Dacia-rijders van het eerste uur verachtten modes. Lelijkheid was geen bezwaar. Ze zochten praktisch en goedkoop vervoer. Met die spartaanse geest wist de Roemeense toko raad. Het voorzieningenniveau aan boord was nul en zelfs toen Dacia als budget-outlet van Renault voorzichtig populair werd, bleef het een gezonde portie klunzigheid in de ontwerpen mixen. Je zag dat Dacia’s een andere cultuur vertegenwoordigden, de hier door brede welvaart platgewalste geest van antimateriële nuchterheid. De eerste post-communistische modellen werden vluchtheuvels voor verweesde Eend- en Lada-rijders. Die zullen naar iets anders moeten omzien. Met de nieuwe Duster zou Dacia designprijzen kunnen winnen. De strak horizontale, zich bij de uiteinden vertakkende dubbele led-streep op de neus doet aan Volvo’s denken. De volumineuze wielkasten, bij dit model tot dusver een geslaagde persiflage op het suv-theater, zijn nu de ironie voorbij. Net als de gespierd gewelfde motorkap met de fiere hoogte van een echte terreinwagen. Hij heeft nog vierwielaandrijving ook.
De Duster kan verbluffend veel gewonemerkendingen. Bij het instappen speelt hij een begroetingstune zoals je die van Koreanen kent. Hij projecteert hoesjes van Spotify-albums op een beeldscherm. Ik zie luidsprekertjes in de A-stijlen. Hij heeft Apple Carplay, een draadloos laadplateau voor smartphones, bedieningsknopjes op het stuur. De ontwerpers maken stoute grapjes in de stijl van Jeep en Fiat. Over de zijkant van de voorruit rijdt het silhouet van een autootje. Easter eggs noemen ze bij echte merken deze kolder en het is een bittere gewaarwording dit lolbroekvirusje het Dustertje te zien besmetten.
De beeldcultuur stapt met zevenmijlslaarzen zijn pauperwereld binnen. DUSTER in dikke letters op het dashboard, het merklogo prominent op de stoelen. Marktconforme veiligheidssystemen verdrijven de pre-digitale vrede die bij Dacia ooit zo gewoon was. Goddank zijn ze even makkelijk uitschakelbaar als bij Renaults. Hij doet zelfs duurzaam. Op een plastic sierplaat in het voorscherm staat een recyclingsymbool met in het hart ‘20 procent’, vermoedelijk het percentage gerecycled of recyclebaar materiaal. Je kunt er moeilijk tegen zijn, maar de Duster moet zich niet gaan gedragen als zo’n blijmoedig vrome duurzaamheidscommercial met een nauwgezet berekende figurantenmix van kleuren, genders en beperkingen. Uiteindelijk geloof je niets en niemand meer.
Ik ben haast opgelucht over de abrupt aangrijpende koppeling. Je hoort het niet cadeau te krijgen in een Dacia. Leuk aan dit merk waren de dingen die kapot konden. Bekerhouders aan de passagierskant van de middentunnel waar het klepje van het dashboardkastje botweg tegenaan knalt zijn voor daciaanse masochisten ouderwets genieten. De botsende objecten zien eruit alsof ze zo uit elkaar kunnen vallen, net als het uitklaplampje aan de binnenkant van de kofferklep. Klasse!
Foto’s: Merlijn Doomernik
Gezinslijden
Heerlijk instabiel is het houdertje voor games op de rechterhoofdsteun. Daar zie je de Roemenen snappen dat dit nooit een budget-Land Rover mag worden. Daar toont zich hun respect voor het sm-gehalte van de eerste Dacianen, die gebreken koesterden als verdiende straf voor hun vrekkigheid. Anderzijds verschaft Dacia de familiemens ruim genoegdoening voor het gezinslijden. Hij is ontroerend praktisch. Aan de rechterkant van de middenconsole zit een voor kampeerders superhandig lees- of zoeklampje in een magistraal kwetsbaar houdertje.
Hij rijdt charmant, al zijn de overbrengingsverhoudingen van de zesbak wennen. Voor bochten die je met andere auto’s in twee zou nemen schaal je hier snel naar drie op. Onbetaalbaar knus vind ik de klein uitgevallen voorruit die je het romantische gevoel geeft in een oldtimer onderweg te zijn. Dat geluk compenseert de pijn van het beroerde uitzicht schuin naar achteren. Hij is ruim, met 1 op 17 best zuinig, hij is lollig. Topding.
Toch heb ik zorgen over hem. Niet zozeer omdat er te weinig rammelt, hij kraakt verrukkelijk hartstochtelijk, des te meer over de prijzen. De testauto kruipt met 37.390 euro richting 40 mille. Jezus. In 2018 kostte een vierwielaangedreven test-Duster met 125 pk benzinemotor en airco 25. Zijn rauwe pauperonschuld is het Dustertje voor altijd kwijt. En dan gaan mensen denken; poeh, 37, daar rijd ik ook elektrisch voor. Laat het voeden van die twijfel met een gerust hart aan de Koreanen over. Die komen straks voor minder geld met grappig onbeholpen stekker-kleintjes. De opgeklommen nazaten uit Dacia-milieus zullen ze verwelkomen als onbesmet alternatief voor de verfoeide Tesla’s van de Trump-fanboy uit Californië. Over het Dustertje hoor je dan niemand meer. Want dat is er voor de lol, en mode maakt kwetsbaar.