‘De eendimensionale mens’: wederopstanding van een vlijmscherp pessimist

Recensie

Boeken

Maatschappijkritiek De klassieker De eendimensionale mens staat weer volop in de belangstelling. Terecht, want Herbert Marcuse schreef een verbluffend vooruitziend betoog, dat het onbehagen over onze eigen tijd scherp tegen het licht houdt.


Foto Getty Images

Herbert Marcuse is terug van lang weggeweest. De Duits-Amerikaanse filosoof en socioloog (1898 -1979), die in de jaren zestig tot schutspatroon werd van een opstandige generatie met zijn bestsellers Eros en cultuur (1955) en De eendimensionele mens (1964), naarstig bestudeerd in menig ,,kritiese’’ werkgroep, verdween na het uitdoven van het vuur van de revolte snel naar de achtergrond. Waar van de leden van het Institut für Sozialforschung, tegenwoordig bekend als de Frankfurter Schule, Max Horkheimer en vooral Theodor Adorno ook buiten academische kringen klinkende namen bleven, leek Marcuse voor altijd vastgeklonken aan de tijdgeest van ’68, een naam die vooral nostalgische herinneringen opriep aan illusies van radicale verandering.

De nieuwe vertaling van De eendimensionale mens laat zien dat dat niet terecht is. Wie het boek leest, begrijpt de opgeleefde belangstelling voor Marcuse, die gelijk lijkt op te gaan met de herwaardering van zijn kritische ijkpunt, Karl Marx. Hoewel overduidelijk een product van de Koude Oorlog, getekend door de obsessies van die jaren, blijkt De eendimensionale mens in veel opzichten ook een verbluffend vooruitziend betoog, dat het onbehagen over onze eigen tijd scherp en onverbiddelijk tegen het licht houdt. Zorg over een steeds meer door technologie aangestuurde samenleving, waarin de mens tot een eindeloos te manipuleren ding wordt, woede over een louter op (over)consumptie gerichte maatschappij, waarin de vernietiging van de leefomgeving wordt afgekocht met groei en persoonlijk comfort, frustratie over de schijnbare onmogelijkheid van een werkelijke systeemverandering – je vindt het allemaal in dit boek terug.

Gemakkelijk is het niet. Zeker de latere hoofdstukken, waarin Marcuse uitvoerig schetst hoe het rationele, zuiver op berekening gerichte denken in de westerse filosofie zijn beslag kreeg, zijn taai op het onverteerbare af. Maar je krijgt er heel wat voor terug. Gelukkig is de nieuwe vertaling van Huub Stegeman buitengewoon vaardig en helder.

Maar De eendimensionale mens is ook een heel somber boek. De prangende vragen die gesteld worden – Kan een mens zijn individuele vrijheid terugveroveren? Bestaan er nog realiseerbare alternatieven voor een volledig marktgedreven samenleving? Is radicale verandering nog wel mogelijk? – krijgen van Marcuse allesbehalve blijmoedige antwoorden. In niets lijkt zijn boek op de doorsnee hedendaagse bestseller die je belooft dat jij het verschil kunt maken voor een betere wereld. Bij hem ook geen sprake van theatraal activisme, geen gemakkelijke slogans, geen zelfverliefde linksigheid die vooral lifestyle is. Zijn vragen blijven vragen, hij wil vooral laten zien hoe we gekomen zijn tot waar we zijn. Dat levert een beklemmend, om niet te zeggen claustrofobisch beeld van de hedendaagse maatschappij op.

Geconditioneerde vrijheid

In zijn uitstekende introductie spreekt filosoof Thijs Lijster dan ook zijn verbazing uit over het toenmalige succes van het boek bij de jonge radicalen van ’68 en daarna. Want hoe radicaal ook in zijn cultuurkritiek, activistisch kun je De eendimensionele mens niet noemen. Dit is de boodschap: in onze ,,geavanceerde industriële samenleving’’ heeft de mens zich min of meer vrijwillig uitgeleverd aan een systeem waarin al zijn dromen en verlangens met behulp van technologie aangestuurd worden door gevestigde belangen. De onafhankelijke kritische geest is effectief onschadelijk gemaakt juist door die alle ruimte te geven, anders gezegd, alle kritiek is opgenomen in het systeem zelf. Er is geen dialectiek meer. Niemand, op een enkele radicale uitzondering in de marge na, is in staat andere bestaansvormen buiten het kapitalisme handen en voeten te geven.

Foto Getty Images

De mens is van subject tot object geworden. De samenleving is een vicieuze cirkel, een gesloten circuit. En het erge is dat de meesten van ons dat wel best vinden. Het kapitalisme heeft het materiële leven voor heel veel mensen een stuk aangenamer gemaakt, de barre werkomstandigheden van de negentiende-eeuwse arbeider zijn grotendeels verdwenen, zodat het revolutionair elan nagenoeg is opgelost in de groeiende welvaart. Bovendien zijn de uitbuiters niet meer goed herkenbaar in de schimmige structuren van het late kapitalisme, met zijn conglomeraten en multinationals. De persoonlijke vrijheid van het individu is groter geworden, lijkt het, je mag je leven inrichten zoals je zelf wilt, er staat je een immense hoeveelheid goederen ter beschikking, seks is op afroep beschikbaar, virtueel of reëel. Maar die zegen blijkt een vloek. Het is een geconditioneerde vrijheid, die zich volledig binnen de parameters van de heersende orde afspeelt.

Jouw vrijheid wordt op een ,,totalitaire’’ wijze van buitenaf vormgegeven, hoogstens mag je hier en daar een persoonlijk accent toevoegen om je illusie van eigenheid te laten koesteren.


Lees ook: Wat we nu nog van ’68 kunnen leren

De heersende orde is schijnbaar rationeel, alles staat in dienst van regulering en optimalisering. De mens wordt tot nuttig instrument omgevormd. Marcuse: ,,Dit is de pure vorm van dienstbaarheid: bestaan als instrument, als ding. En deze bestaanswijze wordt niet tenietgedaan als het ding bezield is en zijn materiële en intellectuele voedsel zelf kiest, als het niet voelt dat het een ding is, als het een mooi, schoon, bewegelijk ding is.’’

Wat niet meetbaar is, wat niet nuttig gevonden wordt voor het in stand houden van de gevestigde orde, doet er niet langer toe. ,,De vicieuze cirkel lijkt inderdaad het juiste beeld van een samenleving die zichzelf uitbreidt en zichzelf in stand houdt in haar eigen vooraf bepaalde richting, gedreven door de groeiende behoeften die zij genereert en tegelijk beperkt.’’

De menselijke verbeelding, kunst als middel om radicaal andere ervaringen te verkennen, is onschadelijk gemaakt door de cultuurindustrie. Waar de kunst traditioneel in opstand kwam tegen ,,dat was is’’ is ze nu louter consumptie. De radicale buitenstaanders zijn tot ,,radicale buitenstaanders’’ gemaakt, dat wil zeggen alleen ogenschijnlijk radicaal. Ze bedreigen geenszins de heersende orde.

Marcuse verwijst regelmatig naar de reclame, en je begrijpt wel waarom. Het is bij uitstek in de reclame dat het authentieke tot handelswaar wordt gereduceerd. Denk bijvoorbeeld aan de fameuze Think Different-campagne van Apple uit de late jaren negentig: ‘Here’s to the crazy ones, the misfits, the rebels.’ Het genie van twintigste-eeuwse grootheden, Einstein, Picasso, Callas, wordt aangeroepen om desktops te verkopen, en de consument tegelijkertijd wijs te maken dat hij zelf een briljant buitenbeentje is.

In De eendimensionale mens wordt die lijn doorgetrokken naar alle aspecten van onze samenleving. De politiek, de cultuur, de taal zelf, alles is losgezongen geraakt van een reële, tastbare werkelijkheid waarin echt radicale alternatieven mogelijk zijn. Marcuse roept herhaaldelijk Freud aan, die onderscheid maakte tussen het lustprincipe en het realiteitsprincipe; de spanning tussen wat we willen en wat is. In de geavanceerde industriële maatschappij is het realiteitsprincipe weggetoverd, de spanning tussen verlangen en realiteit opgeheven. De consument wordt van alle kanten bespeeld en vertroeteld, zodat hij niet meer beseft wat er werkelijk aan de hand is, en dat hij, al zijn behoeftebevrediging ten spijt, niets wezenlijks meer heeft in te brengen.

Stoelriemen vast: ,,We leven en sterven productief. We weten dat vernietiging de prijs is van vooruitgang zoals de dood de prijs is van het leven, dat verzaking en zwoegen de voorwaarden zijn van voor bevrediging en vreugde, dat de zaken door moeten gaan, en dat de alternatieven utopisch zijn.’’

Grote Weigering

Zoals gezegd, geen opwekkende boodschap. De kritische geest die hier geen genoegen mee neemt, rest slechts de ,,Grote Weigering’’, een radicale afwijzing van de kapitalistisch mal waarin heel het bestaan van de (westerse) mens gevangen zit. Hoe Marcuse die Grote Weigering dan voor zich zag, blijkt vaag, hij besteedt er niet veel woorden aan.

Hij lijkt het vooral bij de kunst te zoeken, de kunst die zich niet heeft laten inlijven. Hij is zich er in ieder geval van bewust dat zijn eigen kritische theorie zelf ook geen radicale verlossing teweeg kan brengen. Hij kan hoogstens hopen dat de vonk overslaat. Het einde van zijn boek is somber, hoop gekwalificeerd met een flinke scheut zwartgalligheid. Hij haalt Walter Benjamin aan, de beschermheilige van de Frankfurter Schule: ,,Alleen vanwege de hopelozen is ons hoop gegeven.’’

Dat klinkt mooi, maar Marcuse’s benauwende cultuurkritiek kan net zo goed tot onvervalste paranoia leiden. Het wereldbeeld van de hedendaagse wappie, waarin het vrije individu existentieel bedreigd en geknecht wordt door een wereldwijd totalitair systeem, dat hem slechts de illusie van vrijheid geeft, komt behoorlijk dicht overeen met het beeld dat Marcuse in De eendimensionale mens schetst.

Wanneer je heel de buitenwereld als totalitair beschouwt en tegelijk om je heen mensen ziet die denken dat ze een fijn en gelukkig leven hebben, is het verleidelijk te denken dat jij en de jouwen de enigen zijn die het wél zien, die de red pill hebben geslikt. De anderen leven in louter vals bewustzijn, ze beseffen maar niet dat ze slaven zijn geworden, sheeple. Tussen de totale uitlevering aan het systeem en Marcuses Grote Weigering zit dan geen enkele ruimte meer. Het is alles of niets.

De kritiek van Marcuse op een maatschappij waarin de mens steeds meer instrumenteel wordt benaderd snijdt tegenwoordig meer hout dan ooit. Net zo het besef dat voor ons geriefelijke leven een reusachtige prijs betaald wordt door ,,verschoppelingen en buitenstaanders’’ en de vernietiging van onze leefwereld.

Herbert Marcuse, 1968 Bettman archive

Maar je kunt wel vraagtekens zetten bij zijn romantische beeld van het ogenschijnlijk vrije, creatieve individu dat volledig van buitenaf gestuurd en gemanipuleerd wordt en zoet gehouden wordt met dingen die hij niet echt nodig heeft. Het is waar, zoals Thijs Lijster in zijn voorwoord schrijft, dat we steeds opnieuw lekker gemaakt worden met weer een nieuw model smartphone, maar hoeveel mensen willen terug naar een wereld waarin de smartphone niet bestaat?

Niemand zal zeggen dat champagne tot onze eerste levensbehoeften hoort, maar dat wil niet zeggen dat het niet lekker wegdrinkt. Wanneer je de verleidingen van het kapitalisme niet erkent, blijft afdoen als vals bewustzijn, louter van buitenaf opgedrongen, wordt het lastig om tot een echt zinnige maatschappijkritiek te komen.

En trouwens, wat gaat de mens eigenlijk doen na de Grote Weigering? Daar geeft Marcuse niet echt antwoord op, hij hint op een Rousseau-achtige idylle van intense vrijheidsbeleving en creativiteit. Hoeveel autoriteit buiten zichzelf zou zo’n vrije mens nog erkennen? Wellicht zou hij zich gretig opnieuw onderwerpen aan een ander systeem?

Misschien hadden Marcuses opstandige fans uit de jaren zestig toch gelijk dat ze zich niet zoveel aantrokken van zijn claustrofobische blik op cultuur en maatschappij, en De eendimensionele mens eerder opvatten als een aansporing dan een aanzegging. De Grote Weigering zou, denk ik, ook moeten gelden voor Marcuses eigen pessimisme. Geen mens ziet zichzelf nu eenmaal als eendimensionaal.

Zeker, dat zijn kritische theorie alsnog de totale omwenteling in gang gaat zetten, lijkt mij een illusie. Maar dat betekent niet dat bewustwording niet kan leiden tot verandering, dat alle alternatieven bij voorbaat ongeldig zijn verklaard.


Lees ook: Zo werkt de psyche van populistisch-rechts