De homostrips van Ralf König: ‘Als de neuzen groter zijn dan de lullen, kán het geen porno zijn’


Cartoons Al meer dan veertig jaar tekent Ralf König strips over ‘hoe de homo’s leven’. De Duitser viert dat jubileum met hilarische lezingen over zijn schaamteloos expliciete oeuvre.

Als Ralf König voorleest uit zijn boek Super Paradise (1999), het deel waar hoofdpersoon Paul aan zijn zus Edeltraut vertelt dat hij hiv heeft, zit het hele publiek met tranen in de ogen – van het lachen. „Je hebt aids?!!”, schreeuwt Edeltraut door een vol café. „O mijn god!!” Super Paradise is een stripboek (vandaar ook al die uitroeptekens); we zien mensen aan andere tafeltjes verbaasd opkijken, terwijl Edeltrauts ogen even groot worden als haar borsten. „Je blijft mijn kleine broertje!!”, roept ze. „Kijk maar, ik drink zelfs uit jouw cola-glas!!” Op het volgende plaatje zie je hoe ze sidderend een paar slokken neemt, terwijl haar blozende broer niet meer weet waar hij moet kijken.

‘40 Jahre Schwulcomix’ heet de lezing, veertig jaar homostrips, want minstens zo lang tekent König (1960) al. En je zou niet verwachten dat het leuk is om te kijken naar iemand die zijn eigen powerpoint staat voor te lezen, maar dit is een powerpoint met Königs striptekeningen. Alleen die zijn al weergaloos grappig, die expressieve gezichten met enorme Knollennasen, grote bolle neuzen.

En dan doet König ook nog stemmetjes voor de verschillende personages; het is eerder stand-upcomedy dan een lezing. Onlangs lag in zijn woonplaats Keulen heel Café Bach aan zijn voeten: zo’n honderd mannen en vijf vrouwen. („Hee, nóg een vrouw”, zei in de pauze een dame verrast tegen me in de rij voor de helaas genderneutrale toiletten.)

König leest al twintig jaar voor uit eigen werk, vertelt hij achteraf per mail, maar deze jubileumlezing, die hij na twee jaar uitstel door corona nu zo’n tien, vijftien keer heeft gehouden, voelt extra speciaal voor hem.

Zijn hele oeuvre komt langs, vanaf de tijd dat hij de pornocollectie van zijn vader ontdekte, als tiener in Westönnen („Dat ligt ten westen van Ostönnen”, zegt hij droog).

En dat oeuvre (meer dan vijftig stripboeken) is schaamteloos expliciet: de piemels zijn bijna even groot als de knollenneuzen. Er wordt regelmatig met sperma gesproeid en als in een van Königs strips twee jongens aan plasseks doen, besluiten hun hondjes, die nog niet uit geweest zijn, ook maar binnen te urineren. In Königs versie van ‘Goudlokje en de drie beren’ kunnen de drie ‘beren’ (brede, behaarde homomannen) het vet niet vinden dat ze voor het fistfucken hadden willen gebruiken, maar daar heeft Goudlokje dus tot hun grote woede een taart mee gebakken.

Hommage aan Lucky Luke

In Nederland is Ralf König niet bij een groot publiek bekend, maar intussen is hij wel een enorm succesvolle stripmaker. Hij heeft miljoenen boeken verkocht, een hele reeks aan stripprijzen gekregen, er is een documentaire over hem gemaakt (König des Comics, 2012) en zijn werk is in meer dan vijftien talen vertaald. Vooral veel in het Frans en Spaans, een klein deel ook in het Nederlands, zoals zijn vorig jaar verschenen hommage aan Lucky Luke, ter ere van de 75ste verjaardag van de poor lonesome stripcowboy.

In Zarter Schmelz, vertaald als Lekker smeuïg, beleven cowboys Terrence en Bud een romance die aan de film Brokeback Mountain (2005) doet denken en trekt Lucky Luke die eeuwige gele blouse eindelijk ook eens uit.

Hommages en parodieën vormen één deel van Königs werk, een belangrijk deel. Hij bewerkte onder meer Aristophanes (Lysistrata, 1987), Shakespeare (Jago, 1998), en de Bijbel (Prototyp, 2008). Daarnaast verstript hij ook volop onderwerpen uit het dagelijks leven. In coronatijd postte König coronagerelateerde, huiselijke stripjes op Instagram over zijn personages Konrad en Paul. Hij maakte boeken met thema’s als het homohuwelijk (Sie dürfen sich jetzt küssen, 2003) en ouder worden (Herbst in der Hose, 2017). König is altijd grappig, maar lees bijvoorbeeld Super Paradise (1999), over vrije seks, hiv en aids, en je ziet hoe ontroerend hij ook kan zijn, en hoe direct zijn knollenneuzen zich tot de echte wereld verhouden: hoe het mensen zijn met echte emoties.

Verfilming

In de loop van de tijd heeft König de houding tegenover homoseksualiteit in Duitsland enorm zien veranderen. De enige andere homo die hij als kind in Westönnen kende, werd daar als een soort dorpsgek beschouwd, en gemeden. Toen König begon met strips maken, in 1980, was het onderwerp homoseksualiteit ook nog taboe. „In het begin lazen alleen homo’s mijn strips, later ook linkse heteroseksuele studenten in het gemeenschappelijke toilet. Het was ‘politiek correct’ om erom te lachen omdat de striptekenaar zelf homo was. Daarvoor bestonden er alleen flauwe antihomograppen.”

In 1981 verruilde König zijn timmeropleiding voor de kunstacademie in Düsseldorf, waar hij in 1986 afstudeerde in de vrije kunsten, terwijl hij daarnaast steeds strips bleef maken.

Mensen wilden destijds weten hoe homo’s leefden en ik liet dat met humor zien

Zijn doorbraak voor het grote publiek kwam met zijn boek Der Bewegte Mann (1987), waarin een heteroseksuele hoofdpersoon homovrienden krijgt. „Het verhaal was precies goed voor die tijd”, zegt hij daarover. „Mensen wilden weten hoe de homo’s leefden en ik liet dat met humor zien.”

In 1994 werd het boek verfilmd; het was dat jaar de meest succesvolle film in Duitsland. Vijandige reacties kreeg König toen amper. „Maar misschien komt dat doordat internet toen nog niet bestond zoals nu.”

Hij weet niet goed hoe het in Nederland is, dus de vergelijking met ons land kan hij niet maken, maar inmiddels gaan de Duitsers wel relaxter om met homoseksualiteit dan in de jaren tachtig, zegt hij. „Toen dacht niemand dat Ehe für Alle [het homohuwelijk] ervan zou komen.” Op 1 oktober 2017 was het eindelijk zover, zestien-en-een-half jaar na Nederland. „Tegenwoordig ergeren mensen zich waarschijnlijk meer aan het trans-thema dan aan homoseksualiteit.”

In 1995 ontstond er nog wel een rel over Königs werk: het Beierse bureau voor jeugdzorg dacht dat zijn boeken pornografisch waren en onder de toonbank verkocht moesten worden. De politie nam daadwerkelijk strips in beslag, bij winkels in heel Duitsland. Niet alleen Königs strips trouwens; ook bijvoorbeeld het dramatische oorlogsverhaal Maus (1991) van Art Spiegelman werd meegenomen, de enige strip die ooit (in 1992) een Pulitzerprijs heeft gewonnen.

„Ze begrepen de swastika’s in Maus als verheerlijkende nazi-symbolen”, aldus König. „Ze hebben zichzelf goed belachelijk gemaakt met die hele actie. Het was een schandaal. Maar de media stonden achter de uitgevers en kunstenaars.” En uiteindelijk besloot een federale toetsingscommissie dat Königs boeken ‘kunst voor volwassenen’ was, en dus niet viel onder ‘voor kinderen en jongeren schadelijke geschriften’. „Zelf vind ik ook”, laat König weten, „dat als de neuzen groter zijn dan de lullen, het geen porno kán zijn.”

‘Te braaf’

Als König na veertig jaar beroepshalve nog iets te wensen over heeft, dan is het: veel meer Engelse vertalingen van zijn werk. „Dat is al die jaren niet gebeurd, zogenaamd omdat de Amerikaanse markt Europese stripboeken niet interessant vindt.”

Zelf is hij sterk beïnvloed door de Amerikaanse Underground Comix van de jaren zestig en zeventig, zoals Robert Crumbs Fritz the Cat. „Ik vind striptekenen nog steeds een beetje rock-’n-roll. Je kunt hele werelden creëren met slechts een paar tools.”

En König kan daar, als een van de weinige Duitse striptekenaars, de kost mee verdienen. „Duitsers hebben het moeilijk met strips als volwassen literatuur. Je hebt nu wel de term graphic novel, voor volwassenen die geïnteresseerd zijn in strips, maar een geliefde kunstvorm van de Duitsers is het helaas nooit geweest.”

Zelf is hij blij dat hij humor produceert. „Dat maakt het makkelijker. Ik vind de thema’s van graphic novels vaak te zwaar. En saai. Een getekende biografie van Otto von Bismarck, wie vindt dat nou interessant? Vroeger hadden strips voor volwassenen te maken met seks, feestjes en drugs.” Net als zijn strips, nog steeds. „Maar ik ben bijna de enige stripmaker in Duitsland die daarin geïnteresseerd is.” En die andere strips? „Het is me allemaal te braaf.”