Het is gek als je opeens geen kleur meer ziet. Als je iets heel heftigs meemaakt en je brein plots een zwart-witfilter over je netvlies legt. Als je op de bank zit, één hoopje ellende, niet meer weet wat je met jezelf aan moet, je vrouw niet alleen voor de tieners maar ook voor jou moet zorgen, en je in je woonkamer alleen nog maar zwart, wit en grijs kunt ontwaren. En het is net zo gek als die kleur opeens weer terugkomt. Als je in het park loopt, meer dan een jaar na het voorval, eindelijk weer een keertje naar buiten durft, naar een mannetjeseend kijkt en… hé! Groen! Bruin!
In zijn appartement in een nieuwbouwflat in Heerhugowaard heeft Ted Boeree (74) een eigen werkkamertje ingericht. „We noemen het zijn schildershok”, zegt zijn vrouw Paula. Kwasten, glitters, verftubes – alles netjes geordend, zodat-ie meteen aan de slag kan. Niet zomaar verftubes, maar de felste kleuren oranje, blauw, gifgroen en paars. Liefst allemaal tegelijk op één doek. „Toen ik weer kleur kon zien dacht ik: doe dan maar álle kleuren.”
Je kunt je niet voorstellen wat één gebeurtenis, één kwartiertje in een mensenleven, allemaal in je hoofd teweegbrengt. Hoe dat ene voorval zich verstopt in je gedachten, bijna vergeten. En er hoeft maar een nieuwsflard langs te komen – ‘NS-medewerker mishandeld in trein’ – en je ruikt alweer de vloer van coupé waarop je als conducteur bijna veertig jaar geleden lag te creperen terwijl een doorgesnoven knul op je intrapt. ‘Nou ben je bang hè. Maar het is te laat, je gaat eraan!’
Terwijl Paula tompoucen opdient en plaatsneemt op de bank, vertelt Ted Boeree aan de eettafel over het ongeluk dat zijn leven heeft gevormd.
Ongeluk?
Nee, noem het geen ongeluk, die maandagavond in september ’87. En ook geen incident. Een schandalige mishandeling, dat was het. Waardoor je jarenlang in de shit moet zitten en na zoveel jaar aan je eigen eettafel alsnog vol kunt schieten. Met een glimlach: „Nou, leuk, zo’n interview.”
Rijstevlaai
Op 20 april stonden de treinen overal in Nederland drie minuten stil. Om half elf ’s avonds, het moment dat een vrouwelijke conducteur in de trein tussen Delft en Den Haag HS een week eerder zou zijn geslagen en getrapt door een groep jongens. „Het zoveelste incident in een schrikbarend patroon”, volgens de directeur van de NS. In 2023 ging het om meer dan duizend agressiemeldingen. Hoe een medewerker daarmee omgaat is voor iedereen anders. Maar sommigen lopen een leven lang rond met de psychische gevolgen.
Boeree kon er na het nieuws over de mishandeling een nacht slecht van slapen. Naar aanleiding van zijn eigen mishandeling heeft hij in 1991 Vangrail opgericht, een steungroep binnen NS voor en door medewerkers. Sindsdien hangen in de bedrijfskantines op de NS-stations posters met het Vangrail-logo, een wit poppetje dat je met open armen ontvangt, en namen en telefoonnummers van collega’s om te bellen als je zoiets meemaakt.
Zijn boek Kracht, een bundeling van ervaringsverhalen van treinmedewerkers, is 200.000 keer uitgedeeld op scholen, internaten, jeugdgevangenissen, met als doel het probleem van geweld in de trein bespreekbaar te maken. Wijzend naar de auteursfoto: „Best een knappe vent toch?”
Boeree is van de grapjes en de geintjes. Een vrolijke man. Iemand die het goede in de mens ziet en liefst met iedereen een praatje maakt. Daarom veerde hij op toen hij in de krant de vacature zag voor een baan op het spoor. Boeree werkte op dat moment in een papierfabriek. Betaalde prima, maar hij miste de gezelligheid.
Het werk was wat hij ervan hoopte. ’s Ochtends je dienstkaartje pakken om te zien waar je die dag heen mag. Zandvoort! Leuke personeelsfeesten– „een familiegevoel” – en op de trein babbelen met passagiers en collega’s terwijl je met een paar ‘slagen’ – een paar keer overstappen – van Hoorn naar Den Haag naar Deventer reist, en op het station van Maastricht nog even een rijstevlaai haalt. „Vonden de jongens heerlijk.”
Het was de tijd van de moderniseringen op het spoor, van de grootschalige vervanging van verouderd spoor- en treinmaterieel, wat NS tot een volwaardige dienst voor de massa moest maken. Er kwamen nieuwe, frequentere dienstregelingen. Nieuwe stations, nieuwe lijnen van en naar opkomende steden. Treinen naar Schiphol, Almere, Lelystad, Rhenen. Voor het eerst reden er van en naar Amsterdam dubbeldekkers en sprinters.
Het aantal reizigers nam toe waardoor het passagiersbestand steeds diverser werd. Toen Boeree zelf jong was, ging-ie nooit met de trein. „Te duur.” Maar nu zag hij als conducteur alle lagen uit de samenleving langskomen. Forenzen, uitgaansvolk, jongeren. Reuzegezellig was dat. Waar gaan jullie vandaag heen? Leuke avond gehad? En als er dan een stel zat te ruziën, dan zei je daar wat van. Of je deed het af met een grapje. Joh, doe eens wat aardiger tegen je vriendin, ze is zo lief.
Er kwakte ook weleens een fluim op je jasje, dat was de andere kant. Hoorde erbij, werd gezegd in de bedrijfskantine. Stuurde je het bonnetje voor de stomerij op naar het hoofdkantoor en deed je er verder niet moeilijk over. En ja, er zongen ook af en toe verhalen rond van conducteurs die een mep hadden gekregen. Vooral ’s avonds en in het weekend kon zo’n trein best onveilig voelen. Grote groepen, met drank op. Maar het daar echt over hebben?
Inmiddels vindt Boeree praten over zijn mishandeling niet moeilijk meer. Hij draait het verhaal af alsof het over iemand anders gaat. Drukke trein. Jongen en meisje. Geen kaartje. Mes tegen z’n keel. Omkeren. Weglopen. Trap tegen buik, borst, rug, knieën. Op de grond. Niemand die wat doet. Aankomst op Zaandam. Stekende bewegingen. Bij de keel gegrepen. Warboel. Emotie. Politie erbij. En toen hij nog op het bureau zat, liepen zij plots alweer naar buiten. „Dat vond ik zó gek.”
Drie maanden cel
Boeree, die liefst zou willen dat elke zwartrijder van wie de moeder ‘plots is overleden’ de waarheid spreekt, wilde niet erkennen dat hém dit was overkomen. De dag na de mishandeling, belde hij in paniek de politie op. ‘Het is niet zo, het is niet gebeurd’. ‘Jawel hoor’, zei de politie kalmpjes. ‘We hebben getuigen.’
Tweeëneenhalf jaar zat hij thuis. Boos, leeg, op. Wantrouwig vooral, tegenover vreemden op straat, tegenover de psychiater die hem diagnosticeerde met posttraumatische stressstoornis (PTSS) en hem pillen aanbood. Tegenover justitie, die de dader na aftrek van voorarrest „slechts” drie maanden cel oplegde, omdat hij per brief spijt had betuigd. En zelfs tegenover z’n vrouw, die niet eens een arm om hem heen mocht slaan – ‘niet áán me zitten’. In zijn dromen, als hij al in slaap kwam, na de sloten in zijn huis wel drie keer gecontroleerd te hebben, bleef de mishandeling zich herhalen. Lag hij weer op die coupévloer, voelde hij de handen van de dader om zijn keel.
Daarna probeerde hij langzaam de draad op te pakken. Kaartjesautomaten op de stations schoonmaken, stelde een manager bij NS voor. Ben je weer een beetje onder de mensen. En daarna weer de eerste voorzichtige stappen als conducteur in de trein. Maar het was niet meer hetzelfde. Oog in oog met een coupé vol reizigers, voelde voor hem als een coupé vol potentiële geweldplegers. Want leek zijn dader niet ook een normale, redelijke knul, een knappe kerel met goed gebit?
Toen drie weken na zijn rentree op het station van Castricum rellen uitbraken en een steen links de trein invloog en rechts er weer uit, hield Boeree, 41 jaar, het voor gezien en stopte hij als conducteur. Hij was het vertrouwen kwijt. In iedereen om zich heen en in zichzelf. Een „kwetsbaarheid” waar hij nooit helemáál vanaf is gekomen.
Om er weer bovenop te komen stortte hij zich op Vangrail. Door heel Nederland sprak hij met collega’s die iets hadden meegemaakt. Hij was niet de enige die al jaren rondliep met de psychische gevolgen van een agressie-incident. Velen wuifden het weg, net als hij had gedaan. Of ze zeiden: Je doet er toch niks aan. Boeree vroeg dan: Heb je wel eens met je leidinggevende gesproken? Mag je je zorgen wel uiten? Daar was bij de Spoorwegen nog wel een wereld te winnen, merkte hij. „Mensen onderschatten het. Maar het is niet gewoon. En je moet het ook niet gewoon gaan vinden.”
Van de NS-directie kreeg hij carte blanche. Voorlichting, agressietrainingen, posters, themadagen, begrotingen, alles mocht-ie doen. En dat deed hij ook. „70 tot 80 uur per week”, zegt Paula vanaf de bank. „Jaaa, ik wílde dat Vangrail er zou komen”, zegt Boeree. „Alles, alles, alles wat ik in me had, heb ik er in gestoken.”
Vangrail groeide en op een goed moment bezochten voorlichters jaarlijks 250 scholen om duizenden jongeren te vertellen over de impact van geweld. Plakboeken vol met briefjes en kaartjes heeft hij eraan overgehouden. ‘Lieve Ted, ik heb er veel aan gehad.’ ‘Dankjewel.’ ‘We hopen je weer te zien.’
Drie weken geleden nog: kreeg hij een trein-kwartet cadeau van iemand die twintig jaar geleden van hem voorlichting had gehad .
Met al die bevestiging kreeg hij het vertrouwen terug in de mens: je mag er zijn.
Boeree heeft er een lintje aan overgehouden. Het doosje ligt op tafel. April 1996, stonden ze hem op te wachten op het perron.
„Ridder in de Orde van Oranje. Hoeveelste graad ook alweer, Paula?”
Vanaf de bank: „Vijfde.”
Pepperspray
Al dat werk, je hoopt dat het binnenkomt, dat je wat kunt bereiken. Deels is dat gelukt. De bewustwording over geweld in de trein is gegroeid. Het is bespreekbaar en daar is hij trots op. Maar of je daarmee ook bijdraagt aan de oplossing? „Ik weet nog dat ik halverwege m’n verhaal bij Den Heyacker, ook zo’n internaat, dacht: nou kan je beter stoppen. Die kinderen reageerden zo mat, die keken nergens van op. Criminele ouders, geweld op straat, zelf mishandeld. En dan denk je: daar is niks meer aan te doen, hoe moet je zo iemand nog bereiken?”
Hij besefte: je kunt voorlichten wat je wilt, maar de samenleving verhardt en dat is niet zomaar op te lossen. Reizigers zijn ongeduldiger. Er hoeft maar iets te gebeuren met vertraging en er klinkt gemopper. Was altijd al. „Maar vroeger, met grote vertragingen, kon je het uitleggen. Ik vind het ook vervelend mevrouw, ik kom zelf ook later thuis… Nu is het: ‘jullie hebben al-tijd vertraging! En ik weet wel dat je voor de NS werkt, droplul, maar ik wil naar huis!’.”
De gezichten in de coupé staan anders dan in de jaren 80. Naar hun telefoon gericht. Een praatje? Liever niet. Tel daar alle stress bij op. „Er zitten mensen in zo’n coupé die een oorlog zijn ontvlucht. Mensen zonder huis en zonder baan, jongeren in veel te grote klassen.” Dat is ook nog zoiets, zegt Boeree, het personeelstekort. Niet alleen in de trein, maar overal. „Waar zijn al die mensen gebleven, vraag ik me wel eens af.”
Ted Boeree is geen donquichot. Opboksen tegen de grote veranderingen in de maatschappij, daar is niet aan te beginnen. Ook niet, denkt hij, als je conducteurs met wapenstok, pepperspray of taser op pad stuurt, zoals je telkens hoort nadat zo’n geweldsincident in de trein weer de landelijke aandacht krijgt. Geweld met geweld bestrijden, daar is hij geen voorstander van. „Wat nemen die jongens dan wel niet mee? Een nóg groter mes?”
Hij weet ook de oplossing niet. Maar hij laat er ook zijn dag niet meer door verpesten. Hij is 74 en wil nog even genieten. Met een gratis eersteklaskaart – Paula: „voor het leven!” – naar Perpignan, Zuid-Frankrijk, om zijn kleindochter te zien schitteren als operazangeres. „Zo’n stem!” Zijn andere kleindochter, die in buurt woont en van wie hij elke week geniet. En schilderen, nog altijd. Al heeft hij sinds kort een nieuwe stijl. Zachtere tinten, en ook zwart-wit, de kleuren waar hij ooit mee begon.
Een tijdje geleden heeft hij alle plakboeken met brieven weggedaan. En ook de verzameling eendenbeeldjes is de deur uit. „Hoefde niet eens van mij”, zegt Paula.