De EU wil de Europese economie beter beschermen. Maar hoever willen lidstaten daarin gaan?

Europese strategie In Brussel wordt donderdag en vrijdag gesproken over ‘economische veiligheid’, maar over mogelijke maatregelen heerst nog veel onenigheid.

Ursula von der Leyen presenteerde vorige week een Europese strategie voor economische weerbaarheid. Daarmee is de discussie over mogelijke beschermende maatregelen geopend.
Ursula von der Leyen presenteerde vorige week een Europese strategie voor economische weerbaarheid. Daarmee is de discussie over mogelijke beschermende maatregelen geopend. Foto Olivier Hoslet/EPA

De eigen economie een beetje beter beschermen – daar is bijna niemand in Europa meer tegen. Maar betekent dat ook het belemmeren van ‘de VOC-mentaliteit’?

Het is een van de vragen die boven de markt hangen deze donderdag en vrijdag, als Europese regeringsleiders naar Brussel komen. Een van de gespreksonderwerpen: economische veiligheid, een begrip dat de afgelopen tijd pijlsnel bovenaan de Brusselse agenda is beland.

Het betekent zoveel als: voorkomen dat je te kwetsbaar en afhankelijk wordt. Tijdens de coronacrisis werd Europa zich al pijnlijk bewust van wankele aanvoerketens als het ging om bijvoorbeeld mondkapjes of vaccins. Na de inval in Oekraïne zette Rusland de gasleveringen naar Europa vrijwel stil, met grote consequenties voor EU-economieën. Maar, erkennen politici: het is vooral China, steeds openlijker vijandig, dat de grootste risico’s oplevert voor de Europese economie.

Maar de vraag hoe die weerbaarder moet worden gemaakt, levert nog wel onenigheid op. Moeten Europese bedrijven bijvoorbeeld geremd worden in het verplaatsen van hun productie naar het (verre) buitenland? Alleen al die suggestie doet handelskampioen Nederland steigeren.

Toch is de discussie erover in Brussel wel geopend. Vorige week deed Ursula von der Leyen een voorzet, met een veertien pagina’s tellende ‘economische veiligheidsstrategie’. Vooropstaat, zei de voorzitter van de Europese Commissie, dat „mondiale integratie en open economieën een positieve kracht zijn voor Europa”. Maar, voegde ze toe: „We zien ook dat de wereld competitiever en geopolitieker is geworden.”

Het betekent onder meer, zei Von der Leyen, dat een aantal „sleuteltechnologieën op een agressieve manier kunnen worden gebruikt”. Bijvoorbeeld chips, of grondstoffen die cruciaal zijn voor de energietransitie. En dus heeft Europa een „strategische visie nodig over hoe we omgaan met deze risico’s”. Met heel concrete maatregelen kwam Von der Leyen nog niet – die moeten volgen uit risicoanalyses en discussies onder lidstaten.

Richting meer protectionisme

De afgelopen jaren verschoof de focus in Brussel al duidelijk, in de richting van meer protectionisme. Er kwamen nieuwe mogelijkheden om oneerlijke concurrentie te voorkomen, om investeringen vanuit het buitenland in Europa te screenen en om terug te slaan als een land de economische druk om oneigenlijke redenen opvoert. Allemaal eerst en vooral gericht op één land: China (al kwam het land niet in de strategie, noch in Von der Leyens toelichting voor).

Voorzichtig heeft Europa zich zo al gewapend, bijvoorbeeld door China te weren bij de aanleg van 5G. Maar nu de spanning tussen de Verenigde Staten en China onverminderd hoog blijft, is er volgens Brussel meer nodig. Ook omdat inmiddels al meer dan duidelijk is dat Europa niet volledig buiten die strijd kan blijven – zie bijvoorbeeld de succesvolle Amerikaanse druk op Nederland om ASML exportbeperkingen op te leggen.

Meest controversieel is nu de door Von der Leyen opgeworpen suggestie te gaan screenen hoeveel Europese bedrijven in het buitenland investeren. Voorlopig wil de Commissie de mogelijkheid daartoe alleen onderzoeken. Maar uiteindelijk zou het kunnen betekenen dat Brussel in de toekomst gaat verhinderen dat bedrijven de productie van bepaalde technologie verplaatsen naar problematische landen – China voorop.

‘Grootste investeerders’

Onder meer Nederland bekijkt die discussie met argusogen. „In heel veel landen zijn wij Nederlanders een van de grootste investeerders”, zei minister Liesje Schreinemacher (Buitenlandse Handel, VVD) onlangs bij een bezoek aan Brussel. „Dus het is belangrijk voor ons om vinger aan de pols te houden.” In de Tweede Kamer uitte de VVD woensdag zorgen dat „de Fransen de terechte zorgen over economische veiligheid aangrijpen om door te slaan in protectionisme”.

Lees ook: Discussie in Brussel over nieuwe industriepolitiek. Kan de economie groen én open zijn?

Nederland is niet de enige die terughoudend is. Ook grote landen Duitsland en Frankrijk zijn op hun hoede, net als de belangrijkste bedrijvenlobbyclubs in Brussel. Deels omdat een centrale, Europese screening van zowel investeringen van externe landen ín de EU, als van Europese bedrijven naar buiten meer macht in Brussel zou leggen. Dat is nodig, benadrukt de Commissie, omdat je als EU gezamenlijk sterker staat en je vanuit Brussel beter overzicht hebt van alle afzonderlijke investeringen die worden gedaan. Maar lidstaten voelen er niks voor die bevoegdheid zomaar uit handen te geven.

Uiteindelijk vrezen lidstaten én bedrijven vooral ook de economische consequenties van toenemende schuring. Hun argument: juist economische voorspoed door bedrijven die mondiaal actief zijn, levert Europa het meeste voordeel op.

In een persconferentie benadrukte Eurocommissaris Margrethe Vestager (Mededinging) vorige week dat juist het analyseren van risico’s belangrijk is voor het goed houden van internationale betrekkingen. „Als we het niet doen, weten we niet wat risicovol is en gaat alles er onveilig uitzien. En dat leidt dan vervolgens tot bekoelde handelsrelaties. Bovendien willen we op veel vlakken ook met China samenwerken, bijvoorbeeld in het bestrijden van klimaatverandering.”

Een eindconclusie is er deze week hoe dan ook nog niet. Eind dit jaar wil de Europese Commissie met een voorstel voor de exportscreening komen. In Brussel wordt erkend: de opvattingen zijn de afgelopen jaren al flink verschoven. Dat ook dit uiteindelijk mogelijk wordt, sluit niemand uit.