De coup van Alt-Finance: wie financierde de Brexit-campagne?

Recensie

Economierecensie De Brexit was een coup van Britse durfkapitalisten die EU-regels beu waren en droomden van een libertair eilandregime met kleine overheid. Aldus de marxistische Franse auteurs van Geldschieters.

Wolkenkrabbers van de Londense City, het financiële centrum van de Britse hoofdstad, bij zonsopgang.
Wolkenkrabbers van de Londense City, het financiële centrum van de Britse hoofdstad, bij zonsopgang. Foto Reuters

Over het rechtse populisme dat de laatste jaren oprukt in de westerse politiek worden vaak twee vragen gesteld. De eerste is: wat willen die populisten eigenlijk? Welk ongenoegen delen gele hesjes, boze boeren, demonstranten tegen coronabeperkingen en Eurosceptici, en waar willen ze heen? Een eenduidig beeld ontbreekt.

De tweede vraag luidt: hoe kan het dat die bonte verzameling populistische bewegingen in 2016, met de Britse Brexit en Trumps Amerikaanse presidentschap, twee cruciale electorale zeges wist te boeken? Was er een hoofdrol voor Russische internettrollen of andere data-experts, die twijfelende Britse en Amerikaanse kiezers handig bestookten via sociale media? Of maakten de gedoodverfde winnaars – de Clintons en de Camerons – er tijdens de campagne een potje van? Ook dat debat is zeven jaar later nog gaande.

In hun boek Geldschieters kiezen de auteurs een verfrissende andere insteek. Ze gaan op zoek naar de financiers van de Brexit-campagne. Wie waren zij, en welke politiek-economische ideeën hadden zij? De verdienste van de twee Franse sociologen die dit onderzochten, Marlène Benquet (Université Paris Dauphine) en Théo Bourgeron (University College Dublin), is dat ze inzichtelijk maken dat de Londense City in 2016 veel anti-Europeser was dan menigeen toen vermoedde.

De meeste traditionele financiële instellingen in dit Britse financiële hart – bankiers, verzekeraars, accountants – gaven voorjaar 2016 aan voor Remain te zijn; ze wilden in de EU blijven. Dat moest de toegang tot Europese markten en de afwikkeling van eurotransacties voor Londen behouden. Een kleine groep zeer rijke financiële ondernemers, vooral actief in private equity, vastgoed en hedgefondsen, dacht hier anders over. Zij schonken ruimhartig aan de campagnes van Vote Leave, de anti-Europese Conservatieven, geleid door Boris Johnson en zijn strateeg Dominic Cummings, en Leave.EU van de populistische UKIP-voorman Nigel Farage.

De auteurs bekeken de 33 miljoen pond aan donaties die in de eerste helft van 2016 naar de kassen van Remain en Leave gingen. Het meeste ging naar Leave: bijna 18 miljoen. Daarvan kwam ruim 10,5 miljoen uit de City, ontdekten ze, bijna twee derde van wat de Londense financiële wereld als geheel doneerde. Traditionele industrie financierde goeddeels het pro-Europese kamp.

De kopstukken van Alt-Finance – zoals de auteurs de geldschieters van Brexit aanduiden, analoog aan de populisten van Alt-Right – waren minder in de media dan de traditionele bankwereld. Wel maakten ze in interviews en opiniestukken duidelijk meer „bewegingsvrijheid” te willen. Ze klaagden na de kredietcrisis van 2008 vooral over strengere bancaire regels vanuit Brussel, dat „een brute aanval op de hedgefondsen had ontketend”. Vertrek uit de EU zou leiden tot „monetaire soevereiniteit” en vooral lagere belastingen. Dat doet denken aan libertaire ideeën die ook in Silicon Valley opgang maakten: hoe minder overheid, hoe beter. Sommige Amerikaanse techondernemers bepleitten ten tijde van de Brexit Californië van de VS af te scheiden.

Politiek accumulatieregime

Nadat de Britten voor uittreding hadden gekozen, begonnen lange onderhandelingen met Brussel. De traditionele banksector en premier May wilden een zachte Brexit, Alt-Finance en Johnson een harde. May moest afreden, Johnson kwam, en uiteindelijk werd een ingewikkeld en halfslachtig akkoord bereikt dat nog steeds tot problemen leidt in het handelsverkeer.

Volgens Geldschieters was de EU tijdens de onderhandelingen alleen geïnteresseerd in geld. West-Europese lidstaten bevochten elkaar om financiële bedrijven van Londen naar de eigen hoofdstad te halen. De twee auteurs zetten de Europese Unie voortdurend neer als een „politiek accumulatieregime”, een marxistische term die benadrukt dat kapitalisme draait om winstmaximalisatie voor het grootkapitaal, ten koste van arbeider en overheid. Maar dat miskent dat de EU ook draait om politieke en sociale samenwerking, en om stabiliteit in Europa – waarvan het belang sinds de Oekraïne-oorlog en de energiecrisis daarbij weer duidelijk is geworden. Ook hun stelling dat de Europese overheid alleen voor big business zou opkomen, is niet overtuigend. Het was immers juist strengere EU-wetgeving die Alt-Finance in het Leave-kamp dreef.

Een andere zwakte van Geldschieters is dat het volstaat met abstracte verhandelingen en nogal pamflettistisch overkomt. Neem deze passage: „De dominante klassen kiezen er dus niet voor om het volk er met harde hand onder te houden, zoals Rosa Luxemburg had verwacht, maar richtten technische en constitutionele waarborgen in die voorkomen dat de mensen werkelijk kunnen deelnemen aan de economische besluitvorming.”

In het VK lijkt de visie van Benquet en Bourgeron – hun Franse editie verscheen al begin 2021 – achterhaald door de feiten. Ze voorspellen dat Alt-Finance er de politieke macht zal grijpen, maar met de val van Liz Truss vorig jaar, na een luttele zes weken premierschap, is de eerste libertaire couppoging behoorlijk mislukt.

Truss stond in de top van de Conservatieve Partij het dichtst bij de euro- en klimaatscepsis van de Brexit-geldschieters en Tufton Street, een straatje in Westminster waar veel conservatieve rechtse denktanks zijn gevestigd. Maar toen haar minister van Financiën in september 2022 een enorme belastingverlaging voor de rijkste Britten voorstelde, viel dit rampzalig slecht: de financiële markten sloegen op hol en de Bank of England greep in om het Britse pond overeind te houden. Exit Truss.

Sommigen rekenen ook haar opvolger Rishi Sunak, ooit partner bij een hedgefonds, tot de libertaire vleugel van de Conservatieven, maar hij stelt zich gematigder op. Niet verwonderlijk, want de Britse economie draait slecht en zijn partij staat in de peilingen ver achter op Labour. Met actief bevorderen van ongelijkheid win je momenteel geen stemmen.