschappers erop wijzen dat juist het bovenmatig vertrouwen op de ratio ons in de problemen heeft gebracht. Anderzijds omdat daarmee de kennisbron die de schok van de Grote Waarheid was, weer enigszins gedegradeerd wordt.
Met zijn verdediging van het denken lijkt Kusters een antwoord te geven op een vraag die hij zichzelf herhaaldelijk stelt: wat is het nut van filosofie in een wereld die vergaat? Moet je nog wel boeken schrijven en drukken, op papier gemaakt van bomen en met vrachtwagens het land doorgereden? De vraag deed me nadenken over de vorm van deze twee boeken. Dat van Doeland is ingedikt, de tientallen aangehaalde denkers zijn verteerd tot rijke, dichtbevolkte essays. De lezer is uitgenodigd er verder zelf op uit te gaan, de wereld van de filosofie in. Kusters is juist wijdlopig, zeker met oog op die bomen had zijn boek veel dunner gekund. Het lijkt erop dat hij alle details heeft willen bevriezen. De vertering laat hij aan de lezer.
Lees ook: De paddenstoel als symbool van ‘leven op de ruïnes van het kapitalisme’ (●●●●●)