In de week na 7 oktober 2023 belde Tjeerd Ritmeester zijn PvdA-fractiegenoot Murat Karatas. Hij kon er niet meer omheen. Zijn telefoon had hij op speaker gezet, zodat zijn handen vrij waren en hij niet stil hoefde te zitten. Karatas nam op en hoorde de stem van Ritmeester trillen. Waar het op neerkwam: ze moesten het nu echt eens hebben over de olifant in de kamer, het conflict in het Midden-Oosten.
Karatas (44), praktiserend moslim, komt van de straat. Hij groeide als zoon van een Turkse gastarbeider op in volkswijk Woensel-West. Voor de kost bouwt Karatas veranda’s en terrasoverkappingen. Ritmeester (35) is het gestudeerde type: hij onderzocht de invloed van de Arabische lente op het Israëlische buitenlandbeleid, werkte op de Nederlandse ambassade in Tel Aviv en geeft nu advies over internationale betrekkingen. De familie van zijn Joodse grootouders kwam grotendeels om in de Tweede Wereldoorlog.
Hun telefoongesprek duurde dik een uur. Ritmeester vertelde Karatas dat hij fysiek onwel was geworden van de terreuraanslagen van Hamas. Karatas verontschuldigde zich: hij vond dat hij Ritmeester, vanwege diens afkomst, had moeten bellen. En Karatas zei dat ook hij bang was om zich publiekelijk uit te spreken over het conflict. Ze besloten het samen te doen – hoezeer hun meningen ook verschillen.
In gesprek
Alle begin is moeilijk, ondervonden ze. Een maand na de terreuraanslagen van Hamas, begin november, gingen Karatas en Ritmeester in gesprek op een podium bij de TU Eindhoven. Na afloop hing de fiets van een joodse student in een boom, een andere student werd in de bosjes geduwd. Een naaste van Ritmeester vroeg daarna of hij zijn sociale media op privé kon zetten, uit angst voor de reacties. En dat terwijl de raadsleden in dat gesprek bewust zoveel mogelijk bij meningsverschillen waren weggebleven en juist consensus zochten. Dat nam een student uit Bosnië, die daar de burgeroorlog had meegemaakt, hen kwalijk. „Hij vond dat we maar een beetje slap aan het lullen waren”, zegt Karatas, zittend naast Ritmeester op hun fractiekamer in het stadhuis van Eindhoven.
De twee PvdA’ers voelden het afgelopen jaar steeds meer druk om hun mening te verkondigen. „Ik weet dat mensen in mijn omgeving dialoog maar onzin vinden. Ze vinden dat we hierdoor integratieproblemen onvoldoende benoemen en een vergoelijkend sentiment creëren voor radicale opvattingen of juist voor wat er in Gaza gebeurt”, vertelt Ritmeester, terwijl de verontwaardiging op zijn gezicht groeit. „Dan denk ik: ja sorry, maar waar heb je het in godsnaam over? Het gaat er niet om wie het meest gelijk heeft. Het gaat erom dat wij hier in dit land onze mening kunnen geven en met elkaar door één deur kunnen.”
Karatas: „Mensen zeggen steeds vaker tegen mij: Murat, spreek je uit, jij staat toch voor de Palestijnse zaak? Vanuit de islamitische, Turkse achterban, vanuit mijn eigen omgeving en netwerk, mensen thuis tot aan mensen op werk en op straat. En ik voel zelf ook wel dat er zoveel is gebeurd dat ik ook iets luider moet roepen wat ik ervan vind.”
Zijn jullie gesprekken dan ook veranderd?
„Je begint altijd voorzichtig”, zegt Ritmeester. „Maar we kwamen erachter dat als je je gevoel deelt, je ook iets over de inhoud moet zeggen. Dan merk je al, woesh, opeens neemt de spanning toe. Dat is het moment dat je ingrijpt en een tegenvraag stelt: waar komt die emotie nu vandaan?”
Karatas kijkt peinzend. „Ik vind dat wel moeilijk. Want soms als het over de inhoud gaat… dan staan we lijnrecht tegenover elkaar. Als ik uitspreek dat 80 procent van Gaza is platgebombardeerd, er kinderen zijn vermoord en Tjeerd in de verdediging gaat… dan kook ik vanbinnen. Zeg dat je het verschrikkelijk vindt dat er kinderen dood gaan, godverdomme! Dan zegt hij dat ook op een gegeven moment en denk ik: Hè, hè, had dat dan meteen gezegd. Want dat is wat ik van jou nodig heb, die bevestiging.”
Waar Ritmeester op zijn beurt begrip om vraagt, is zijn gevoel bij het woord genocide. „Voor mij is het onbegrijpelijk hoe makkelijk dat wordt gebruikt. Laatst had NRC er een commentaar over [dat de situatie in Gaza veel kenmerken van genocide vertoont]. Prima, dat is de mening van NRC. Maar die laatste alinea, over dat juist een volk dat genocide heeft ondergaan zich daar nu zelf schuldig aan maakt… Omdat mijn familie iets heel ergs is overkomen, moet ik me verantwoorden? Moet ik nóg moreler zijn, nóg beter? En eigenlijk ben ik nog slechter, omdat ik niet geleerd heb van wat daar is gebeurd.”
Ook na de rellen in Amsterdam was er veel discussie over welke woorden daarvoor gebruikt moesten worden. Hoe hebben jullie dat ervaren?
Karatas zucht: „Dan denk je: waar doe je het voor? Als mensen zo tegen elkaar opgezet worden.”
Ritmeester: „Alles wordt opgehangen aan dit conflict. Voor verschillende groepen is het een soort totem voor hun wereldbeeld: of het laat zien hoe de westerse democratie wordt bedreigd door barbaarse moslims en terroristen, of het is tekenend voor hoe het westen nog altijd imperialistisch en koloniaal bezig is. Dat zet de verhoudingen zo ontzettend op scherp. Alle sentimenten die constant herhaald worden, ook na Amsterdam, dragen daar aan bij.
„Welke woorden werden gebruikt leek belangrijker dan dat er iets heftigs gebeurde – dat een groep op basis van afkomst werd opgejaagd in Nederland. Als het zo vaak jodenjacht of pogrom wordt genoemd, gaan mensen dat vanzelf zo ervaren. En als we het over antisemitisme hebben, daar maak ik me echt wel zorgen over, soms mis ik ook reflectie daarover in pro-Palestijnse groepen. Maar na Amsterdam werd antisemitisme gebruikt als stok om mensen te slaan, om een groep mee weg te zetten. Op die manier wordt de kloof tussen Joden en moslims bijna onoverbrugbaar.”
Daarom wil ik ook geen Nederlander meer zijn, ik vind het goed zo. Ik ben een Eindhovenaar.
Karatas: „Zo’n premier, Dick Schoof, kan wel zeggen dat hij er voor alle Nederlanders is… maar na Amsterdam zei hij eigenlijk ook: Murat, jij bent geen Nederlander.”
Omdat hij het over een integratieprobleem had?
Karatas: „Ja, hij sluit mij uit. En nog twee miljoen mensen in Nederland. Daarom wil ik ook geen Nederlander meer zijn, ik vind het goed zo. Ik ben een Eindhovenaar.”
Dat is toch eigenlijk van de gekke, dat een raadslid zich geen Nederlander voelt?
Karatas: „Ja, even gechargeerd. Natuurlijk ben ik Nederlander. Maar als de premier dat zegt, wil ik dat ook voelen. En dat voel ik gewoon niet.
„Met Tjeerd heb ik het weleens over mijn zoon Semih, hij is zestien jaar. Zijn opa heet Hendrik Jansen, zijn vader en moeder zijn in Nederland geboren. Hij is 99 procent Nederlands. Toch krijgt hij nu de vraag die ik na mijn puberteit ook kreeg, waar zijn loyaliteit ligt. Sinds 7 oktober trekt hij zich terug, komt hij alleen met Turkse vrienden thuis en doet hij soms extreme uitspraken over het Midden-Oosten. Blijkbaar voelt hij zich niet meer welkom. Hij is islamitisch opgevoed maar heeft alle keuzevrijheid om te doen wat hij wil en om thuis te komen met wie hij wil. Maar de maatschappij heeft hem zo gevormd dat Semih nog steeds een migrantenkind is, een allochtoon, en eigenlijk geen Nederlander. Wanneer houdt dat op?”
Ritmeester, zoekend naar overeenkomsten: „Met iemand van Marokkaanse afkomst had ik het er laatst over dat Joodse Nederlanders niet altijd beseffen dat zij zich ook nog ergens buitenstaander voelen. Dat zit heel diep.” Binnen zijn eigen partij voelt Ritmeester zich, tot zijn frustratie, ook buitenstaander. „Wij zitten natuurlijk in een linkse partij, en binnen links neigt het gewoon meer naar de Palestina-kant. Uit angst voor de reacties durft links geen duidelijk verhaal te bieden: dat we op links werken aan een Palestijnse staat waar iedereen veilig is en aan de veiligheid van Israël, maar geen oorlogsmisdaden accepteren.”
„Tjeerd, heel simpel”, zegt Karatas, „zolang er geen vrede is voor de Palestijnen, is er geen vrede voor de Joden. Zolang er antisemitisme in Nederland is, zal er ook islamofobie zijn. En zolang er islamofobie is, zal antisemitisme echt niet ophouden. Moslims staan 3-0 achter, maar Joden staan ook nog steeds 1-0 achter. Zolang Tjeerd niet veilig is in Nederland, ben ik niet veilig. En als ik niet veilig ben, is Tjeerd niet veilig.”
Lees ook
Hoe Amsterdam even strijdtoneel werd van de Gaza-oorlog