De zaak
Een jonge man dook voorover het water in van het Binnen IJ bij het Amsterdamse Java-eiland (juni 2020). Hij kwam terecht op een betonnen plaat en liep naast allerlei andere verwondingen een (lage) dwarslaesie op. Daardoor zit hij nu in een rolstoel, in een enigszins aangepaste woning, en heeft hij een hulphond.
Hij stelde de gemeente aansprakelijk voor alle materiële en immateriële schade. De gemeente zou namelijk onvoldoende hebben gewaarschuwd voor het gevaar op die zogenoemde ‘wildzwemplek’. Omdat de gemeente bestreed dat het een wildzwemplek was en zelfs zei dat daar een zwemverbod gold, wees de rechtbank in maart 2022 de vordering tot schadevergoeding af.
Maar in een tweede procedure kwam de zwemmer met nieuw bewijsmateriaal. Niet alleen bleek uit foto’s dat er ten tijde van de duik geen zwemverbod gold, de gemeente bleek in interne beleidsnotities over zwemplekken ook te wéten van die gevaarlijke wildzwemplek. En op de marketingwebsite van de gemeente, iAmsterdam.com, was diezelfde plek zelfs aangeprezen als plek waar ‘goed gezwommen kan worden’.
De uitspraak:
Toegewezen
De rechtbank komt terug van de eerdere beslissing en oordeelt dat de gemeente aansprakelijk is. De rechter past daarvoor de ‘Kelderluik’-criteria toe, genoemd naar een arrest van de Hoge Raad uit 1965. Die beroemde uitspraak betrof een zaak waarin een medewerker van een frisdrankleverancier in een café, ook al in Amsterdam, een kelderluik open had laten staan. Daardoor viel een bezoeker in het gat en raakte ernstig gewond. De Hoge Raad oordeelde dat het onrechtmatig is om geen maatregelen te nemen in een gevaarlijke situatie waar mensen die onvoldoende opletten een grote kans lopen op ernstig letsel.
Afgaand op de nieuw gebleken feiten beslist de rechtbank dat de gemeente aansprakelijk is voor de schade.
De zwemmer zelf had ook beter moeten opletten en heeft daarom voor de helft schuld aan het ongeval. Maar omdat zijn letsel zo ernstig is en de gemeente voor dit soort schade verzekerd is, stelt de rechtbank de aansprakelijkheid van de gemeente op 80 procent.
Het commentaar
Veeru Mewa (VictimFirst Advocaten) is advocaat van de jonge man. „In de eerste procedure beriep de gemeente zich op een lijst van zwemplekken waaruit een zwemverbod zou blijken. Ondanks ons verzoek daartoe kregen wij die lijst niet te zien. Die heb ik later pas met een beroep op de Wet open overheid losgekregen. Toen bleek dat de gemeente deze plek juist wel een geschikte zwemplek vond. Ze had gewoon niet de waarheid gesproken. En als je er fietsenrekken en prullenbakken neerzet, dan ben je die plek toch aan het faciliteren? Ik heb de rechter gevraagd om er zelf te gaan kijken, en dat is gebeurd. Toen was het wel duidelijk.”
Gevraagd naar een reactie zegt advocaat Petra Oskam (Kennedy Van der Laan) dat de gemeente en de verzekeraar „het ongeluk betreuren en meeleven met het slachtoffer, maar verder niet inhoudelijk op deze zaak ingaan”. Over eventueel hoger beroep beraden de verzekeraar en de gemeente zich nog.
Mewa heeft er vertrouwen in dat een hoger beroep voor zijn cliënt goed zou aflopen, maar zou instellen daarvan in dit geval brutaal vinden. „Met meer verantwoordelijkheidsbesef zou de gemeente nu eindelijk de dingen voor die jongen eens goed moeten gaan regelen. En met meer hulp bij de reïntegratie kun je de schade echt beperken.”
Frits Schirmeister geeft vaak cursussen aan letselschadeadvocaten. Als advocaat van een zwemmer in een vergelijkbare zaak (hoge dwarslaesie door een duik in ondiep water) stelde hij een Limburgs waterschap aansprakelijk. „Daar was al sinds coronatijd het zwemmen oogluikend toegestaan en te weinig voor het ondiepe water gewaarschuwd.” De rechtbank Limburg ging daar eind oktober vorig jaar in mee. De gecorrigeerde schuldverdeling van 80-20 procent wordt door de Amsterdamse rechtbank geciteerd als „meest recente vergelijkbare geval in de jurisprudentie”.
Schirmeister kan zich de problemen van Amsterdam voorstellen. „Het is een waterstad en tegenwoordig gaat iedereen er overal zwemmen. Maar de ‘Kelderluik’-criteria zijn duidelijk en nog altijd goed toepasbaar. Bij de confrontatie met waarschuwingsborden gaan de mensen toch beter opletten.”
Hij begrijpt dat in dit soort zaken hoger beroep wordt overwogen, want het gaat om heel veel geld. „Nog afgezien van kostenvergoedingen en smartengeld – als een jong iemand niet meer kan werken die anders misschien nog dertig jaar lang 50.000 euro had verdiend, dan weet je dat het om miljoenen kan gaan.” De exacte hoogte van de vergoeding zal in een nieuwe procedure worden vastgesteld.
„Gemiddeld gaat één op de vijf zaken in hoger beroep onderuit, maar de kans dat dat hier gebeurt, lijkt mij klein. Misschien wordt er nog geprobeerd om iets aan de schuldverdeling van 80-20 te doen en meer op de eigen schuld van de zwemmer te hameren… Maar het gerechtshof zal er toch ook wel niet van houden dat de gemeente bij dat gedoe met die lijst bewust beentje ging lichten.”