De dollarhaat neemt wereldwijd toe, maar die munt is niet zomaar weg

Steeds meer landen dagen de Amerikaanse hegemonie uit. Maar van de dollar, het symbool van die macht, ben je niet zomaar af, schrijft .


Illustratie Anne van Wieren

Hij denkt er elke nacht aan, zei de Braziliaanse president Lula twee weken geleden tijdens een bezoek aan China: waarom is vrijwel elke buitenlandse transactie die Brazilië doet in dollars? Kan dat niet in zijn eigen valuta?

Brazilië is niet alleen. Het gros van de opkomende en ontwikkelingslanden kan niet om de Amerikaanse munt heen. Hun buitenlandse leningen zijn in dollars, veel contracten voor invoer en uitvoer gaan in dollars. Mochten ze in de problemen komen, dan krijgen ze hulp in dollars, die ook weer moeten worden terugbetaald. Betalingen buiten de grens? 50 procent kans dat die via de dollar gaan. En als je je munt wil wisselen voor een andere munt, zelfs die van je buurland, gaat dat vrijwel altijd via dollars. En, o ja, de meeste grondstoffen? Je raadt het al.

Dat begint wereldwijd te wringen. Nu de machtsverhoudingen in snel tempo aan het verschuiven zijn van het Westen naar de rest van de wereld – met China voorop – begint de dominantie van de Amerikaanse munt archaïsch aan te doen. Maar kom er maar eens van af.

De VS zijn eigenlijk helemaal geen grote handelsnatie. Het Amerikaanse bbp mag dan bijna een kwart zijn van het wereldtotaal, maar de in- en uitvoer zijn maar een negende van de totale wereldhandel. Toch wordt bijna de helft van die wereldhandel afgerekend in dollars. In het internationale betalingsverkeer via banken (met het bankensysteem Swift) heeft de dollar een aandeel van 42 procent. En van de internationale kredieten luidt bijna de helft in dollars.

De dollar was de spil in het naoorlogse mondiale monetaire systeem, en heeft daar nog steeds zijn positie aan te danken – hoewel dat stelsel al begin jaren zeventig instortte, en de rol van de VS en de rest van het Westen in de wereldeconomie langzaam afneemt. Maar een dominante positie als die van de Amerikaanse munt kan hardnekkig zijn. In zakentermen heet dat een ‘installed base’: als iedereen een bepaald product of systeem gebruikt, dan word je daar in wezen de gevangene van en komen rivalen er moeilijk tussen. Denk aan de dominante positie van Microsoft bij de besturingssystemen voor personal computers, die al veertig jaar duurt. Alleen Apple is hier een, veel kleinere, concurrent. De meeste bedrijven kunnen eigenlijk niet om Microsoft heen, ook als dat allang niet meer het beste zou zijn.

Nu begint de dollar op sommige punten wel langzaam terrein te verliezen. Na de inval in Oekraïne werden de meeste Russische banken meteen uit Swift gegooid. En werden de tegoeden van de Russische centrale bank in het Westen bevroren. Dat heeft, samen met het precedent van eerdere Amerikaanse sancties tegen bijvoorbeeld Iran, al mede geleid tot de opkomst van regionale betaalsystemen als alternatief voor Swift, en een gestage daling van de rol van de dollar in de wereldwijde centralebankreserves.

Maar wat is het alternatief voor de dollar? Een eigen wereldmunt? Lula’s Brazilië broedt de laatste tijd op een muntunie samen met buurland Argentinië, waar dan later ook andere Latijns-Amerikaanse landen zich bij kunnen aansluiten. De naam voor de beoogde munt is er al: de sur. Maar de munten van beide Zuid-Amerikaanse landen hebben een lange geschiedenis van inflatie, devaluatie en valutair mismanagement. De kans dat dit project slaagt nadert, net als de Argentijnse wisselkoers, de nul. De muntunie in Europa is wél gelukt, maar de euro heeft na een voorspoedige start in de jaren na 1999 nooit een rivaal van betekenis van de dollar kunnen worden.

Dat is te zien aan de omzetten op de mondiale valutamarkt, waar munten tegen elkaar worden gewisseld. De dollar is daar betrokken bij het leeuwendeel van de transacties. En dat aandeel is vooralsnog stabiel hoog. Maar daaronder broeit het al. Transacties in pond sterling zijn bescheiden, maar stabiel. Yen en euro zijn valuta’s van betekenis, maar nemen langzaam in belang af. Maar heel langzaam begint de Chinese renminbi (ook wel yuan) aan een opmars.

De hier gebruikte data zijn van de Bank voor Internationale Betalingen, en veel effecten van de inval in Oekraïne zullen er pas later in tot uitdrukking komen. Anekdotisch bewijs voor veranderingen is er wel. Hoewel de oliehandel traditioneel in dollars luidt, heeft de boycot van Rusland, en het ontwijken daarvan, geleid tot oliehandel in andere valuta’s. De renminbi speelt nu een rol bij nog geen 5 procent van de wereldwijde in- en uitvoer. Niet veel, maar wel een verdubbeling in een jaar tijd. En Frankrijk, altijd al ambivalent tegenover de Amerikaanse dominantie, liet energiebedrijf Total een contract voor vloeibaar gas afsluiten in renminbi met het Chinese staatsbedrijf CNOOC.

Wordt dit het begin van de opmars van de Chinese munt? Misschien: China’s aandeel in de wereldhandel is een procent of 15, tegenover een aandeel van slechts 11,5 procent voor de VS. Maar een aantal zaken houdt de emancipatie van de renminbi tegen. Kapitaalcontroles verhinderen dat geld vrij China in en uit kan. Dat is een stevige hindernis. De Amerikaanse financiële markt daarentegen is diep, groot en toegankelijk.

En dan is er nog de rechtstaat: hoe veilig is je bezit in renminbi? Eigendom is heilig in de VS en je kunt er naar de rechter om je gelijk te halen. Pas als China dat allemaal eveneens kan garanderen, kan de renminbi écht doorbreken. De rijke particuliere dollarhaters die hun kapitaal veilig willen stallen, maar niet in het Westen, kiezen nu liever voor Singapore of de Golfstaten. Niet voor China. Dat gaat nog even duren – als het ooit gebeurt.