De geschiedenis is niet van vrouwen, toont deze poëzie schrijnend en prachtig

Recensie

Boeken

Iduna Paalman In haar tweede dichtbundel bevecht Paalman ruimte voor ongeziene vrouwen in de geschiedenis. Haar gedichten maken duidelijk hoe het is om niet één-nul, maar tweeduizend jaar patriarchaat achter te staan.

Dichter Iduna Paalman houdt de lezer op afstand én verleidt haar mee te deinen.
Dichter Iduna Paalman houdt de lezer op afstand én verleidt haar mee te deinen.

Foto Ella Tilgenkamp/ANP

Sluit je iemand op, of zorg je voor hem, wanneer je iemand in bewaring neemt? Hoe frustrerend is het dat ik volgens de algemeen geldende regels ‘hem’ moet schrijven om voor het publieke oog het beeld van zowel een man als een vrouw te doen verschijnen. En welke denkpatronen herbevestig ik daarmee? Hoe zal een vrouw zich ooit vereenzelvigen met het beeld dat het publieke oog (niet) van haar heeft?

Deze vragen worden aangevuurd door Bewijs van bewaring, de tweede bundel van Iduna Paalman (1991), die in 2019 als dichter debuteerde met De grom uit de hond halen. In haar nieuwe dichtbundel wordt de gebrekkige geschiedschrijving ten aanzien van de vrouw niet alleen wordt bekritiseerd, maar de geschiedenis bovendien wordt herschreven. Een indrukwekkende stoet krijgt een herkansing, van vrouwen die als heksen zijn veroordeeld, vrouwen die kometen ontdekten en uitvindingen hebben gedaan maar amper in de geschiedenisboeken voorkomen, tot vrouwen die tot op de dag van vandaag worstelen met hun zelfbeeld.

Als heks geëxecuteerd

De vrouwen komen niet zonder moeite tot leven. Er moet dan ook veel worden uitgelegd en rechtgezet. De gedichten zijn soms op het stugge af, zoals in ‘Terechtstelling’, waarin verslag wordt gedaan van een moord namens het rechtssysteem.

De onthoofding van Anna Göldi is geen poenig evenement geen sjiek ontbijt drassig
melkfeest het is een gerechtelijke dwaling hoewel dat pas meer dan tweehonderd
jaar later wordt bekend, de dwaling toegeven kost altijd meer tijd
dan de dwaling begaan hoelang de dwaling ook duurt

Anna Göldi (1734-1782) moet ik opzoeken. Ze blijkt de laatste persoon die in Europa als heks geëxecuteerd is. Heb ik niet goed opgelet, of komt ze niet voor in geschiedenislessen op school? Na de introductie van Göldi volgt een meer klankrijke strofe waarin de terechtgestelde zelf aan het woord lijkt te komen. Of klinkt hier Paalman zelf? Zoals vaker in de bundel kan ‘ik’ worden gelezen als een vehikel waarin alle vrouwen (en mannen) zich kunnen herkennen.

ik zit al jaren op een goudmijn omdat ik heel verklaarbaar leef, mijn adem blijft
binnen de happen van het gangbare en hikt ritmisch naar mijn hulpvraag
de mijn blijkt een putdeksel, het deksel blijkt een dak, eronder stinken de kreeften
vastgeklonken in hun slaap, de organisatoren zijn vroeg opgestaan
maar de artiesten liggen nog


Lees ook de recensie van de eerste bundel van Iduna Paalman: De grom uit de hond halen overtuigt dankzij de eigen stem

Ik denk dat het gat een beeld is voor de geschiedenis waarin vrouwen zijn verdwenen, die onder het putdeksel ligt te broeien. Of is het een gangenstelsel dat zich in het bewustzijn van de ik-figuur uitbreidt? De surrealistische, beeldrijke inhoud geeft zich niet gemakkelijk prijs. De toon lonkt door klank, maar is ook van iemand die de touwtjes in handen heeft. Hierdoor word ik nu eens op afstand gehouden, en dan weer verleid mee te deinen: ik zit bij het lezen, enigszins gedesoriënteerd, op het puntje van mijn stoel.

Pleasing

Deze ervaring lijkt opvallend genoeg op hoe een vrouw een gemiddeld geschiedenisboek tot zich neemt. Ze wil meedoen, maar ze herkent zichzelf nauwelijks ergens in. De algemene geschiedenis gaat niet over haar en houdt haar op afstand. Het schrijnt en het is prachtig dat de gedichten van Paalman, niet alleen in wat ze beschrijven maar ook in wat ze oproepen, weergeven wat het is om niet één-nul, maar minstens tweeduizend jaar patriarchaat achter te staan.

Hoe dat er in de praktijk uitziet, blijkt bijvoorbeeld uit ‘Bewijs van toelating’, waarin een vrouw worstelt met hoe pleasing ze moet zijn, om erbij te horen. Waar ze zich precies bevindt en waaraan ze zich probeert aan te passen blijft in het midden, maar het zou de gemiddelde borrel of werkvloer kunnen zijn.

Hoewel je een mooie crèmeblouse draagt en net iemand verrot
hebt gescholden is je karakter nog steeds te vlak, je wordt te goed
begrepen, je hebt de wijnfles slagvaardig gemaakt
maar staat daar nog steeds te gehoorzamen


Lees ook de recensie van de dichtbundel van Anne Kawala: In deze geschiedenis hebben vrouwen wèl een glansrol

Tot zover is de situatie duidelijk. Meer obscuur wordt het in de volgende regels, die zich tussen strijdvaardigheid en handvaardigheid bewegen. Als je wilt binnenkomen moet je jezelf benutten: ‘Een protest kan haken/ maar het kan ook een dessin zijn, daar moet je over nadenken als je hier echt/ mee verder wilt.’ Aan het woord lijkt een innerlijke stem die gevormd is door het publieke oog. Dan wijkt de obscuriteit en lijkt Paalman met een vuist op tafel te slaan: hoewel alle boeken over jou gaan, kun je er helaas niets aan verdienen.

‘Bewaring’ zou behalve aan opsluiten of verzorgen, ook kunnen refereren aan het waar maken van een alternatieve geschiedenis. De bundel als geheel, vol getuigenissen van vrouwen die alsnog het recht en de ruimte krijgen om van hun leven te getuigen, zou hier het ‘bewijs’ van kunnen vormen.

Net als de meerduidigheid van het begrip ‘bewaring’ onderzoekt Paalman het begrip ‘barrière’ om het onder meer over wapenbezit en voorbehoedsmiddelen te hebben. Datgene waarmee je je beschermt en vrij mee waant, kan ook schadelijk zijn, is de ongemakkelijke boodschap.

Anticonceptiemiddel

Hoe is het mogelijk dat ik niet eerder van Mary Gertrude Halton heb gehoord, die een zijden cocon ontwierp als anticonceptiemiddel? Staat zij inmiddels in de geschiedenisboeken die op school worden gebruikt? De cyclus ‘Barrièremiddelen’ opent met vier gedichten die sonnetten zouden zijn, als de laatste twee strofen niet uit vier en twee regels, maar allebei uit drie regels hadden bestaan. Een duidelijke ingreep, waarmee Paalman zich niet geheel onttrekt aan de traditie, maar er wel haar eigen vorm aan geeft.

Verademend in Bewijs van bewaring is het als een strofe even geen geschiedenis hoeft te dragen, niemand hoeft te vertegenwoordigen, niets hoeft recht te zetten. De luchtigheid is weliswaar verraderlijk – Paalman heeft deze vrijheid immers met een kloeke bundel moeten bevechten – maar brengt prachtige ijle momenten teweeg, zoals in ‘Dit geldt voor iedereen’:

Nee ik heb niet veel te verbergen
eigenlijk niets
ik heb eigenlijk niets te verbergen
in feite heb ik niets te verbergen in feite ben ik
één groot tevoorschijn komen
ik ben zeer aanwezig en dat is maar goed ook want als ik niet aanwezig was
ik weet niet


Lees ook de recensie van een ‘mondiale geschiedenis van de wetenschap’: Je kent Newton en Darwin, maar waarom ken je Kwasi en Saha niet?

En wonderschoon is het slotgedicht waarin twee astronomen, Maria en Maria, op een balkon zitten te drinken en naar de nachthemel kijken. Ze spiegelen elkaar. Zowel Maria Margaretha Kirch (1670–1720) als Maria Mitchell (1818-1889) ontdekte een komeet.

ze kijken naar de nachthemel waar een licht steeds groter
en ronder, kijk zeggen ze en ze lachen
hoe gevaarlijk, hoe baanbrekend
en ze drinken en daarna zeggen ze niets

Paalman laat de twee vrouwen samen naar de hemel kijken als naar hun leven, dat in relatie tot het heelal misschien maar weinig voorstelt. Ze moeten erom lachen. Hier wordt de strekking van de bundel bevraagd: stelt ‘gevaarlijk’ en ‘baanbrekend’ willen zijn, evenals het willen herschrijven van de geschiedenis, wel genoeg voor? Er volgt geen antwoord, maar een vertwijfelde en toch betekenisvolle stilte: zwijgen is beter dan verzwegen worden.