De heilige drie-eenheid van Gerard Reve: inhoud, stijl en zijn plechtige vertelstem

Vandaag, 14 december, is het honderd jaar geleden dat de schrijver Gerard Kornelis van het Reve werd geboren. December is de maand die onlosmakelijk verbonden is met De Avonden en de ‘donkere dagen voor Kerstmis’. Maar Gerard Reve, zoals hij zich vanaf 1973 noemde, omdat die naam beter was voor zijn ‘winkel’, is veel meer dan de auteur van deze debuutroman uit 1947.

Hij is de schrijver van een onvergelijkelijk oeuvre. Een meesterlijk stilist van uiteenlopende genres. Van de novelle De ondergang van de familie Boslowits tot het katholiek prachtboek Bezorgde Ouders. Met zijn befaamde Reisbrieven creëerde hij een geheel nieuw genre in de Nederlandse literatuur, dat vele auteurs beïnvloed heeft. Bovendien was Reve dichter, en als dichter dient zich een andere, bijzondere kwaliteit van hem aan: zijn stem. Een stem, die de melancholische en ironische inhoud van zijn poëzie een extra lading, een extra betekenis geeft. Inhoud, stijl en stem horen bij elkaar als een heilige drie-eenheid.

Het is het contrast tussen de donkerbruine, plechtige vertelstem en de inhoud met banale, platte, provocerende woorden dat op de lachspieren werkt. Zoals in de vier ‘eigen sprookjes’, die op de plaat zijn gezet onder de titel Ik bak ze bruiner. Reve leest de „lieve jongens en meisjes” voor over het Eendje Kwak, dat uit zijn kont een grote drol van stront kakt in een aluminium steelpannetje. Op oudere leeftijd las hij met een diepdonkere stem De Avonden integraal voor, resulterend in een 9 cd’s tellende box met een luistertijd van ruim tien uur.

Maar de mooiste opname trof ik onlangs aan in een vintage platenkoffertje met zeven 45-toerenplaatjes met Stemmen van schrijvers. Uitgeverij Querido bracht van 1960 tot 1961 twintig plaatjes voor 6,25 gulden uit met telkens twee auteurs. Op het plaatje van Remco Campert en G.K. van het Reve leest Reve een fragment voor uit de novelle Werther Nieland (1949). Een klein meesterwerk, waarin de belangrijkste thema’s van zijn leven en werk reeds aanwezig zijn in een mengeling van kwetsbaarheid, zelfverzekerdheid, originaliteit en humor.

Het fragment is in 1959 ingesproken. Reve leest met rustige, heldere stem met dat onnavolgbare timbre, het verhaal voor. Je staat erbij als hoofdpersoon Elmer op een landje een ‘grammofoonhoren’ vindt. Je glimlacht om zijn theatrale leiderschap onder vrienden en je voelt zijn angst in de confrontatie met een onbekende jongen met een „bleek, benig gezicht en zeer lichtblond haar”, die de horen afpakt.

De intonatie van Reve versterkt de realistische dialoog, die je vervult met huiver en mededogen. Maar er schuilen ook sadistische fantasieën in Elmer: „We moeten vanmiddag meteen de club oprichten, zei ik (…) Als er bijvoorbeeld iemand is, die aldoor horens pikt, dan gaan we hem achterna. Dan wordt hij gevangengenomen.”

Schrijvers en dichters zijn op de plaat als duo aan elkaar gekoppeld. Annie M.G. Schmidt en Han G. Hoekstra bijvoorbeeld, Simon Vinkenoog en Cees Nooteboom. Nooteboom, „het doodzieke aapje N”, leeft nog, als enige uit de platenserie. Gerard Reve is al zeventien jaar dood. Maar als je zijn werk leest, hoor je zijn stem, die levensecht en vertrouwd klinkt als van een vriend die jou, met ernst, grappen en ontroering over zijn uitzonderlijk leven vertelt.



Leeslijst