De geschiedenis van de geestelijke gezondheidszorg wemelt van de horrorverhalen

Recensie Boeken

Psychiatrie In zijn geschiedenis van de psychiatrie waarschuwt hoogleraar klinische psychologie Willem van der Does voor een te grote genezingsdrang in de GGZ.

Tekening van een prefrontale lobotomie uit een museumcollectie.
Tekening van een prefrontale lobotomie uit een museumcollectie. Beeld Universal Images Group via Getty Images

‘Vrijheid is therapeutisch’. Die leus stond eind jaren zeventig op de muren gekalkt van het psychiatrisch ziekenhuis San Giovanni in Triëst. De inrichting had zijn deuren gesloten op initiatief van directeur Franco Basaglia. Die pleitte voor een democratische psychiatrie, zonder dwang en opsluiting. Alternatieve vormen van zorg in de maatschappij kwamen ervoor in de plaats: een model dat hierna door heel Italië werd ingevoerd. Maar als de afbouw van klinische voorzieningen te abrupt verliep of gehinderd werd door bezuinigingen, ging het snel mis. De geschiedenis van Basaglia’s ‘antipsychiatrie’ leest als een pleidooi voor een niet al te radicale psychiatrie, zo concludeert hoogleraar klinische psychologie Willem van der Does in De magie van genezing.

Basaglia is een van de veertien denkers uit de geschiedenis van de geestelijke gezondheidszorg die aan de orde komen in zijn boek. De magie van genezing is een waarschuwing voor een te grote genezingsdrang in de geestelijke gezondheidszorg (GGZ). Van der Does benadrukt daarbij vooral het karakter van de beschreven denkers: energieke, charismatische leiderstypes met een groot ego. Ze opereerden bovendien vaak in moeilijke tijden. Geconfronteerd met overvolle inrichtingen en ernstig en uitzichtloos lijden, bezweken ze voor de verleiding te experimenteren.

Zijn pleidooi voor voorzichtigheid bij nieuwe therapeutische beloftes is interessant en belangrijk. Zo laat Van der Does in zijn hoofdstuk over ‘LSD-goeroe’ Timothy Leary zien dat er momenteel veel enthousiasme is rond het gebruik van psychedelica in de behandeling van psychische klachten. Hoe boeiend en veelbelovend de resultaten ervan ook zijn, daarbij is wel belangrijk om oog te houden voor nadelige effecten en commerciële exploitatie.

Jammer is wel dat De magie van genezing het verleden vooral presenteert als ‘horrorverhaal’. Dat is niet bevorderlijk voor een genuanceerde blik en begrip van de geschiedenis van de psychiatrie. In het geval van Basaglia moet bijvoorbeeld worden meegewogen dat zijn ideeën in veel landen een belangrijke inspiratiebron waren voor de zogenaamde vermaatschappelijking van de psychiatrie. Triëst groeide uit tot bedevaartsoord voor hervormingsgezinden uit heel Europa. De geestelijke gezondheidszorg lag destijds zwaar onder vuur; de ‘antipsychiatrie’ vierde hoogtij. Met name de inrichtingen moesten het ontgelden, als ziekmakende instituten die patiënten beroofden van hun eigenwaarde en initiatief. Hoewel er vanuit de inrichtingspsychiatrie zelf ook al een ontwikkeling gaande was richting vermaatschappelijking, waren de radicale denkbeelden uit Italië een belangrijke extra impuls om zorg buiten de muren van de klinieken vorm te geven.

Lees ook dit opiniestuk van Willem van der Does: Honderden soorten psychotherapie? Welnee

Andere behandelpraktijken die Van der Does beschrijft hebben onmiskenbaar schadelijke effecten gehad. Het meest sprekende voorbeeld is de lobotomie: een neurologische ingreep die eind jaren dertig is bedacht door de Portugees en Nobelprijswinnaar Egas Moniz, waarbij de verbinding tussen de frontale hersenkwab en daar achtergelegen hersengebieden wordt doorgesneden. In Nederland is de lobotomie spaarzaam gebruikt, maar in Amerika werd deze behandelmethode onder bezielende leiding van Walter Freeman veel toegepast. Patiënten werden rustiger en minder angstig, maar de ingreep richtte forse schade aan.

Schizofrenogene moeder

Maar ook psychologische praktijken hadden soms grote impact. Een van de denkers die Van der Does opvoert is de Amerikaanse therapeute Frieda Fromm-Reichman, die in 1948 de ‘schizofrenogene (schizofrenie-veroorzakende) moeder’ introduceerde. Dit invloedrijke concept werd onderdeel van een behandelklimaat waarin veel ouders het gevoel hadden in de beklaagdenbank te moeten plaatsnemen voor het veroorzaken van de problemen van hun kinderen. In de jaren tachtig van de vorige eeuw lieten wetenschappers niets heel van de theorieën over de schizofrenogene moeders, schrijft Van der Does. Maar het is juist ook interessant om te kijken hoe dit soort denkbeelden zo wijdverbreid raakten. Historici brengen het fenomeen van ‘mother-blame’ in verband met diepgewortelde idealen rond moederschap, angst voor vrouwenemancipatie, en verheerlijking van het kerngezin in de decennia na de Tweede Wereldoorlog. Niet alleen schizofrenie, maar ook autisme, anorexia, criminaliteit en homoseksualiteit werden destijds verklaard vanuit dominante, kille of afwezige moeders. Dit soort historische contextualiseringen maakt de gebeurtenissen niet minder erg voor betrokkenen, maar wel begrijpelijker.

Ook andere radicale denkbeelden hadden uitgebreider in hun tijd geplaatst kunnen worden. Over de antipsychiatrie van de jaren zestig en zeventig schrijft Van der Does dat het zo opmerkelijk is dat deze kritische stroming juist op het moment opkwam dat er eindelijk succes werd geboekt in de psychiatrie. Na 1950 kwamen nieuwe medicijnen op de markt: antipsychotica, tranquillizers, antidepressiva en stemmingsstabilisatoren. Veel kritiek uit die jaren draaide om de bijwerkingen van deze middelen. Ze waren effectief, maar hadden ook flinke nadelen.

Lees ook deze recensie: Onthutsend beeld van invloedrijk psychiater

De tranquillizers konden leiden tot verslavingen. Bij andere psychofarmaca klaagden gebruikers over versuffing, verlies van energie en afvlakking van de emoties. Neem eens een ‘Valium-vrije vrijdag’, adviseerde de cliëntenbeweging in een ludieke actie in 1979. De antipsychiatrie was kortom een begrijpelijke reactie op de psychofarmacologische revolutie in de GGZ, die tot op de dag van vandaag omstreden blijft.

De sector heeft geleerd van de ontsporingen uit het verleden, concludeert Van der Does. Het inzicht is wijdverbreid dat de GGZ meestal gaat om symptoombestrijding om mensen te helpen hun leven weer op de rails te krijgen. Kijken naar het verleden kan volgens hem zeker een rol spelen in het denken over hedendaagse vraagstukken in de GGZ. Maar daarvoor is meer nuance nodig dan een nadruk op het verleden als horrorverhaal. Door de geschiedenis te bestuderen kun je meer zicht krijgen op dilemma’s van een sector die worstelt met uitzonderlijk complexe problematiek. Daarbij horen de zwarte bladzijden en uitwassen, maar net zo goed de analyse van best practices en kritische zelfreflectie, die in het verleden van de psychiatrie ook aanwezig was.