De hele dag is vervloekt in deze ijzersterke, verraderlijk luchtige vertelling

Leyla en Bilal zullen ’s avonds hun verlovingsfeest vieren, maar al vroeg in Een zandstorm, zeiden ze, blijkt dat de hele dag vervloekt is, inclusief alle mensen die het wagen op die dag rond te lopen. Deze slechts honderdtweeëntwintig pagina’s tellende roman van gelauwerd verhalenschrijver en romancier Çiler Ilhan (Turkije, 1972, heden wonend in Nederland) is een kleine bom: je weet dat hij in je handen, onder je ogen, af zal gaan. Een vreselijk vooruitzicht, want Ilhan neemt je al op de eerste pagina’s onherroepelijk voor haar in door haar gevoel voor humor, haar scherpe beelden, haar personages. Haar verraderlijk luchtige verteltrant staat in schril contrast met de gruwelen waar ze over schrijft.

Zo zouden de dorpsnamen in het boek (Eigenheim, daar komt Leyla vandaan, en Ginderbuiten, de woonplaats van Bilal) je zomaar kunnen doen geloven in een sprookje te zijn beland. De steden zijn niet anders: Stadje, Opperstad, Nederstad. De rivier is door Ilhan Klaterwater gedoopt. Flauw misschien, maar vooral iets anders; een teken aan de wand. Het maakt niks uit, lijkt ze te willen zeggen. Geef de plek een naam, dan ben je er vanaf, en concentreer je op waar het om gaat.

En dat is nu juist wat zo moeilijk is. Want ‘de gebeurtenis’, gebaseerd op een drama dat zich in 2009 in het zuidoosten van Turkije afspeelde op een verlovingsfeest, wordt lang schimmig gehouden. We weten alleen dat we op een ramp afstevenen. ‘Hoe zou een dag die zo begon ook tot een goed einde kunnen komen?’ schrijft ze al op de eerste pagina. Maral, het veertienjarige zusje van de bruid, is vergeten eau de cologne in te slaan voor de gasten van het feest. Aan haar zachtaardige aanbidder (en neef) Halil, de taak om nog voor het feest begint genoeg flessen in te slaan. Hij moet ervoor van Eigenheim naar Ginderbuiten. We volgen hem op zijn smakelijk beschreven tocht heen en terug; leren het landschap kennen, de bewoners van beide plaatsen, de doodstille warenmarkt zelfs, op de heilige grond van een mausoleum. Halil wordt geplaagd door hoofdpijn, steeds heviger. Hij is ook een pechvogel: de pijn is het restant van een ziekte die hem als kind heeft getroffen. En vooruit, ook van de ongelukkige botsing met een koe in haar stal.

Natte dweil

Hij is niet de enige pechvogel. Haast alle inwoners van de twee dorpen – er zijn zoveel betrokkenen dat je als lezer de draad kwijt kunt raken – mankeert wel iets. ‘Als jullie steeds maar onderling trouwen’, is ze door een onderzoekster uit de stad verteld, ‘dan houdt het natuurlijk nooit op met kinderen waar wat aan mankeert’. Er is Emir, met een voet die achterstevoren staat, er is tante Nasibe die niet alleen ‘overgeschoten’ (vrijgezel) is, maar ook een misvormde arm heeft, er is Medine die door een opstapeling van omstandigheden altijd ziek is. Alles wordt gloedvol omschreven: ‘Als een natte dweil die het hele huis blinkend schoon heeft gepoetst en dan zonder te zijn uitgespoeld, zonder op te kunnen drogen muffig in een hoekje ligt, zo lag Medine op een matrasje.’

Ach, het is het lot. Het onontkoombare lot dat ervoor zorgt dat mensen een klein of groot defect hebben. Dat het verlovingsfeest zal eindigen in een ramp. ‘Tegen het lot is geen kruid gewassen’, gaat de verteller. En: ‘In deze contreien is iedereen vanaf zijn geboorte met zijn lot alleen.’ Ja, werkelijk iedereen heeft er last van, dat vervelende lot, en sommige mensen wat meer dan anderen: ‘Wat kon een vrouw in deze contreien beginnen? Eerst gebeurt wat de man zegt, dan wat de staat zegt, dan wat God zegt; goed, afhankelijk van degene aan wie je het vraagt, kan de volgorde misschien wat verschillen, maar in grote lijnen gaat het zo. Ieder voegt zich naar zijn lot.’

Wat zijn dat dan voor contreien? Contreien waar het prachtige uitzicht bedorven wordt door wachttorens van een gendarmepost. Contreien waar macht met geweld te verwerven is, waar het twee uur duurt voor een ambulance arriveert, waar men vetes om land heeft, om verlovingen, waar kinderen gewend zijn aan het geluid van verschillende schietwapens. De strijd in Zuidoost-Turkije wordt nergens direct benoemd, maar de puinhoop die eruit voortvloeit is tastbaar.

En dan gebeurt het. Je leest het tussen je wimpers door. Is dat nu het lot waarover ze spreken? Het is geen bliksem die inslaat, maar een door de machtige bruut Osman aangevoerde mensendaad, door Ilhan zonder ook maar iets te verzachten beschreven. Maar als er na afloop over de gebeurtenis gesproken wordt lijkt het vooral over de vraag te gaan: waarde er een zandstorm, die avond? Het is een vraag die verblindt als zand in je ogen. Men draait uit onwil, angst of onwetendheid om iets heen. Om de ramp, het lot, de mensen, de politiek maatschappelijke werkelijkheid. Het is ongrijpbaar, het was onvermijdelijk, je hebt er geen invloed op. Zoals het lot.

Een zandstorm, zeiden ze is een roman waar op elke pagina zowel het spottende mededogen van de verteller als de doem aan de horizon sterk aanwezig zijn. Ondraaglijk, ijzersterk.