De Duitse landen: het doolhof in het hart van Europa

Wie de eenwording van Europa wil begrijpen moet zich openstellen voor de culturele en politieke sporen van de Duitse landen. In het hart van Europa werden eeuwenlang verschillende vormen van het Duits gesproken. Overheersing en handel speelden daarbij een rol, maar ook arbeidsmigratie, zoals bij etnische Duitsers die naar het Baltische gebied trokken.

Over de Germanen schreef Tacitus omstreeks het jaar 98 De origine et situ Germanorum. Toen hadden de Romeinen al de slag bij het Teutoburgerwoud verloren. In de vroege middeleeuwen namen allerlei Germaanse stammen tussen Rijn en Elbe de heerschappij van het Romeinse Rijk over en er kwamen volksverhuizingen. Uiteindelijk kenden tal van grondgebieden wisselende bestuurlijke en politieke verbanden, die begonnen in een tijd dat wereldlijke en kerkelijke macht nog niet streng gescheiden waren.

Nabij Nederland is Duitse geschiedenis geschreven in Aken, waar Karel de Grote het Frankische hof en daarmee het Heilige Roomse Rijk vestigde. In de Dom werden bijna zes eeuwen lang Duitse keizers gekroond. De Dom staat op de werelderfgoedlijst van UNESCO die meer dan vijftig Duitse bezienswaardigheden telt. Een website vermeldt acht grote toeristische routes die je langs al dat erfgoed leiden. Zo zijn heel wat tripjes te plannen, ook naar Oostenrijk (twaalf werelderfgoed-fenomenen), Zwitserland (elf) en Hongarije (acht).

Historisch besef

In De Duitse Landen, een lijvig boek van 3 kilogram, vertelt de auteur zowel over de politieke en maatschappelijke ontwikkelingen als over de cultuurhistorische en landschappelijke kenmerken van regio’s die bestuurlijk door Duitstalige vorsten werden geleid. De strijd tussen de Habsburgers en de Hohenzollern ‒ die Pruisen bestierden ‒ evenals allianties met Rusland komen aan bod. Ook hoezeer de Napoleontische oorlogen van belang waren voor het streven naar een verenigd Duitsland wordt belicht. Nationalistisch denken heeft de Europese samenleving in de twintigste eeuw uiteindelijk verwond waarvan talrijke sporen in dit boek te vinden zijn.

Hoezeer de heerschappijgebieden steeds weer verschoven zijn en hoe ze verschillen komt naar voren in de negen hoofdstukken die De Duitse Landen er na een inleidend hoofdstuk aan wijdt. Zo vertelt het hoofdstuk over de culturele eigenheden van de Alamannen bijvoorbeeld over de verfransing van de Elzas en ook over het veeltalige Zwitserland dat door een confederatie in 1291 ontstond en uiteindelijk al in 1848 een bondsstaat werd die 26 kantons kent. De republiek Oostenrijk bestaat overigens pas sinds 1955 en telt negen deelstaten; het herenigde Duitsland heeft sinds 1990 totaal zestien deelstaten.

Luxemburg kent in mindere mate dan Zuid-Tirol een talenstrijd, maar heeft in de loop der eeuwen wel gebieden moeten afstaan, terwijl het deel van Tirol na de Eerste Wereldoorlog aan Italië toekwam. Ook de rijke culturele stad Triëst werd Italiaans, terwijl de stad bijna zes eeuwen onder Oostenrijk-Hongarije viel.

Met het nodige historische besef belicht de auteur hoe door de erfenis van Habsburgse kroonlanden er Duitstaligen leefden in bijvoorbeeld het oude Tsjecho-Slowakije (Sudetenduitsers) en huidig Oekraïne, Polen en Slowakije (Karpatenduitsers). Dat Oekraïne een minderheid kent van circa 33.000 etnische Duitsers vertelt de auteur niet, zoals hij ook verzuimt Nobelprijswinnares Herta Müller te noemen die als etnische Duitse in Banaat, het westelijke Roemenië werd geboren. Onvermeld blijven tevens vermaarde Joodse schrijvers wier levens tot de verbeelding spreken: Paul Celan (Boekovina) en Franz Kafka (Praag). In een boek dat andere grote kunstenaars maar ook mindere namen noemt valt het op.

Op cruciale plekken ontbreekt een uitweiding. Zo vertelt De Boer, voormalig universitair docent geschiedenis van de Universiteit van Amsterdam, wel dat de quadriga op de Brandenburger Tor in 1814 triomfantelijk van Parijs naar Berlijn werd gebracht, maar niet dat Napoleon hem in 1806 roofde en het huidige vierspan niet origineel is. Of hij noemt het protest van hoogleraren in Göttingen tegen een grondwettelijke inperking, maar vermeldt niet dat ook de gebroeders Grimm bij dit zevental hoorden. Ook over het Buddenbrooks-huis valt meer te vertellen dan dat de gebroeders Mann er woonden. En over Sigmund Freud zou je meer willen lezen dan dat hij ‘strak wetenschappelijk te werk wil gaan’. De anekdote zou niet misstaan dat buurman Ferdinand Porsche op de helling van de Berggasse in Wenen zijn automobiel testte en Freud niet tegen de herrie kon.

Benen en armen

Door alle ambities schiet het boek ook tekort, terwijl het als cultuurhistorische gids weer te weinig gedetailleerd is. Enigszins geforceerd en oubollig doen paragrafen over jaargetijdenfolklore aan die enkele hoofdstukken afronden. Een preciezere inhoudsopgave had deze kunnen uitlichten, terwijl de registers uitvoerig zijn. De illustraties en vooral de landkaarten zijn aanschouwelijk, al zijn enkele onderschriften verkeerd.

Betere redactie had de tekst versoepeld en ook los van enkele drukfouten en storende afbreekfouten voor uitglijers kunnen behoeden: ‘Rijke lieden en de keizer namen snel de benen, de armen bleven binnenshuis’, staat er onbedoeld grappig over de pest in Wenen. Storender is dat de boekhandelaar Johann Philipp Palm niet de auteur maar de uitgever van het anti-Franse pamflet was waarvoor hij gefusilleerd werd. En Hašek schreef zijn schelmenroman over de soldaat Schwejk niet in het Duits maar in het Tsjechisch, Anne Frank stierf niet in Auschwitz maar in Bergen-Belsen, het Berlijnse Holocaustmonument bestaat niet uit ‘zwarte grafstenen’, het register vermeldt correct Lutz Seiler (schrijver van onder meer de roman Kruso) maar in de tekst heet hij Uwe Seidler en het n-woord is ongepast bij Nikolaas.

Prettig leesbaar is het boek als de auteur niet al te compact vertelt. Uitgebreid is hij over de streek de Lausitz in Brandenburg en Saksen, waar tweetalige plaatsnaamborden voor de Slavische minderheid de Sorben zijn. Zij vestigden zich daar al in de zesde eeuw, kregen onder wisselende regimes met kerstening en germaniseringsdruk te maken en zagen door de intrede van de bruinkolenbergbouw vooral ten tijde van de DDR dorpen verdwijnen. Dat de Sorben naast ‘theater, folklore en klederdracht’ ook een sterke poëzietraditie hebben voeg ik graag toe.

Duits is de meest gesproken moedertaal in de EU. Geografische, economische, historische verwevenheid en nabijheid hebben meestal een positief effect op de urgentie om een taal te leren; gelet op de geopolitieke verhoudingen zou veel waarde aan de Duitse landen gehecht moeten worden. Daaraan herinnert ook dit boek, dat uitnodigt voor verdieping in een jaar van verkiezingen voor het Europese Parlement, in Oostenrijk en in Duitse deelstaten.