De dokter zit straks gewoon in je achterzak: de digitalisering in de huisartsenzorg neemt rap toe

Digitale huisartsenzorg Tot tevredenheid van veel artsen en patiënten digitaliseert de huisartsenzorg steeds meer. Huisartsendienst Arene werkt al volledig digitaal, met beeldbellende dokters verspreid over het land. Maar er is ook kritiek.

Jan Frans Mutsaerts, een van de oprichters van Arene, in zijn praktijk in Etten-Leur. „Ik deed al veel met digitale toepassingen en dacht: kunnen we dit niet uitbreiden, gezien het enorme huisartsentekort?”
Jan Frans Mutsaerts, een van de oprichters van Arene, in zijn praktijk in Etten-Leur. „Ik deed al veel met digitale toepassingen en dacht: kunnen we dit niet uitbreiden, gezien het enorme huisartsentekort?” Foto Merlin Daleman

Een man die zijn teen heel hard heeft gestoten? Huisarts Paula van Bergen bekijkt via haar videoverbinding of de teen nog recht staat en nog kan bewegen. Zo ja, dan is er niets ernstigs aan de hand: „Hoeven we verder niks mee.”

Een „jonge meid van 17” met heftige menstruatie, die erg vermoeid is en duizeligheidsklachten heeft? Toch maar even de bloeddruk laten controleren, voor de zekerheid.

Van Bergen is huisarts in Leiden. Ze zit tijdens haar dienst gewoon thuis, achter haar beeldscherm, op haar eigen bureaustoel. Ze mailt, telefoneert of beeldbelt met patiënten.

Van Bergen werkt voor de digitale huisartsenpraktijk Arene, officieel gevestigd in het Noord-Brabantse Etten-Leur. Maar een fysieke praktijk heeft Arene daar niet. Alle 25 huisartsen zitten verspreid over Nederland, een enkeling zit in het buitenland – eentje is zelfs op reis in Azië en draait onderweg een aantal uur per week een dienst.

Patiënten van Arene melden zich online als ze hulp nodig hebben en krijgen dan contact met een van Arenes huisartsen. Ze kunnen zelf een tijd inplannen, een voorkeur voor een arts opgeven kan ook. Zo’n 80 tot 85 procent van alle zorgvragen wordt digitaal afgehandeld. In de andere gevallen wordt iemand doorverwezen naar een fysieke huisartsenpraktijk in de buurt van de patiënt – eentje die samenwerkt met Arene.

Het grootste deel van de patiënten wordt dus niet fysiek gezien, maar meestal hoeft dat ook niet, zegt Van Bergen. „Neem een pijnlijke enkel na een valpartij. Dan vraag ik die even te laten zien voor het scherm en vraag ik: ‘Kun je dit nog, kun je dat nog?’ Ik hoef die enkel niet per se aan te raken. En als ik iets niet goed kan zien of ik twijfel, dan laat ik iemand lichamelijk onderzoeken bij een huisarts in de buurt.” De kans op een verkeerde diagnose wordt er niet groter door, zegt Van Bergen: „Het blijft altijd een risico-inschatting. Maar dat heb je in een praktijk ook.”

Ze heeft online gemiddeld twintig minuten voor een patiënt, meer dan de tien minuten-afspraak in een fysieke praktijk. Voldoende tijd om zich voor te stellen, om uit te leggen hoe Arene werkt en om een diagnose te stellen.

Van Bergen (51) runde jarenlang een eigen praktijk in een gezondheidscentrum in Zoeterwoude, vlak bij Leiden. Ze was ook eigenaar van het gebouw waar onder anderen ook een fysiotherapeut, een logopedist en een diëtist werkten. Het zorgde voor veel werk, veel druk, veel stress. Zit er maandag wel iemand aan de telefoon? Hoeveel administratie moet ik nog wegwerken? Heb ik weer een avonddienst? En dan het geregel. „Als ik mijn hoofd om de hoek van de deur stak, wilde iedereen gelijk iets van me.”

Ze stopte vorig jaar mei en vond gelukkig opvolgers. „Ik wilde vrijheid, flexibel zijn, meer vanuit huis werken. Ik kan mijn spreekuur om 11 uur laten beginnen. Ik kan ’s middags wat langer door als dat nodig is. Ik kan heel rustig mijn werk doen, word niet gestoord en hoef mijn kamer niet meer uit. Heerlijk.” Ze werkt nu wekelijks 25 tot 30 uur voor Arene. Slechts drie tot vier patiënten per week worden doorverwezen. „Ik ben streng, want ik wil mijn collega’s niet belasten. Ik kijk er heel secuur naar.”

Tekort aan huisartsen

Arene komt niet uit de lucht vallen. Het aantal huisartsen in Nederland neemt weliswaar langzaam toe (van 12.766 in 2019 tot 13.492 in 2022, aldus cijfers van het Capaciteitsorgaan dat het kabinet adviseert over de benodigde opleidingsplekken), maar er is ook een relatieve snelle uitstroom; de komende tien jaar stopt bijna 30 procent. Dat komt vooral door pensionering, maar ook doordat een deel van de huisartsen al eerder het vak verlaat. Huisartsen met een eigen praktijk hebben steeds meer moeite een opvolger te vinden. Ook willen jongere huisartsen vaker parttime werken. Het aantal opleidingsplaatsen is de afgelopen jaren verhoogd, maar de interesse in de opleiding neemt juist af: lang niet alle plekken worden opgevuld. Desondanks besloot het kabinet dinsdag het aantal opleidingsplekken de komende jaren stapsgewijs opnieuw uit te breiden, van 850 nu tot 1.035 in 2026.

Tegelijkertijd neemt de vraag naar huisartsenzorg toe – door vergrijzing, verplaatsing van zorg vanuit het ziekenhuis naar de huisarts, en de breedgedragen wens voor ‘meer tijd voor de patiënt’. „De huisartsenzorg staat op dit moment al onder hoge druk en die druk zal de komende jaren toenemen”, schreef minister Kuipers (Zorg, D66) vorige maand in een brief aan de Tweede Kamer.

Kuipers is dan ook voorstander van verdere digitalisering. Hij noemde dit vorig jaar tijdens een groot congres over digitale zorg „cruciaal”. „Als we het niet doen, raken we steeds verder achterop.” Na het congres schreef hij op LinkedIn: „Uitgangspunt is: zelf als het kan, thuis als het kan, digitaal als het kan.”

Lees ook: De ‘digitale dokter’ belt niet terug: hoe Quin Dokters onrust veroorzaakt bij patiënten

Jan Frans Mutsaerts was een van de vier oprichters van Arene, juist met dat huisartsentekort in zijn achterhoofd. Mutsaerts heeft een eigen praktijk in Etten-Leur en „deed al veel met digitale toepassingen”. „Ik dacht: kunnen we dit niet uitbreiden als je weet dat er gebieden zijn waar het huisartsentekort enorm is?”

„Veel huisartsen proberen het eerst zelf een beetje op te lossen en dat gaat dan net, totdat twee of drie huisartsen zeggen: wij gaan met pensioen, en dan blijkt dat er geen opvolger is”, zegt Tom Kliphuis, directeur bij Arene. Kliphuis is oud-bestuursvoorzitter van zorgverzekeraar VGZ en van Nationale Nederlanden.

Op 1 september 2021 schreef Arene de eerste patiënt in. In het begin trok de digitale praktijk veel arbeidsmigranten in West-Brabant, die geen huisarts hadden, later volgden zo’n 25.000 Oekraïners. Inmiddels zijn ook zo’n 10.000 Nederlanders klant van Arene, onder wie bijvoorbeeld mensen die na hun verhuizing geen huisarts kunnen vinden of in een nieuwbouwwijk zonder dokter zijn gaan wonen.

Digitale initiatieven zijn onontbeerlijk om het huisartsentekort te helpen oplossen en om de werkdruk te verminderen, vinden Mutsaerts en Kliphuis. Dat kunnen medische apps zijn (spreekuur.nl, mijnhuisartsonline) waarmee je een afspraak kunt maken, de huisarts kunt mailen, een herhaalrecept kunt bestellen en je medisch dossier kunt inzien, maar ook een digitale praktijk zoals Arene. Volgens brancheorganisaties als het Nederlandse Huisartsen Genootschap (NHG) en de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) sluit digitalisering aan bij de wens van patiënten zelf, schreven ze in hun Visie digitalisering huisartsenzorg 2019-2022: „De nieuwe patiënt is ‘well-informed’ en snel, en verwacht dat ook van degenen die hem of haar behandelen of begeleiden. Digitalisering kan, mits goed toegepast, de huisartsenzorg faciliteren.” De Patiëntenfederatie Nederland vindt zelfs dat mensen „het recht” hebben op digitale zorg als ze dat willen. „Wij zijn voorstander van een structurele inbedding van digitale zorg. Niet een beetje beeldbellen of op sommige plekken pilots die niet landelijk opschalen”, schrijft de organisatie op haar website.

ChatGPT

Huisarts Vladan Ilic van de praktijk Westerdokters in Amsterdam heeft al langer een grotendeels digitale praktijk – hij mailt, sms’t, beeldbelt en chat de hele dag. Voor de coronapandemie behandelde Ilic zo’n 30 procent van zijn patiënten digitaal, tijdens corona liep dat op tot zo’n 85 procent – en dat is het nog steeds. „Er is geen enkele reden dat terug te draaien”, zegt hij. Het helpt hem in de strijd tegen personeelstekort („Wij hebben geen doktersassistenten meer”), is efficiënter („Je hebt meer tijd voor patiënten die het echt nodig hebben”) en veel patiënten willen het ook („De zorgsector is erg conservatief, maar veel patiënten zijn er allang klaar voor”). Westerdokters staat model voor de coöperatie Flexdokters, waarin ruim twintig ‘digitale’ praktijken samenwerken.

Bij de praktijk van Ilic zijn altijd een ‘fysieke’ dokter en een ‘online’ dokter aanwezig. Ilic zoekt altijd weer nieuwe manieren om te automatiseren.

Sinds kort kunnen patiënten ook chatten met de praktijk. De patiënt omschrijft zijn gezondheidsprobleem in de chat en heeft volgens Ilic binnen drie minuten chatcontact met een huisarts. Dan kan worden gekeken wat verder nodig is. De praktijk van Ilic begint binnenkort ook met ChatGPT – die vat dan de chatboodschap van de patiënt samen voor de dokter, zodat die alleen nog hoeft te bedenken welke vorm van contact de patiënt nodig heeft.

Digitalisering maakt de relatie tussen patiënt en huisarts niet wezenlijk anders dan vroeger, zegt de Amsterdamse huisarts. „Wij zijn gewoon een ouderwetse praktijk, maar in een modern jasje. Wij zijn er altijd voor je, maar we zitten nu in je achterzak, in je telefoon.”

Die ontwikkeling is niet tegen te houden, denkt Ilic. „De vaste huisarts om de hoek bestaat allang niet meer.” Zo denkt Tom Kliphuis van Arene er ook over: „Veel huisartsen denken: deze 2.500 patiënten zijn van mij en daar mag je niet aankomen – ze houden erg vast aan dat idee. Maar hoe vaak zie je als patiënt je huisarts eigenlijk echt? Vaak is er een waarnemer, of een huisarts-in-opleiding, of je huisarts is op vakantie. En na vijf uur ’s middags moet je sowieso naar de huisartsenpost.”

Jochen Cals, huisarts in Sittard en hoogleraar effectieve diagnostiek in de huisartsgeneeskunde aan de Universiteit Maastricht, publiceerde onlangs een onderzoek over digitale-huisarts-initiatieven met als conclusie: er is geen bewijs dat die de werkdruk, personeelstekorten of kosten verminderen. „Het geloof in de digitale huisartsenzorg is groter dan het bewijs. Het wordt overschat”, zegt Cals, die spreekt over „de digitale lobby die hard op de tam-tam slaat”. Zo werkt digitalisering vaak laagdrempelig: mensen nemen sneller contact op met hun huisarts, zodat die het weer drukker krijgt. „Aanbod schept vraag. Met één druk op de knop stuur je een berichtje naar je huisarts.” Ook sluit je mensen uit, zegt Cals, bijvoorbeeld laaggeletterden of ouderen die dit lastig vinden.

‘Mensen willen arts in de buurt’

Deze digitale initiatieven beschouwt hij niet als volwaardige huisartsenzorg, behalve voor kleine, specifieke doelgroepen als Oekraïners; hij ziet het meer als „service”, doordat je zelf afspraken kunt inplannen en herhaalrecepten kunt bestellen. „Maar dat komt boven op de vaste relatie die je met je huisarts hebt. De meeste mensen willen toch gewoon een huisarts in de buurt, iemand die ze kennen.”

De digitalisering gaat dan ook niet de hele huisartsenzorg veranderen, meent Cals. „En dat hoeft ook niet als de administratieve lasten en regelgeving afnemen en huisartsen dus meer patiënten kunnen zien. Dan is het nog maar de vraag of er een huisartsentekort zal zijn.”

Toch zijn veel patiënten juist „verrassend positief” over de digitale dokter, merkt huisarts Paula van Bergen. „Met name 60-plussers denken eerst: wat moet ik met zo’n telefonische dokter? Ze zijn huiverig voor het digitale, weten niet wat ze kunnen verwachten.” Als Van Bergen dan in beeld komt, zijn ze „aangenaam verrast”, zegt ze. „Dan zeggen ze: ‘Je bent eigenlijk best aardig. En ik kan alles aan je vragen.’ En dat klopt natuurlijk. We kunnen alles, we doen alles, we kunnen je alleen niet aanraken.”