De eerste lokale omroep van het land kuste twee dorpen wakker

„De dorpen Melick en Herkenbosch lagen er zondagmiddag tussen half een en half twee verlaten bij”, schreef het Limburgs Dagblad na de eerste uitzending van de eerste lokale omroep van Nederland, op 17 februari 1974. In heel wat huiskamers, het gemeenschapshuis en de sporthal zaten inwoners „aan het tv-scherm gekluisterd”. Meteen na de eerste uitzending kwamen wat mensen in de studio een kijkje nemen.

Die studio was een omgebouwde timmerwerkplaats in Melick. Een beetje behelpen vanwege de beperkte ruimte. Het plafond was zo laag dat de lampen staand op de vloer konden worden opgehangen. Dat maakte ook dat het tijdens uitzendingen flink warm kon worden.

De grote hit van de lokale omroep werd niet deze wekelijkse uitzending met nieuws uit de gemeente, om en om voorbereid door vier verschillende productieteams. Die eer was in de sterk verpolitiekte jaren zeventig weggelegd voor de live-uitzendingen van de raadsvergaderingen. Els Breukers, destijds als jonge twintiger verantwoordelijk voor de productie: „Terwijl tot die tijd op de publieke tribune altijd maar een handvol mensen had gezeten. Wat hielp was dat we een paar erg goede mensen hadden op de politieke redactie. Die zorgden met voor- en nabeschouwingen voor de nodige context. Dat zie je nu nauwelijks meer bij lokale omroepen.”

Wil Haenen, als tiener een van de cameramensen van het eerste uur: „Camera’s in raadszalen gaan tegenwoordig automatisch aan, als de knopjes van bepaalde microfoons worden ingedrukt. Dat levert nogal statische, saaie beelden op.”

Kleine revolutie

De aanwezigheid van camera’s in de raadszaal zorgde voor een kleine revolutie. „Tot die tijd waren er behoorlijk wat raadsleden die de enveloppe met de hen toegezonden raadstukken pas tijdens de vergadering openden”, herinnert Breukers zich. „Daar kwamen ze nu niet langer mee weg.” Haenen: „Eén van de plaatselijke volksvertegenwoordigers viel in slaap tijdens de vergadering. Dat namen we vol in beeld. Een tijdje later bedankte hij voor verder raadswerk.”

De grote voortrekker van lokale tv in Melick-Herkenbosch, burgemeester Frans Feij, liep al langer met het idee. De lokale democratie kon wel een oppepper gebruiken. Al in 1971, het jaar dat hij overstapte van de KVP naar de VVD, nam de veertiger daarom het initiatief voor uitzendingen via het gloednieuwe kabelnet. De bestuurder zag grote mogelijkheden in het medium televisie.

Maar het experiment in Midden-Limburg was niet naar de zin van politiek Den Haag. Daar lag alles wat met omroep te maken had gevoelig en gaf men beleid op dat gebied liever zelf vorm. Het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM) dwong Feij om te stoppen met de proef.

Het voortijdig gestaakte experiment zorgde er wel voor dat Melick-Herkenbosch klaar stond toen CRM drie jaar later, in 1974, met een officiële proef met lokale omroepen startte. De Midden-Limburgse gemeente kreeg de primeur. Vijf andere plekken volgden kort daarna.

Snoeiharde kritiek

Om de Limburgers het vak televisiemaken bij te brengen kreeg de nieuwe omroep hulp van de gebroeders Hasebos. Die kwamen vanuit Hilversum naar Melick-Herkenbosch. Martijn Hasebos, die er zelfs kwam wonen, leerde de vrijwilligers de fijne kneepjes op technisch gebied. Ton Hasebos zag in de weekenden toe op de inhoud. Hij had bijna vijftien jaar ervaring in de omroepwereld en had onder meer naam gemaakt met het VPRO-kinderprogramma Kabouter Kandelaar, waar hij de tekst, muziek en regie verzorgde.

Zodra een uitzending achter de rug was, ging Ton Hasebos met iedereen zitten en vroeg naar een oordeel. „Als wij vonden dat we iets moois hadden gemaakt, bestreed hij dat: ‘Hoezo?’”, herinnert Haenen zich. „Dan kwam hij met kritiek. Heel direct, zoals hij dat bij de VPRO gewend was, echt van dik hout zaagt men planken.”

Breukers: „Evaluaties duurden geregeld langer dan de uitzending zelf. Hij liet soms geen sodemieter van ons over en dat vonden we niet fijn. Maar toen hij na een paar jaar niet meer kwam, realiseerden we dat hij wel vaak gelijk had gehad en bleven we nabespreken volgens zijn methode.” Haenen: „Ton prikte en zette je aan het denken. Dat was leerzaam. En hij kon ook heel stimulerend zijn. Als iemand een idee had, zei hij: ‘Werk maar eens uit.’”

Gebouw van de eerste lokale omroep van Nederland in Melick-Herkenbosch.
Foto eigen archief



Lees ook
„Lokale omroep gedijt niet bij alleen goede voornemens”

Richard de Mos van Hart voor Den Haag/Groep de Mos op campagne voor de gemeenteraadsverkiezingen.

Meer dan 150 vrijwilligers

Aan vrijwilligers was geen gebrek. „In de beginjaren hadden we er meer dan 150”, vertelt Breukers. Een fors aantal, gezien de zeshonderd huishoudens die de uitzendingen aanvankelijk thuis konden bekijken. „Maar met de uitbreiding van het kabelnet groeide dat aantal wel snel.”

Breukers, samen met haar man actief bij de omroep, zou dertig jaar blijven. „Al die tijd heb ik nooit weekend gehad. Het was toewerken naar een programma, soms zelfs in de nacht van zaterdag op zondag: uitzending, evalueren en opruimen. Hadden we kinderen gehad, dan hadden we het nooit op kunnen brengen. We hadden er nog volledige banen naast.”

Haenen had geen sportschool nodig. „We sjouwden heel wat af met die loodzware apparatuur van toen. Voor raadsvergaderingen moest alles naar het gemeentehuis en daarna weer terug. Bij interviews op locatie sleepte je alles bij mensen mee naar binnen en moest apparatuur eerst een uur warm worden. Maar alles was nieuw en geïnterviewden hadden daar destijds het geduld voor.”

Een IVC 1 inch machine uit begin jaren 70.
Foto Chris Keulen

Op den duur groeiden de journalistieke slagkracht en de mogelijkheden. Breukers: „Na de flinke aardbeving in Midden-Limburg in 1992 ging iedereen meteen op pad en hadden we ’s avonds om zeven uur een mooie uitzending.” Haenen: „Tijdens de watersnood een jaar later hebben we zelfs een provinciale uitzending gemaakt, dankzij dertien straalzenders, allemaal op verschillende locaties. De regionale omroep deed nog geen tv. Gaat niet lukken, dachten velen. Maar we kregen het voor elkaar.”

Door naar Hilversum

De nodige medewerkers van de lokale omroep Melick-Herkenbosch maakten later van hun hobby hun beroep. Ze stroomden door naar de regionale omroep of naar Hilversum. Haenen werkt nog steeds als cameraman. „Bij live-schakelingen met het politiebureau in Maastricht soms ook voor Opsporing verzocht. Dan krijg je vanuit Hilversum de regisseur of presentatrice Anniko van Santen aan de lijn. Die zijn ook alle twee in Melick-Herkenbosch begonnen. Dat zijn toch bijzondere momenten.”

Ondertussen staan in de kelder en op zolder bij Breukers de oude banden van de eerste lokale omroep van Nederland. „Omdat ze zelf geen plek hadden voor archief. Ik heb inmiddels contact gehad met Beeld & Geluid in Hilversum. Daar willen ze de banden graag hebben. Nu heb ik het huidige bestuur (nu lokale omroep OR6, red.) verzocht om toestemming voor die verhuizing. Daar wacht ik al bijna een maand op.”

Breukers toont begrip: „Vrijwilligers zijn tegenwoordig moeilijker te krijgen. En wie van onder de zeventig kijkt er nog? Het wordt tijd voor nieuwe vormen.”