De illusie van het goede voornemen

Mijn telefoon piept. Een appje van een vriend, gelardeerd met champagnegifjes, sterretjes- en feesttoeter-emoji’s. Het is mijn eerste Oud-en-Nieuwuitnodiging van het jaar. Meestal komen er in de aanloop naar de 31ste nog een paar bij. Vervolgens bepalen mijn vrienden en ik onze koers voor de avond, die altijd neerkomt op kortzichtige pleziermaximalisatie: van de ene viering naar de andere hoppen, totdat overal in de stad alle lichten uit zijn. Dit is gelijk een van de hoofdredenen dat ik niet dol ben op Oud en Nieuw zoals mijn generatie het meestal viert: men is altijd bezig het volgende feest na te jagen, men is altijd aan het vertrekken en aan het aankomen. Het gevoel van afwezigheid (moeten we niet ergens anders zijn?) weegt zwaarder dan het gevoel van aanwezigheid (hier zitten we goed) – het is een feest zonder kern.


Lees ook
over zijn hekel aan Oud en Nieuw

Hoera, dit jaar eens geen Oud en Nieuw!

Een tweede reden betreft een vast element in elke Oud-en-Nieuwviering: goede voornemens. Ik weet me er volstrekt geen raad mee. Op een gemiddelde Oudejaarsavond gaat de vraag naar elkaars goede voornemens tientallen keren over tafel. Je wordt er zo vaak naar gevraagd dat je van de weeromstuit zelf mensen naar hun goede voornemens gaat vragen, terwijl de kans dat dit je wezenlijk interesseert natuurlijk verwaarloosbaar is, aangezien het hier gaat om voorspelbare, door tijdschriften en reclames voorgekauwde plannen om enkele uiterlijkheden van het eigen leven te verbeteren. Meer sporten, minder drinken, lievere berichtjes sturen naar je geliefde. Nooit zegt iemand: ik wil erachter komen wie ik ben als niemand kijkt, voortaan drink ik alleen nog goede wijn, ik neem mezelf voor mijn geliefde ten huwelijk te vragen op een berg waarvan ik de naam niet ken. Het goede voornemen is generiek, en dus onpersoonlijk.

Mijn gevoel voor rede verhindert me om lang mee te doen met dit vraag-en-antwoordspel; ik zie geen logische reden om te zeggen dat je over een paar uur met iets wil stoppen waar je kennelijk mee wil stoppen, als dat ook nu kan. Wil je stoppen met drinken? Ga je gang. Wil je nog meer drinken? Ook goed. Vanwaar de behoefte om dit alles tegelijk voor je uit te schuiven én wereldkundig te maken? Even paradoxaal is het moment waarop de goede voornemens worden geopenbaard, dat meestal antithetisch is; het staat haaks op de situatie. Ik heb mensen een oliebol in hun mond zien proppen om met volle mond te zeggen dat ze vanaf morgen gaan lijnen. Mensen glas na glas naar binnen zien hijsen die hun trouw zweren aan Dry January. Mensen een lijntje coke zien wegtrekken die plechtig verklaren dat ze in het volgende jaar echt gezonder gaan leven.

Zouden ze weten hoe klein de kans is dat je een goed voornemen daadwerkelijk volhoudt? Professor psychologie Richard Wiseman verrichtte in 2007 een uitgebreide studie naar goede voornemens; 88 procent ervan sneuvelde in de loop van het jaar, terwijl 52 procent van de ondervraagden toch zeker wist het goede voornemen te zullen volhouden. Het is inmiddels ook allang bekend dat het beter is om in plaats van grote goede voornemens kleine en haalbare doelen te stellen, en in plaats van al je voornemens te bewaren voor één moment in het jaar kun je ze beter spreiden, zo schreef The Wall Street Journal onlangs nog. En toch blijven we onze goede voornemens uitspreken. Een recent onderzoek van het Amerikaanse blad Forbes liet zien dat 29 procent van de ondervraagden druk ervaart om goede voornemens uit te spreken. Voor Gen Z’ers ligt dit percentage het hoogst van alle generaties: 39 procent.

Op Oudejaarsavonden manoeuvreer ik me vaker wel dan niet richting het hoekje van de ruimte waar ik de minste vragen op me afgevuurd krijg. Maar nu ik deze haast kinderlijk vrolijke eerste jaarlijkse uitnodiging lees (vooral de zin ‘Zonder jou is er niks aan’ laat me niet onberoerd, al weet ik dat het een massabericht is), besef ik: het is genoeg geweest. Genoeg met de stilte, met het niet meedoen. Ik antwoord mijn vriend met een welgemeend: ik ben van de partij. Om het geheel wat op te luisteren gooi ik er nog een sneeuwpop-emoji achteraan. Deze Oudejaarsavond ga ik met de groep meedoen. Ik zal een goed voornemen uitspreken. Welk voornemen dat zal zijn weet ik nog niet. Misschien moet ik daarvoor eerst helemaal doorgronden waar ik me precies aan waag.

Goede voornemens zijn gestoeld op een interessante combinatie van nederigheid en kracht. De nederigheid om te erkennen dat je er tot nu toe niet in bent geslaagd om datgene wat je je voorneemt te bereiken. En de kracht om te stellen: ik ga het anders doen. Die combinatie doet godsdienstig aan, wat gezien de religieus getinte geschiedenis van het goede voornemen niet verwonderlijk is.

Naar verluidt waren de Babyloniërs rond 2000 voor Chr. de eersten die de komst van het nieuwe jaar aanwendden om goede voornemens uit te spreken. In maart, wanneer ze hun gewassen inzaaiden, hielden ze een twaalf dagen durend festival, waarbij ze onder meer beloftes uitspraken aan de goden, die meestal gingen over het afbetalen van schulden of het terugbrengen van geleende objecten. Hielden ze zich aan hun woord, dan zouden ze door de goden worden beloond. Deden ze dat niet, dan volgde straf. De Romeinen, die 1 januari als begin van het jaar kozen, offerden in december aan Janus, de tweekoppige god die tegelijk achterom- en vooruitkijkt. In ruil voor goed gedrag hoopten de Romeinen op geluk en voorspoed.

Het thema van terug- en vooruitkijken komt ook terug in religies die we nog altijd kennen. John Wesley, de grondlegger van het Methodisme, stelde in de achttiende eeuw ter afsluiting van het jaar een liturgische dienst in, waarbij collectief in de Bijbel werd gelezen, hymnen werden gezongen, en goede voornemens uitgesproken. Tijdens Rosj Hasjana (het joods Nieuwjaar en in het bijzonder op Jom Kipoer herdenken Joden de fouten van het afgelopen jaar, om vervolgens om vergiffenis te vragen. Hierbij ligt het zwaartepunt dus op terugkijken.

Interessant genoeg heeft de traditie van goede voornemens zich in de loop van de twintigste eeuw losgemaakt van zijn religieuze wortels, en is ze deel geworden van de volkscultuur. Tijdens deze aanpassing is de oude ballast van het offer afgestoten. Er is geen instantie meer tot wie we ons richten wanneer we onze voornemens uitspreken, geen instantie aan wie we plichtsgetrouwheid beloven. Men vraagt ook niet meer om beloningen waarvan we de werking niet kunnen doorgronden (een goede oogst, gezondheid, geluk in de liefde) – zulke ‘verzoeken’ associëren we inmiddels met bidden.

Een goed voornemen is evenmin zomaar een uiting van een algemene hoop; daarvoor is het beoogde doel van het voornemen te specifiek. Bovendien weten we precies hoe we datgene wat we ons voornemen moeten behalen: harder werken, meer sporten, minder drinken et cetera. In het al eerder geciteerde onderzoek door Forbes valt te lezen dat 39 procent van de goede voornemens gaat over fitheid, 37 procent over gewichtsverlies en 33 procent over een verbeterd eetpatroon. (Precieze cijfers zijn voor Nederland niet te vinden, maar het is aannemelijk dat ze vergelijkbaar zijn.) Deze concrete doelen, veelal cosmetisch van aard, zijn door onszelf af te dwingen. We spreken onze voornemens aan onszelf uit; ze maken deel uit van een transactie met onszelf, met onze agenda, met onze tijd. We zijn onze eigen god geworden.

Maar hoe is het zo gekomen, hoe komt het dat het jaarlijkse goede voornemen de tand des tijds heeft doorstaan en de sprong van religie naar mainstream zo succesvol heeft gemaakt? Volgens mij doordat er een paar kernbehoeften van de moderne mens in samenkomen. Ten eerste het positivistische geloof dat we onszelf kunnen verbeteren; een verleidelijk antidotum voor sombere gedachtes over ouder worden en verval, die vanzelfsprekend de kop opsteken als er weer een jaar voorbij is. Met goede voornemens verklaren we onszelf in staat om onszelf, tegen de logica van de tijd in, gezonder en fitter te krijgen, om onszelf als het ware te verjongen.

Ten tweede is het uitspreken van die goede voornemens volgens mij een ritueel, een ceremoniële herhaling die we elk jaar opnieuw in gezelschap voltrekken. De herhaling die bij rituelen hoort, werkt geruststellend; het geeft een basis waar je op kunt vertrouwen – wat er ook gebeurt, volgend jaar zitten we hier weer. In het goede voornemen komen dus twee manieren samen waarop we ons verzetten tegen het zomaar verglijden van de tijd, tegen het geleidelijke verval, tegen de entropie – positivistisch vooruitgangsdenken en de cyclische troost van rituelen. Zo heeft de moderne mens het ritualistische karakter van het godsdienstige gebruik van het goede voornemen overgenomen, en heeft hij dit gecombineerd met mores van de moderne tijd, die samenhangen met zelfverbetering en optimalisatie.

Illustratie Jarre Venderbosch

Maar daarmee zijn we er nog niet. Goede voornemens blijven iets tegenstrijdigs houden. Niet alleen spreken we ze vaak uit op het moment dat we ze het minst in de praktijk brengen – soms lijken ze de gulzigheid op de avond zelf alleen maar aan te wakkeren; over een paar uur ‘mag’ het immers niet meer, al dat eten en drinken – ook weten we dat de slagingskans erg gering is. Men begint meestal goed; in januari zijn de sportscholen overvol, Dry January lijkt elk jaar aan populariteit te winnen. In december en januari verschijnen tientallen artikelen vol tips om goede voornemens dit jaar wel om te zetten in duurzame daden.

De kenners zijn het vaker niet dan wel met elkaar eens. Sportpsycholoog Afke van deWouw had het begin vorig jaar in de Volkskrant over ‘de wilspier’: „De hele dag zijn we al bezig met dingen die we willen: wel of niet een kroket bij de lunch, wel of niet nog even gauw bij de kassa wat snoep in je karretje mikken. En die wilspier kan dus ook vermoeid raken en aan het eind van de dag geen zin meer hebben in sporten.”

In Time Magazine werd juist de vloer aangeveegd met wilskracht als methode om onszelf bij de les te houden. „Dat wisten de oude Grieken al, zo zie je aan hun mythen”, schreven hoogleraren in de psychologie Jay Van Bavel en Dominic Packer: „Toen Odysseus de Sirenen naderde, wier liederen voor menig man de dood betekende, stopte hij was in de oren van zijn bemanningsleden en bond zichzelf vast aan de mast.” Met andere woorden: hij vertrouwde niet op de wilskracht, hij paste een tactiek van ‘situation change’ toe. Maar wat we ook doen, welke tactiek we ook toepassen, de kenners zijn erover eens dat het merendeel van onze goede voornemens in de loop van het jaar sneuvelt. Dat weten we allemaal. En toch spreken we op 31 december opnieuw onze goede voornemens uit, wellicht dezelfde als vorig jaar. Misschien is dat het laatste stukje van de puzzel. Misschien is Oudejaarsavond de enige avond in het jaar dat we onszelf toestaan volmondig te geloven in een illusie.

Binnenkort is het zover. Oudejaarsavond. Ik heb besloten uitsluitend naar het feestje van de vriend te gaan, en niet te hoppen. Maar dat is niet mijn goede voornemen. Mijn goede voornemen is om voortaan elk jaar een goed voornemen te bedenken, om me ten minste één avondje in het jaar niet te laten leiden door de ratio en te accepteren dat we allemaal dwazen zijn die redenen zoeken om ergens in te geloven. En ik zweer plechtig dat ik mijn voornemen zal volhouden. En anders probeer ik het volgend jaar opnieuw.



Leeslijst