De Ford Bronco Badlands is onoverwinnelijk, maar niet geschikt voor de grote stad

De Ford Bronco Badlands is dikke pret, letterlijk en figuurlijk, behalve in Amsterdam. Hij is één meter 94 hoog en de maximale inrijhoogte voor de meeste parkeergarages is één meter negentig, gemarkeerd met roodwit geblokte toegangspoorten waar je niet mee moet spotten. Op een Goois bosparkeerterrein zag ik een Hummer-rijdster dat gebod negeren. Die trok half Laren mee.

De baviaan in mij denkt: wij zullen dit varken wassen. Maar waar ik in mijn studietijd nog zo 020-centrum binnenreed mag ik van Femke Halsema nergens meer in. Aan de straat parkeren is onbegonnen werk. Na drie kwartier dwalen door nauwe, overvolle stegen, waar alle fietsersogen je met haat doorboren, vind ik plek op het parkeerterrein van Artis. Geluk bij een ongeluk. Hier is hij bijna thuis, hier slaat het wild de virtuele brug naar zijn bestemming. Ik zou met deze Bronco op safari moeten. Ik kan er in de wildernis slechte dieren mee platwalsen en vanaf het dak giraffes blaadjes voeren.

Dat zal niet gebeuren, althans niet vanuit Nederland, waar niemand hem zal kopen. Op een paar Ami-fans na kent geen hond deze Ford, een van de Amerikaanse oer-terreinwagens. Zijn jongste incarnatie is een dappere, nostalgische hommage aan de eerste generatie Bronco. Er is zo min mogelijk aan ontworpen. Hij is een doos op wielen, rechttoe-rechtaan. Met zijn in de ronde koplampen doorlopende horizontale, deels verlichte logobalk is hij helemaal zijn oorspronkelijke zelf. Alleen de prijs staat ver af van wat sinds 1966 rednecks voor hun Bronco neertelden. Honderdzestigduizend euro kost hij hier. Heb je wel meteen twee auto’s voor. Bijna alles is demontabel. Dak, ramen, deuren. Een beetje sleutelaar heeft in een halfuur een cabrio.

Afbeelding met meerdere focuspunten die samen een verhaal vormenZoom in voor alle details van de Ford Bronco BadlandsKlik op de punten voor uitleg over de detailsFoto Merlijn Doomernik

Waarom ik hem test? Mijn liefde voor het ding is onverbrekelijk verbonden met de culturele grandeur van de authentieke Amerikaanse Jeep en zijn lange, goudeerlijke bloedlijn. Jeep is zowel een echt merk als de verzamelnaam voor alle merken offroaders die zich in ruig Amerika onmisbaar maakten, van pick-up tot zevenzitter. De Jeep herinnert aan de gouden eeuw van robuust terreingeluk en antiliteraire vrijetijdscultuur, aan het echte leven dat bij ons alleen nog boek of film wil worden. Voor de Amerikaan is de Jeep een multifunctioneel gebruiksvoorwerp. Hij gaat ermee naar zijn werk en in de weekends trekt hij eropuit met dorpsgenoten. Ik heb het meegemaakt. Naast een stokoude terreinrijder beklom ik in zijn Jeep CJ5 een onneembare rotspartij nabij Moab in de staat Utah. Waarom wil je dit, vroeg ik hem toen we boven aangekomen van het uitzicht over de woestijn genoten. Omdat ik het kan, zei hij. En ik dacht bewonderend: geen schrijver ziet wat jij ziet, ongefilterd.

Geen deftigheid à la Land Rover. In zijn grofheid doet van handgrepen tot opbergnetten alles aan wapens of zwaar gereedschap denken. De stiksels zijn wel echt.

• Minder raar dan je denkt. De man achter de oorspronkelijke Bronco was ook verantwoordelijk voor de Ford Mustang.
Dit wilde de cisgenderman; gevaar uitstralen of bedwingen. Pak die winst.

Foto’s Merlijn Doomernik

Onoverwinnelijk

Zijn zescilinder levert dankzij twee turbo’s 335 pk, maar dat vermogen is symbolisch. Het moet genoeg zijn om de Bronco met een traag grommende drang op gang te laten komen. Het draait om koppel en tractie, greep op alle denkbare obstakels van sneeuwduinen tot rotspartijen. Met 563 newtonmeter trekkracht, een elektronisch instelbaar terreinbeheersysteem, sperdifferentieel voor en achter en een doorwaaddiepte van 85 centimeter is hij theoretisch onoverwinnelijk, zeker in de Badlands-uitvoering met grofbesnaard terreinrubber dat je op snelwegen goed voelt. Dit is de eerste auto waarin niet de motor maar de banden de carrosserie laten sidderen, hoewel zelfs op verharde wegen het comfort meevalt. Verder is hij klaar voor next level-aanpassingen van het soort waar ze in Moab de hand niet voor omdraaien. Een lier, een boordpomp om de bandenspanning te reguleren. De vereiste extra schakelaars zitten al in het dak en alle normale knoppen zijn tegen modder en vocht beschermd met een laag rubber.

Badlands, de naam alleen al. Ik houd van hem. Of hield van hem, want zijn dood is nabij. Hij deed geen water bij de wijn. Aan de Bronco zie je wat de wereld aan doelmatigheid heeft opgeofferd. Dit waren auto’s die door weer en wind echte problemen oplosten. En die nu hier sinds de Defenderhype binnen de Ring A10 te kijk worden gezet als grachtengordelterroristen. Enfin, dat zijn ze ook, zolang de Zuidas-yup die schitterende werkpaarden tot bullshit jobs veroordeelt. Huur hem een keer in de VS en laat de onverharde wereld alle hoeken zien, dan snap je zijn glorie. Met de Bronco sterft een voorpsychologisch, prehistorisch soort geluk, en hij laat je rauw de pijn van dat verlies ervaren.