De gedichten van Bob Vanden Broeck bieden stilstaande beelden die barsten van de beweging

Het verhaal gaat dat Leonardo da Vinci zijn leerlingen aanraadde naar een barst in de muur te kijken als ze even geen inspiratie hadden. Waarom of wat er dan gebeurde, vertelt Bob Vanden Broeck niet in de richting is richting omleiding – het enige poëziedebuut dat dit jaar voor zowel de C. Buddingh’-prijs als de Poëziedebuutprijs genomineerd is – maar je kunt je er wel een voorstelling van maken. Eerst bestudeer je de barst nauwgezet en misschien ontdek je wel een patroon in de fractalen. Dan blijkt de barst tot leven te komen en begin je, zoals Vanden Broeck toont, overal barsten te zien. Niet alleen op straat (‘kleine kraters in een landelijke zandweg’), maar met wat fantasie ook in huis (‘een rafelend vlekje schaduw / trillend op de muur van je slaapkamer’).

Vanden Broeck (1988) wisselt poëzie af met verhalende scènes in proza – en in een van die schetsen blijkt zo’n barst een portaal te zijn. Hij voert een omineus figuur op die De Bediende heet en van zichzelf en zijn kantoorbaan vervreemd is. In de trein valt hij een kale medepassagier aan met zijn balpen: ‘Na enkele rake steken, hakt hij een gat in zijn hoofd. Maar dan glijdt hij uit en hij valt in het wak.’

De hele omgeving verdwijnt in dat gat: de rest van de passagiers, de conducteur, het landschap waar de trein doorheen raast. En daar houdt het niet op: ‘Uiteindelijk ook de sterren, de satellieten, de bitcoins en alle zwarte gaten. En tot slot ook de oude kale man zelf. Er is echter net niet genoeg plaats meer voor hem. Zijn hoofd zit vol. Vol is vol, zegt de conducteur. Ergens zweeft nu een glimmend, kaal hoofd waaruit twee voeten steken.’

De absurditeit viert hoogtij, ook in de schets die erop volgt, wanneer De Bediende weer op kantoor zit. De perforator maakt niet twee gaatjes in het papier maar één, en collega’s in het tegenoverliggende kantoor vallen ‘door het gesloten raam’ naar beneden. Lijdt De Bediende aan wanen? Tijdens een functioneringsgesprek kijkt ‘het blauwe oog van de HR-Manager dwars door hem heen’ en er wordt hem vriendelijk verzocht niet meer in zwembroek naar kantoor te komen.

Vreemde materie

Ook voor de dichter zelf, die als lyrisch ik in andere gedichten aan het woord komt, is de werkelijkheid vreemde materie. Hij kijkt voortdurend om zich heen, maar weet weinig chocola te maken van wat hij ziet: ‘ik kijk door het raam naar het veld van prikkeldraad, horizon en ik / kan niet meer zeggen waar het huis / eindigt en waar mijn huid begint’. Tegelijkertijd loopt zijn innerlijk leeg in de realiteit: ‘soms zit ik zo vast in mezelf / dat ik in een pashokje begin te gillen’.


Lees ook
In het lange gedicht van Marc Kregting komt de migrant in het nieuwe land er bekaaid vanaf


Of lijkt dat alleen maar zo en neemt Vanden Broeck, misschien wel net als De Bediende, de werkelijkheid scherper waar dan de gemiddelde kijker? Zijn observaties zijn bijzonder, al vanaf het begin van de richting is richting omleiding (en dat houdt hij vol tot het einde). De stem van de marktkoopman ‘hecht zich aan een verkeersbord waarop een uitroepteken staat’, een appartementencomplex vertakt ‘in een woud van schotelantennes’ en ‘beneden verlegt een omgewaaide boomstam een fietspad twintig centimeter naar rechts’.

Het openingsgedicht besluit met een beeld dat emblematisch is voor de richting is richting omleiding: ‘de op elkaar gestapelde terrasstoelen zijn de bevroren beweging / van één terrasstoel die in de lucht springt’. Ik moest direct denken aan ‘Nu descendant un escalier’ (1912), het beroemde schilderij van Marcel Duchamp, waarop een figuur zo geschilderd is dat het lijkt alsof die de trap afloopt. Het stilstaande beeld barst van de beweging en dat gebeurt precies in het debuut van Vanden Broeck.

Rusteloze tijd

De blik van de dichter schiet van hot naar her of neemt een omweg – precies zoals de titel eigenlijk zegt – en zijn observaties klonteren samen met associaties, metaforen en herinneringen. De regels buitelen over elkaar heen. Er gebeurt veel in deze kinetische poëzie, veel te veel, maar het is goed dat de dichter zich niet inhoudt en juist alles in zich opneemt en neerpent, aangezien hij zo de hedendaagse overprikkeling weet te verbeelden.


Lees ook
Met de poëzie van Sofie Verdoodt daal je af in de onderwerelden van de geest

‘De ramen keken door hun tranen heen naar buiten’, dicht Sofie Verdoodt in Anker Kruis Hart.

Daaraan is namelijk in het moderne leven niet meer te ontkomen, zeker niet wanneer je gevoelig bent voor in het oog springende details en afgeleid wordt door rare stimuli of gedachtenkronkels. Met andere woorden: voor de barstjes. Dat benadrukt Vanden Broeck door in zijn schetsen juist in te zetten op hyperfocus en meditatie, zo goed en zo kwaad als dat gaat, want ook dan slaat de afleiding toe.

Hoofd noch geest is ooit helemaal leeg, want je aandacht gaat altijd ergens naar uit: ‘schiet een koolmeesje in het struikgewas?’ Is dat iets van deze rusteloze tijd of was dat altijd zo? Geen idee, maar de dichter heeft het maar al te goed in de smiezen, zo blijkt uit dit opmerkelijke debuut. Hij weet waarom hij zich, als het koolmeesje eenmaal buiten beeld is, gauw vastklampt aan iets anders: ‘je zoekt houvast, iets tastbaars / om te koesteren tussen je vingers’.