N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie
Lees-, kijk-, of luistertips van de economieredactie In documentaire Tax Me If You Can pelt regisseur Yannick Kergoat laag voor laag het complexe thema van internationale belastingontwijking af. Dat doet hij zeer grondig, maar ook zeer snel.
Wie een jaar of dertig geleden zijn miljoenen wilde verbergen voor de fiscus, had daarvoor drie dingen nodig: een vliegticket naar Zwitserland, een behoorlijke portie lef en een flinke rol plakband. Althans, zo pakte Jordan Belfort het aan, de Amerikaanse beurshandelaar en zwendelaar die bij het grote publiek bekend werd nadat zijn levensverhaal werd verfilmd in de Hollywood-hit The Wolf of Wall Street.
Op de vlucht voor de Amerikaanse belastingdienst week Belfort kort voor zijn arrestatie uit naar Zwitserland vanwege het bankgeheim daar. Banken in het Alpenland hoeven geen gegevens van klanten te verstrekken aan derden, waardoor zijn kapitaal veilig zou zijn.
Voor zijn smokkel maakte Belfort gebruik van zijn half-Zwitserse vriendin: met handlangers plakte hij talrijke stapeltjes dollarbiljetten aan haar lijf vast, die zij zo onder haar kleding over de grens kon smokkelen. Omdat op één lichaam maar ruimte bleek voor een paar ton, zette Belfort vervolgens ook zijn volledige schoonfamilie in.
Tegenwoordig is het ontwijken of ontduiken van belasting een stuk minder omslachtig. De multimiljonair of miljardenfirma die een hoge belastingaanslag wil ontlopen, hoeft niet meer zelf naar Zwitserland om een storting te doen. Het kan gewoon vanuit huis, met hulp van een trustkantoor en een clubje handige accountants en advocaten. Die tuigen een netwerk van vennootschappen op, in belastingparadijzen over de hele wereld, om het geld zo aan het zicht van overheden te onttrekken.
Voor de belastingschuwe rijkaard maakt dat het leven aanmerkelijk makkelijker. Voor de documentairemaker allerminst. Want belastingontwijking onttrekt zich bijna altijd aan het zicht van het publiek, via moeilijk te verfilmen methodes. Alleen door grootschalige datalekken als de Panama Papers (in 2015) en de LuxLeaks (2014) krijgt de buitenwereld af en toe een inkijkje in de werkwijze van belastingontwijkers.
Toch weerhield dat de Franse regisseur Yannick Kergoat er niet van zich op het onderwerp te storten. Het resultaat is La (Très) Grande Évasion, waarin Kergoat – samen met onderzoeksjournalist Denis Robert – op een toegankelijke manier probeert uit te leggen hoe groot het probleem volgens hem is. Het is zijn derde film als regisseur. Daarvoor deed Kergoat vooral de montage van Franse speelfilms. In die rol won hij ooit de nationale filmprijs César.
De documentaire is gefilmd vanuit Frans perspectief. Aan het woord komen veelal Franse politici en Franse experts. Toch is de film voor publiek uit andere landen net zo relevant, maakt Kergoat al snel duidelijk: dit probleem speelt overal. Na de Franse documentaire is er sinds dit voorjaar daarom een Engelse vertaling, Tax Me if You Can. Die is vanaf donderdag te zien in Nederlandse bioscopen.
Misgelopen miljarden
Kergoats documentaire begint in de coronapandemie. Net als in veel andere landen kan ook in Frankrijk het zorgsysteem de grote vraag op dat moment niet aan. Dat is geen verrassing, merkt de verteller op. Jarenlang is de zorg uitgehold door gebrek aan geld. In beeld verschijnt de Franse president Emmanuel Macron die zorgmedewerkers uitlegt dat hij niet zomaar miljoenen erbij kan toveren. Dan volgt de voormalige Britse premier Theresa May met eenzelfde redenering: „Er is geen magische geldboom waaraan we even kunnen schudden.”
In de bijna twee uur die volgen, probeert Kergoat de kijker ervan te overtuigen dat zo’n boom wel degelijk bestaat. Overheden wereldwijd lopen vele miljarden mis doordat grote bedrijven en welvarende particulieren via bijna onnavolgbare constructies hun inkomsten en kapitaal verhuizen naar landen waar ze geen of amper belasting hoeven te betalen. Dat is niet illegaal, benadrukt de regisseur, wel iets om vraagtekens bij te zetten.
Laag voor laag pelt de regisseur het thema af. Hij begint bij de meest begrijpelijke route, de geldsmokkel naar Zwitserland, en werkt dan toe naar de meest complexe methodes. Daarbij richt hij het vizier op veelgenoemde belastingparadijzen als de Kaaimaneilanden en Bermuda, maar ook de Iers-Nederlandse route die Apple en Google bijvoorbeeld jarenlang gebruikten.
Om de documentaire niet te complex te maken, bedient Kergoat zich van een middel dat eerder goed werkte in producties als The Big Short, de succesfilm uit 2015 over de financiële crisis van 2008 en een groepje investeerders dat daar goed aan verdiende. Ook daar loerde immers het gevaar dat het verhaal onbegrijpelijk zou worden door de vele moeilijke termen en ondoorgrondelijke beleggingsproducten.
Regisseur Adam McKay loste dat in The Big Short op door het verhaal af en toe letterlijk stil te zetten voor een luchtig intermezzo. Zo legt chef-kok Anthony Bourdain in amper een halve minuut uit hoe het herhaaldelijk verpakken van leningen lijkt op het maken van vissoep. Actrice Margot Robbie vertelt, champagne drinkend in bad, hoe banken een fortuin verdienden met de handel in slechte leningen.
In plaats van met bekende gezichten is Tax Me if You Can gelardeerd met komisch bedoelde animaties. Alleen: die werken een stuk minder goed. Ze gaan, net als de rest van de film overigens, razendsnel en het is vaak onduidelijk wat de animator nou precies met zijn tekeningen wil uitbeelden. Daardoor roepen de intermezzo’s dikwijls meer vragen op dan ze beantwoorden.
Al bij al maken tempo en informatievloed de documentaire van Kergoat vooral geschikt voor de kijker die moeite wil doen. De vraag is alleen of die nog wordt verrast. Tax Me if You Can bestaat vooral uit archiefbeeld en documenten uit datalekken. Een handjevol deskundigen plaatst die eerdere onthullingen in perspectief. Dat maakt de documentaire eerder een zeer grondige, soms komische samenvatting van wat al bekend is, dan een productie waarin nieuwe onthullingen aan het licht komen.