De Europese waterstofambities zijn groot, maar bedrijven zijn nog altijd afwachtend

Reportage

Groene waterstof De Europese Unie heeft grote ambities als het gaat om waterstof. Maar hoewel er steeds meer plannen zijn voor de bouw van fabrieken en opslagplaatsen, zijn veel ondernemers nog terughoudend.

‘Artist’s impression’ van de eerste grote waterstoffabriek van Shell die moet verrijzen op een stuk grond in het westelijke puntje van de haven van Rotterdam.
‘Artist’s impression’ van de eerste grote waterstoffabriek van Shell die moet verrijzen op een stuk grond in het westelijke puntje van de haven van Rotterdam. Beeld Shell

De eerste ‘blast walls’ staan overeind. Dikke, betonnen muren die ervoor moeten zorgen dat als er iets misgaat in één deel van de toekomstige waterstoffabriek van Shell, de rest niet ook meteen in de lucht vliegt. Het is een beproefd veiligheidssysteem dat vaker wordt toegepast in fabrieken met ontploffingsgevaar. De speciale afscheidingswanden zijn wel 80 centimeter dik.

Van de fabriek zelf, waar Shell over twee jaar op grote schaal waterstof wil produceren, is verder nog niet veel af. De bouw is nog in de beginfase. Maar de eerste essentiële explosiemuren staan dus. „Veiligheid is cruciaal”, zegt Ruben van Grinsven, die bij Shell alle waterstofactiviteiten wereldwijd aanstuurt en afgelopen donderdag een groep journalisten rondleidde. „Want waterstof is een explosief goedje.” Omdat waterstofmoleculen piepklein zijn, is het bovendien extra oppassen voor lekkages.

De nog te bouwen fabriek, op een zanderig en winderig stuk grond in het westelijke puntje van de haven van Rotterdam, is er een waar wereldwijd vele ogen op gericht zijn. Shell is een van de eerste grote westerse bedrijven die het aandurven op industriële schaal ‘groene’ waterstof te gaan maken. Groene waterstof wordt gemaakt door elektriciteit afkomstig van windmolens of zonneparken door water heen te leiden. De waterstof die vrijkomt bij de chemische reactie (elektrolyse) die dan plaatsvindt, kan vervolgens dienen als brandstof in bijvoorbeeld hoogovens of vrachtwagens, of als grondstof voor andere productieprocessen. Het is ook te gebruiken om elektriciteit in op te slaan.

Omdat bij de verbranding geen CO2 vrijkomt, zien voorstanders groene waterstof als heuse revolutie op het gebied van schone energie. Het zou cruciaal zijn voor de energietransitie.

Shell is van plan in zijn nieuwe fabriek jaarlijks 20.000 ton groene waterstof te produceren. Dat is grofweg tien keer zo veel als op zijn bestaande (proef)locaties. Een vuistregel in de industrie is dat elke ton groene waterstof tot een besparing van tien ton CO2 leidt. Concurrenten van Shell hebben soortgelijke plannen, maar aarzelen met de definitieve investeringsbeslissing. Want er zijn kolossale bedragen mee gemoeid – de fabriek van Shell gaat ruim 1 miljard euro kosten – en de uitkomst is onzeker. Groene waterstof is vooralsnog fors duurder dan fossiele brandstoffen en concurreert dus ‘slecht’.

Op een artist impression ziet de fabriek eruit als een futuristisch zwerkbalstadion uit Harry Potter-films, inclusief uitkijktorens. De waterstof die er gemaakt gaat worden is – minder futuristisch – bedoeld voor de raffinaderij van Shell even verderop, bij Pernis, voor de productie van ‘ouderwetse’ diesel en benzine. Daarvoor is ook waterstof nodig. Shell hoopt de energiedrager op termijn wel ook te kunnen verkopen als brandstof voor de vele vrachtwagens die de haven aandoen.

„Wij zijn het hier gewoon aan het doen”, aldus een montere Van Grinsven. „Shell bouwt hier aan de waterstofeconomie.” Zijn werkgever werkt nu aan plannen voor een nog grotere fabriek.

Grotere dromen

Achter Shell staat een partij met nog veel grotere waterstofdromen: het havenbedrijf van Rotterdam zelf. De van oudsher sterk op fossiele brandstoffen gerichte haven wil komende jaren uitgroeien tot hét waterstofcentrum van Europa, via een keten van bedrijven die betrokken zijn bij de handel. Van importeurs tot terminalbedrijven waar waterstof kan worden aangevoerd en opgeslagen, tot tankstations voor schepen en vrachtwagens. Via Rotterdam, is de hoop, wordt straks een groot deel van de rest van Europa beleverd.

Op het terrein waar Shells nieuwe fabriek komt, is reeds ruimte vrijgemaakt voor nog drie zogeheten elektrolysers van vergelijkbare grootte (onder andere van het Britse energiebedrijf BP en de Franse producent van industriële gassen Air Liquide). Op weer een andere locatie moet over een aantal jaar ook het Duitse Uniper waterstof gaan maken.

Het havenbedrijf hoopt uiteindelijk een sleutelrol te kunnen spelen in het verwezenlijken van de Europese waterstofambities. De Europese Commissie, die waterstof ook als belangrijke energiebron voor de energietransitie ziet, wil dat er vanaf 2030 jaarlijks 10 megaton (10 miljoen ton) waterstof wordt geproduceerd in de EU, en nog eens 10 megaton wordt geïmporteerd. Met alle beoogde fabrieken en importterminals zou in Rotterdam iets meer dan een twintigste van die ‘eigen’ productie kunnen worden gerealiseerd, en bijna de helft van de gewenste import.


Voorafgaand aan de rondleiding bij de fabriek van Shell betoogt havendirecteur Allard Castelein dat Rotterdam „goed gepositioneerd” is om deze rol op zich te nemen. Vanwege zijn geografisch gunstige ligging en de bestaande energie-infrastructuur, met verbindingen naar onder andere Duitsland en België. Een aanzienlijk deel van de bestaande olie- en gasinfrastructuur zou herbruikbaar zijn voor de handel in waterstof, zegt hij.

Volgens hem hebben bedrijven inmiddels 25 concrete projecten in gang gezet – al variëren die van net begonnen tot in een gevorderd stadium. „Wat laat zien dat de handelsketen daadwerkelijk vorm krijgt.” De havenbaas wijst naast Shell op acht terminalbedrijven die onlangs hebben besloten hun opslagdepots om te bouwen, zodat ze ook bruikbaar zijn voor waterstof. En Gasunie gaat in opdracht van het kabinet komende jaren een pijpleiding aanleggen van de haven in Rotterdam naar het industriegebied in Noordrijn-Westfalen, in Duitsland, via Chemelot in Zuid-Limburg. De eerste pijponderdelen liggen al klaar in de haven.

Kip-ei-verhaal

Tegelijk, weet ook Castelein, is er nog een lange weg te gaan en zijn er tal van onzekerheden die ertoe kunnen leiden dat de Nederlandse ‘waterstofdroom’ misschien nooit (helemaal) uitkomt. Eén probleem is volgens critici bijvoorbeeld dat er veel energie verloren gaat bij de productie van waterstof. Een speciale commissie adviseerde de regering daarom een maand geleden nog om gematigd in te zetten op waterstof – al voorzag zij wel een sleutelrol voor (groene) waterstof bij de productie van kunstmest en in het maritiem vervoer. Energie is nu namelijk nog schaars.

Een ander probleem is dat veel partijen juist op elkaar zitten te wachten om de eerste stap te zetten, zodat zij zelf ook durven te gaan. Producenten investeren bijvoorbeeld maar mondjesmaat omdat ze niet zeker weten of er straks wel klanten zijn, en klanten weifelen weer omdat zij niet zeker weten of de producenten wel zullen leveren. Het klassieke kip-ei-verhaal. Castelein bevestigt dat er ondanks „popelende” productielanden als Oman en Brazilië nu nog geen importcontracten zijn getekend.

Op een grote, tweedaagse internationale waterstofconferentie in Rotterdam vorige week, de World Hydrogen Summit, waren de ondernemers die de waterstofeconomie van de grond moeten krijgen opvallend ingetogen. Een BP-directeur zei dat „de code voor transportkosten eerst nog gekraakt moet worden”, omdat waterstof vervoeren over lange afstanden nu nog duur is. Een andere zakenman, actief in de opslag, zei dat er „nog lang niet genoeg” locaties zijn om waterstof op te slaan. Weer een andere ondernemer klaagde dat er „helemaal niet genoeg vaklui” zijn om al die installaties te bouwen.

Tegenover Financial Times stelden verschillende ondernemers dat de EU wel mooie, ambitieuze waterstofdoelen kan hebben, maar dat die „in de echte wereld” natuurlijk nooit gerealiseerd zullen worden – tenzij Europese overheden bedrijven, om te beginnen, veel meer gaan subsidiëren. Net zoals in de Verenigde Staten gebeurt. Daar heeft president Biden een aantal maanden geleden een omvangrijk subsidieprogramma aangekondigd om de Amerikaanse energietransitie te helpen versnellen.

Maar Eurocommissaris Frans Timmermans, die ook zijn opwachting maakte op het congres en verantwoordelijk is voor de Europese waterstofstrategie, had een ontnuchterende boodschap. Hij zei niet van plan te zijn met geld te gaan „strooien”, want de EU is „meer van de regels en de richtlijnen”. Het beproefde EU-instrument om via beleid een markt te creëren, kort gezegd, waarna de rest vanzelf zou volgen.

Volgens Timmermans is dat beleid uiteindelijk (veel) gunstiger voor bedrijven, omdat ze dan voor de lange termijn weten waar ze aan toe zijn. De EU subsidieert overigens wel degelijk waterstofprojecten, voegde hij toe. Tot nu toe is al een bedrag van 20 miljard uitgetrokken voor projecten van ‘gezamenlijk belang’.

Lees ook: Advies aan Jetten: kernenergie is overbodig, wees terughoudend met waterstof

Timmermans zelf denkt dat de Europese waterstofdoelstellingen wel degelijk gehaald gaan worden, zei hij tijdens een persmoment. Sterker, hij verwacht dat die „ruimschoots” voorbijgeschoten worden. „Dat zag je ook met wind en zon. Bedrijven overwinnen beetje bij beetje hun angst, zodra ze zien dat het echt aan het gebeuren is. En als het vertrouwen er eenmaal is, dat er genoeg producenten zijn en geschikte technologieën om waterstof rendabel in te zetten, dan gaat het hard.”

Waterstofprins

Alsof het zo afgesproken was, kwam de minister van Energie van Saoedi-Arabië, prins Abdulaziz bin Salman al-Saoed, direct na Timmermans’ toespraak met een positieve mededeling op dat vlak. Het kopstuk van de energiegrootmacht stond niet op het officiële programma, maar maakte toch zijn opwachting in Rotterdam – middels een opvallende entree met zijn enorme gevolg precies tijdens de toespraak van Timmermans.

Daar verkondigde hij, samen met de Nederlandse minister van Economische Zaken, Micky Adriaansens (VVD), dat zijn land en Nederland een „memorandum van overeenstemming” hebben getekend om te gaan samenwerken op het gebied van waterstof. Het akkoord is nog maar een allereerste stap zonder harde verplichtingen, maar het idee is dat Saoedi-Arabië straks waterstof gaat produceren en Nederland het afneemt.

Wat waterstof betreft zijn de Saoedische ambities „grenzeloos”, verzekerde de prins. Saoedi-Arabië wil het onder andere op grote schaal produceren en exporteren, maar het ook gebruiken voor de eigen industrie, aldus de minister. „Saoedi-Arabië is de broedplaats voor alle energie en dat zullen we de wereld bewijzen.” In Riad denken ze ook dat waterstof een kans is om de economie te moderniseren en minder afhankelijk van olie te maken.

Een geruststelling voor bedrijven die zich afvragen of er wel genoeg (en betaalbare) waterstof beschikbaar komt. De prins benadrukte dat Saoedi-Arabië zelf eveneens „zekerheid” wil. Wat dat betreft was hij in zijn nopjes met partner Nederland, verklaarde hij. „Want jullie zijn als een van de weinigen in de EU bloedserieus. Jullie hebben een plan.”

„Wij Saoediërs lijken wel op Nederlanders”, besloot hij. „Als we iets in ons hoofd hebben, laten we niet meer los. Eigenlijk zijn we net teken. We zuigen ons vast en houden dan vol tot we krijgen wat we willen.”

Terrein op Tweede Maasvlakte in de Rotterdamse haven, waar Shell is gestart met het bouwen van een waterstoffabriek.
Foto Sandra Uittenbogaart/ ANP